|
INSPIRATIEBRON FILETECHNIEK RIJKSWATERSTAAT ARCHITECTUUR GELUIDSSCHERM UITGAAN POLITIEK BEDRIJFSTAK FAVORIETE WEG NIEUW WEGDEK INTERNET DISCUSSIE |
Rijden tussen proppen
Technische maatregelen kunnen de capaciteit van de weg een beetje oprekken. Soms is dat net genoeg om een file te voorkomen.
PLOTSELING, ZONDER DUIDELIJKE aanleiding, moet je remmen. Dan is het langzaam voortsukkelen, maar al gauw lijkt de weg weer leeg. Even later is er een nieuwe opeenhoping van voortkruipende auto's. Vanuit de lucht is dit een fascinerend gezicht. Zo'n opeenhoping van auto's lijkt zich langzaam naar achter te verplaatsen. Terwijl de voorste auto's optrekken, groeit de prop van achter weer aan. Als het te vol wordt op de weg treden dit soort schokgolven op. Het verkeer rijdt van de ene prop naar de andere. De oorzaak van zo'n plotselinge concentratie is vaak klein. Een auto wisselt van rijstrook als het eigenlijk niet kan. Het achteropkomend verkeer moet remmen, waarmee het kwaad is geschied. Of er staat een kastje langs de weg, dat veel op een radar lijkt. De golfbewegingen die zo ontstaan, kunnen het begin zijn van een file. Veel van de filebestrijding spitst zich toe op dit eerste begin. Door de file in de kiem te smoren, kunnen ze worden voorkomen, zo is de gedachte. De moeilijkheid is dat onregelmatigheden ook ontstaan op wegen waar geen opbrekingen zijn, nauwelijks ongelukken voorkomen en de weg even breed is als elders. Onderzoeksinstituut TNO onderzocht midden jaren negentig in totaal twintig locaties waar onverklaarbare files optreden. Kleine verstorende elementen maken de automobilist al onzeker, zo bleek. Op de A2, tussen Amsterdam en Utrecht, bij Breukelen, is er eerst een rij bomen, die dicht langs de weg staat geplant, daarna een flauwe bocht, met in de verte de brug over de Oude Rijn. Dat is te veel voor het verwerkingsvermogen van de automobilist. De mogelijkheden om dergelijke subtiele verstoringen weg te nemen, zijn echter beperkt. Op andere plaatsen lukt het wel om het verkeer gelijkmatiger te laten doorrijden. Bijvoorbeeld bij het invoegen. Auto's komen vaak in groepjes aanrijden en kunnen daardoor moeilijk invoegen. Afremmen en rare manoeuvres kunnen het begin zijn van een file. Een stoplicht bij de invoegstrook zorgt ervoor dat de auto's met regelmatige tussenpozen komen aanrijden, en zo gemakkelijker kunnen invoegen. Uit metingen blijkt dat de wegcapaciteit door deze 'toeritdosering' met drie tot vijf procent toeneemt. Maar dan moet er wel een camera naast staan die overtreders vastlegt, anders stoppen auto's niet echt. Rijkswaterstaat heeft ook een tijdje geexperimenteerd met de informatiepanelen boven de snelweg, die bij een file waarschuwen dat het verkeer 70 of 90 kilometer per uur moet rijden. Normaal gaan die borden aan als er al een file staat; de waarschuwing om langzamer te gaan rijden, moet botsingen in de staart voorkomen. Het oplichten van de borden gebeurt automatisch. Meetlussen in de weg registreren precies hoeveel auto's er langs komen, en hoe hard die rijden. Voor filebestrijding moet je de snelheidsbeperkingen wat eerder inschakelen, zo was het idee. Dan kunnen onregelmatigheden in de verkeersstroom wellicht worden voorkomen, op het moment dat golfbewegingen in het verkeer dreigen. De resultaten van de proeven leverden een gemengd resultaat op: het verkeer bleek rustiger te worden door die lagere snelheid, maar iedereen ging nog wat dichter op elkaar rijden. Er ontstonden daardoor evenveel files. Wie files wil bestrijden, moet de auto's niet afremmen, maar juist zo soepel mogelijk door laten rijden. Vooral bij knelpunten is dat belangrijk, bijvoorbeeld als de weg omhoog loopt, bij het zogeheten 'ritsen' of als er een ongeluk aan de overkant is gebeurd. De politie helpt tegenwoordig bij het aanzwengelen van het verkeer. Een agent zoekt oogcontact met de bestuurder, en gebaart dan om door te rijden. Dit werkt zo goed, dat Rijkswaterstaat binnenkort gaat experimenteren met een bewegende verlichting, die het juiste tempo voor de automobilist moet aangeven. Een lint met ritmisch knipperende lichtjes, wekt de indruk van voortgang. De automobilist volgt vanzelf, zo is de hoop. Ook via de auto's zelf kunnen files bestreden worden. "De volgende stap is om volgsystemen in te bouwen in auto's'', zegt Bart van Arem, filespecialist bij Inro (onderdeel van TNO). "Er zijn al intelligente cruise controls, die de snelheid en afstand tot de voorganger kunnen regelen. Als veel mensen zo'n systeem hebben, wordt het verkeer een stuk regelmatiger.'' Uit computersimulaties blijkt dat een dergelijk effect optreedt als 40 procent van de auto's is uitgerust met zo'n kastje. Maar, zegt Van Arem, "de automobilist zelf heeft er al veel eerder profijt van. Het rijden op een drukke weg wordt er comfortabeler van. En hij gebruikt minder benzine''. Voor het optimale effect mogen auto's met cruise control maar een korte afstand aanhouden tot hun voorganger. Onze wegen zijn zo overvol, dat op de linkerbaan bij topdrukte vaak met afstanden van minder dan een seconde wordt gereden. Als de boordcomputer een grotere afstand aanhoudt, schiet je er weinig mee op. Dan ontstaat er juist sneller een file. Het rijden met korte afstand tussen de auto's is wel mogelijk als de boordcomputers met elkaar gaan communiceren. 'Ik ga remmen', seint de computer van de voorste auto. 'Oké', komt het achteruit de rij. Massaal minderen de auto's vaart, om even later weer te accelereren. 'Ik wil inhalen', zegt de vrachtwagen. 'Even wachten', vragen de achterliggers. 'Over twee minuten komt er een grote open ruimte aan'. Aan zulke systemen wordt hard gewerkt. Op het jaarlijkse wereldwijde demonstratieproject van 'cooperative driving', vorig jaar in Japan, lukte het uitstekende om auto's computergestuurd in een compacte formatie te laten rijden. Maar voor de systemen betrouwbaar genoeg zijn voor de echte snelweg, zijn we tien jaar verder.
|
NRC Webpagina's 1 februari 2001
|
Bovenkant pagina |
|