|
KAMERADEN OPLEIDING KAZERNE CULTUUR INTERVIEW BEDRIJFSBRANDWEER PORTRETTEN VERZAMELAARS POLITIEK CIJFERS ORGANISATIE INTERNET |
Geen helden maar kameraden
Het werk van de brandweer wordt kritisch gevolgd. Blussen en redden worden gewogen. Dat schrikt af, maar onjuist vinden betrokkenen het niet.
DE VRAAG komt bijna als terloops aan de orde in één van de acht moeilijk leesbare inspectierapporten over de vuurwerkramp in Enschede, mei vorig jaar. Waarom heeft de commandant van dienst zo laat gereageerd? staat vermeld in een ingewikkeld schema achterin het rapport. De betrokkene zal daar onvermijdelijk uit opmaken dat er kritiek is op zijn functioneren. Niet zo vreemd want bij de enorme explosies op die zonnige zaterdagmiddag kwamen vier brandweermannen om het leven. Uit de vragen in het rapport van de inspectie blijkt ook dat nog onduidelijk is hoe het zover kon komen. De inspecteurs van Binnenlandse Zaken willen weten wat deze brandweermannen hebben gedaan in de minuten voor hun dood. Over een van de slachtoffers wordt gemeld: "Het is waarschijnlijk dat hij grotendeels aan een hogedrukstraal heeft gestaan, doch zijn collega's kunnen dat niet bevestigen.'' Deze ramp binnen een ramp wordt intern verder onderzocht en zal ongetwijfeld ook aandacht krijgen in het rapport van de commissie-Oosting dat midden volgende week verschijnt. De politie heeft er al wat langer ervaring mee, maar de laatste jaren ondervindt ook de brandweer dat ze kritisch op de vingers wordt gekeken. Door de 'eigen' mensen, maar ook van buitenaf. In Amsterdam werd het rijden door rood en het daardoor veroorzaken van een ongeluk door de rechter getoetst en over enkele dagen zal de militaire rechtbank in Arnhem uitspraak doen in de zaak tegen twee officieren van de luchtmacht die betrokken waren bij het ongeluk met de Hercules C130 op het vliegveld van Eindhoven, vijf jaar geleden. Behalve de Belgische bemanning kwam daarbij vrijwel het gehele muziekkorps van de Nederlandse landmacht om het leven "Hier hebben we de spagaat goed te pakken'', zegt ing. G. van Strien, baas van de directie Brandweer en Rampenbestrijding van het ministerie van Binnenlandse Zaken, in het bijzonder doelend op de Arnhemse rechtzaak. Het Openbaar Ministerie heeft daar de brandweercommandant het verwijt gemaakt dat hij zich met zijn mannen te veel heeft geconcentreerd op het bluswerk en te laat begon met het redden van slachtoffers. Van Strien, jarenlang zelf brandweerofficier in Tilburg en commandant in Eindhoven, volgt het strafproces nauwlettend. In zijn ruime kamer op de veertiende verdieping van het departement zegt hij: "Iedereen staat op scherp, vraagt zich af hoe dit zal aflopen.'' De spagaat als metafoor, Van Strien herkent daar zeker de soms penibele, onmogelijke positie van de brandweerman in. "Als je naar eer en geweten hebt gehandeld voelt het vreemd, ja onrechtvaardig aan dat de rechter achteraf gaat bepalen of het wel helemaal goed is gegaan'', zegt de hoogste brandweerman van Nederland. Onjuist of onredelijk vindt hij dat niet, want hij laat er direct op volgen: "Als je opgeleid bent om a, b en daarna c te doen en je doet het niet, dan moet je dat toch willen uitleggen.'' Het hoort voor hem helemaal bij de voortgaande professionalisering en toename van het aantal taken. "De brandweer is veranderd in een brede veiligheidsorganisatie, die het accent legt op het voorkómen van ongelukken. Het inzicht is nu veel meer dat repressie, het blussen van de brand, niet meer het belangrijkste moet zijn.'' Directeur P. van Lochem van het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) in Arnhem is evenmin ondersteboven van de kritische beoordeling die de samenleving aan de dag legt. "Historisch gezien heeft de brandweer het nogal gemakkelijk gehad. Ook als het pand tot aan de grond was afgebrand had ze het altijd goed gedaan'', aldus Van Lochem. De vergaande juridisering zorgt voor onrust binnen de korpsen. Dat erkent ook Van Lochem. Hij vraagt zich af of de rechter er steeds aan te pas moet komen. De Nibra-directeur riep liever een soort tuchtraad voor de brandweer in het leven, die dan een eerste toetsing zou kunnen doen. Dat sluit volgens hem ook goed aan bij de cultuur binnen de brandweer. Van Lochem: "In ieder korps wordt direct na een actie stevig gediscussieerd en zeker als er iets mis is gegaan wordt de vraag gesteld hoe dat nou kon.'' Vraag jongens van een jaar of zes wat ze willen worden en het antwoord luidt: brandweerman of piloot. De felrode spuitwagens oefenen nog altijd een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. En niet alleen op kinderen, zoals ieder jaar weer blijkt op demonstratiedagen. Van Strien heeft als commandant zo vaak geconstateerd dat een brand en derhalve ook het optreden van de brandweer een groot publiek trekt. "Maakt niet uit hoe laat, zelfs midden in de nacht komt iedereen er op af.'' Voor de Nibra-directeur is dat een zeer herkenbaar beeld. Op de vraag of juist brandweerlieden een bijzondere fascinatie voor vuur hebben, zegt hij: "Dat fascineert iedereen, een heel menselijk trekje. Bij brandweermensen is dat niet sterker dan bij anderen.'' Nee, er is nog iets anders dat brandweerlieden kenmerkt en dat voert terug tot de oorsprong. Aanvankelijk was het blussen van branden een vorm van burenhulp. Met z'n allen in de rij om de gevulde emmertjes door te geven. Nadat in vroeger eeuwen grote delen van steden waren verwoest door het vuur werd daar besloten om de brandbestrijding wat beter te organiseren. In enkele grote steden kwam een korps van vrijwilligers. Maar de echt grote sprong werd gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen werd de brandweer in de meeste Nederlandse gemeenten pas goed georganiseerd. De brandweer bestond voor het grootste gedeelte uit vrijwilligers en ook nu nog, zo schat Van Strien, is hun aandeel zo'n 80 procent. De korpsen in de grote steden zijn vrijwel geheel bemand met beroepskrachten, in andere plaatsen bestaat een mengvorm: overdag beroepskrachten, in de avond of nacht kan een beroep worden gedaan op vrijwilligers. De kosten zouden enorm stijgen wanneer de brandweer uitsluitend met beroepskrachten zou werken. Overigens ontvangen vrijwilligers wel een uurvergoeding voor hun inzet. Van Strien meent dat kritiek en juridisering niet alleen menige brandweerman zenuwachtig hebben gemaakt, ook de vrijwilliger die zich zou willen melden, aarzelt nu. Het aantal vacatures over het hele land is volgens Van Strien nog nooit zo hoog geweest: 1.700. Terwijl het nog niet lang geleden heel normaal was dat de vrijwilligers op een wachtlijst werden gezet, zo groot was de toeloop. "Wat vroeger gold, is nog steeds van toepassing: je kiest voor de brandweer uit idealisme, gemeenschapszin. Men wil iets bijdragen aan de samenleving, al geldt voor menigeen ook wel het avontuur waar je dan ook nog voor betaald wordt. Maar de vrijwilliger zegt nu toch vaker: wacht even, gemeenschapszin heeft zijn grenzen.'' Binnen de korpsen, maar vooral binnen de beroepsorganisaties wordt hierover gediscussieerd. Dat kan ook heel gemakkelijk, want, zoals Van Lochem zegt, brandweerlieden zijn altijd uit op verbetering. "Tot op het irritante af.'' En het beeld van de brandweer als grote familie waar alles wordt bedekt met de mantel der liefde, past volgens hem niet meer. "Misschien dat het hier en daar voor kleinere korpsen nog van toepassing is, maar dat zal ook gauw voorbij zijn. De brandweer als club is immers niet alleen maar bezig met oefenen in blussen, ze zal steeds vaker met andere organisaties, zoals ambulance, politie, moeten samenwerken. Dat werkt een meer gewone, zakelijke opstelling in de hand'', meent Van Lochem. Wat hem wel opvalt is de kameraadschappelijke omgang binnen een korps, maar daarin schuilt volgens hem geen gevaar. Integendeel, het houdt eerder een gevaar buiten de deur: "De held willen uithangen is een contra-indicatie om bij de brandweer een aanstelling te krijgen.'' Het grote aantal vacatures heeft de Nibra-directeur nog niet in paniek gebracht. "De werving voor officieren is niet teruggelopen, daar zien we eerder een toenemende belangstelling. Men vindt de brandweer duidelijk een interessante organisatie.'' Van Lochem verwacht dat die organisatie op korte termijn net als de politie dat heeft gedaan meer publieksgericht zal gaan werken. "De brandweer moet uit de kazerne, meer de straat op. Adviseren, controleren. Zodat voor iedereen duidelijk wordt dat we blijkbaar een aandeel hebben in die veilige samenleving.''
|
NRC Webpagina's 22 februari 2001
|
Bovenkant pagina |
|