Begrippen
Het omgangsrecht kent een aantal begrippen, die een
nadere verklaring verdienen. Een overzicht:
Gezag Wanneer ouders getrouwd zijn, hebben zij samen het gezag over hun
minderjarige kinderen. Dit wordt de ouderlijke macht genoemd. Na een
scheiding krijgt een van de ouders het gezag over de kinderen. Het
belang van het kind is doorslaggevend voor de vraag wie van de ouders
dat is. De andere ouder heeft sinds 1990 het wettelijke recht op omgang
met het kind.
Co-ouderschap Als de ouders allebei voor de kinderen willen blijven
zorgen, kunnen ze de rechtbank vragen uit te spreken dat de ouderlijke
macht na de echtscheiding wordt voortgezet. Dit wordt ook wel
co-ouderschap genoemd. Steeds meer ouders maken van deze uitzondering
gebruik. Vorig jaar vroeg 27 procent van de scheidende echtparen
handhaving van het gezag aan. Hiervoor moet wel aan een drietal
voorwaarden zijn voldaan:
1 er is een gemeenschappelijk verzoek van de ouders;
2 er moet een goede verstandhouding tussen de ouders zijn;
3 het moet in het belang van het kind zijn.
Beschikking De benoeming van de gezagsouder geschiedt in principe bij de
echtscheidingsbeschikking in de nevenbeschikkingen. In de praktijk
gebeurt het meestal bij een latere uitspraak. De ouders worden door de
rechtbank opgeroepen voor een speciale zitting om over voogdij,
alimentatie en omgangsregeling afspraken te maken. De rechter stelt
vragen en beslist over het gezag. Hij kan de beslissing aanhouden,
bijvoorbeeld in afwachting van een rapport van de Raad voor de
Kinderbescherming. In de tussentijd gelden voor deze onderwerpen
voorlopige voorzieningen.
Raad voor de kinderbescherming De raad is een overheidsinstelling die
valt onder het ministerie van Justitie. Hij heeft als taak het geven van
adviezen, het doen van onderzoek en het indienen van verzoeken aan de
rechter. De rechter kan de raad om advies vragen in echtscheidingszaken.
De raad stelt in zo'n geval een onderzoek in naar de situatie van ouders
en kind. Het rapport gaat terug naar de rechter en die neemt vaak het
advies van de raad over.
Omgangsregeling De niet-gezagsouder kan de omgang slechts worden ontzegd
op basis van vier wettelijke gronden. Wanneer omgang ernstig nadeel
oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
wanneer de ouder ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden
geacht tot omgang; wanneer een kind ouder dan twaalf jaar bij zijn
verhoor door de rechter van ernstige bezwaren tegen omgang met de ouder
heeft doen blijken; wanneer omgang anderszins in strijd is met
zwaarwegende belangen van het kind.
Ontzetting De wet kent twee mogelijkheden om één of beide
ouders de ouderlijke macht te ontnemen: door ontheffing van of
ontzetting uit de ouderlijke macht. Ontheffing heeft plaats als de ouder
wel voor het kind wil zorgen, maar daartoe niet goed in staat is.
Onzetting gebeurt als de ouder misbruik maakt van de ouderlijke macht of
als er sprake is van grove verwaarlozing van het kind. Tot ontheffing en
ontzetting wordt door de rechtbank besloten op verzoek van de Raad voor
de kinderbescherming of op vordering van de officier van justitie.
|