|
afleveringen MET UW WELNEMEN MARTEN TOONDER PERSONAGES BOMMELDINGEN OEUVRE BOVENSTE TIEN INTERVIEWS DICHTBUNDEL KOOKBOEK BEGRIPPEN |
Met uw welnemen
Folkert Jensma
'Een heer van stand doet afstand', zo luidde een kop op de voorpagina van NRC Handelsblad op 20 januari 1986. Op die datum verscheen de slotaflevering van Het einde van eindeloos, de laatste strip die Marten Toonder over Olivier B. Bommel heeft geschreven. Daarna begon Bommel in deze krant aan een langdurig afscheid met herhalingen van oude verhalen. Gisteren werd het vertrek van Bommel uit de kolommen beklonken, wederom met Het einde van eindeloos. O.B. Bommel is misschien wel de belangrijkste stripheld in de Nederlandse literatuur geweest. Hij is in zeker twintig talen en dialecten vertaald, in 21 landen gepubliceerd en heeft miljoenen lezers intens genoegen bezorgd. Bommel is een begrip, een industrie, een liefdesobject. Bommel is cult geworden. De altijd onbegrepen, door het leven gekwelde Heer van Stand riep gevoelens van deernis en vertedering op. Zijn avonturen kwamen uit de toverlantaarn van de fantasie, maar de schijnwereld van Bommel was voor velen levensecht. Alleen al aan het afscheid van Bommel in 1986 zijn talloze publicaties gewijd, met als bijzonder hoogtepunt een kleurenbijlage van Vrij Nederland in mei '86. Daarin bespreken 17 vakgenoten 'hun' personages uit de Bommelstrip: Bram Peper over burgemeester Dickerdack, John Halvemaan over Joost, dr. R.H. van den Hoofdakker over drs. Zielknijper, enz., enz. Er bestaan bibliofiele uitgaven van het verzameld werk, gewone uitgaven, bibliografieën, biografieën, studies, catalogi, illegale drukken, brochures, pamfletten, Bommelprijzen, tentoonstellingen, souvenirs, Bommel- en Tom Poesproducten. Het debat over de vraag 'Is Bommel literatuur' werd beslecht door literair uitgeverij De Bezige Bij die in 1967 begon met het verzameld werk. Bommel en Tom Poes zijn zakelijk tot de laatste snik geëxploiteerd: van kattenvoer tot vloerkleden, Bommel en Tom Poes zijn in hardplastic en aardewerk vereeuwigd naast Goofy en Donald Duck. Het laat zich allemaal begrijpen als een eerbewijs aan het artistieke en zakelijke talent van Toonder en vormt een afspiegeling van de tomeloze genegenheid voor Bommel. In 1938 werd Tom Poes ontwikkeld als hoofdfiguur van een kinderstripverhaal waarin Ollie B. Bommel ten slotte de hoofdrol ging vervullen. Aanvankelijk dook hij erin op als figurant. Bommel moest er het prototype van de rijke Amerikaan voorstellen, in een luid jasje met vreemde manieren - een dommig type in een te ruime pels. Al gauw ontwikkelde Ollie zich tot Olivier B. Bommel, waarbij de B. voor Berendinus zou staan. De eerste Bommelstrip verscheen in 1941 in De Telegraaf. De Nieuwe Rotterdamsche Courant begon in 1947 met de publicatie van de avonturen van Bommel en Tom Poes. Het werd een beeldverhaal voor volwassenen, waarin de tijdgeest subtiel werd becommentarieerd en wanverhoudingen aan de kaak werden gesteld. Van een schreeuwerige avonturier was Bommel veranderd in een luie rijkaard, die zich in het moderne leven staande moest zien te houden. Uit een erfenis beschikte hij over een voorvaderlijk slot, een bediende, Joost, en 72 meter boeken. Zijn Amerikaanse achtergrond schemert nog door in de herkomst van zijn kapitaal. Zijn vader zou een oliebron in de achtertuin hebben gehad. Bommel was dus import, een nouveau riche, die zich haastig voorvaderlijk porselein aanschaft op de dag voordat de echte adel op bezoek komt - buurman Querulijn Xaverius markies de Canteclaer van Barneveldt. Het is een van zijn aanbiddelijkste eigenschappen: voortdurend moeten improviseren om zijn stand te kunnen ophouden. Voor het overige bestaat Bommel uit een forse dosis overmoed, zelfbeklag, angst en ijdelheid. Centraal in zijn leven staat het begrip 'heer'. Dat is iemand die de gulden middenweg heeft gevonden tussen burgermansfatsoen, tomeloze vrijheidsliefde en de behoefte aan een comfortabele leunstoel. In zoverre zijn de Bommelverhalen dan ook geruststellend. Er zijn 154 originele verhalen in deze krant gepubliceerd die ruwweg variaties zijn op een tiental basisverhaallijnen. Door M. van Amerongen, een van zijn weinige critici, is het Bommelverhaal als volgt neergesabeld: ,,Op bladzijde één meldt zich een kabouter bij slot Bommelstein. Hij overhandigt de heer des huizes een magisch voorwerp. Bommel, ijdel en messianistisch, stort zich van de ene ramp in de andere. Tom Poes, het Prinzip Verstand, redt hem met een list. Ten slotte presenteert de bediende Joost een eenvoudige maar voedzame maaltijd.'' Maar dat geeft uiteraard allemaal niets. Steeds weer wilde de lezer weten wat de iksel, de draadhippel, het haljavuurtje, de zwelbast en de zazeltalisman eigenlijk zijn en wat ermee zou gaan gebeuren. Daartoe worden de talloze herhaalzinnen voor lief genomen: 'Ach mallerd, met uw welnemen, daar zit iets achter, wat enigjes, hm, als je begrijpt wat ik bedoel, ei ei, als u mij wilt verschonen.' Enzovoort, enzovoort. Voor de liberale gemeente in Nederland had Bommel een extra aantrekkingskracht. Als het 'goede leven' er zó niet zou uitzien, hoe dan wel? De maatschappelijke verhoudingen in de wereld van Bommel waren bovendien van een burgerlijke eenvoud. In die zin woonde Bommel in Utopia, waar het haardvuur altijd knappert, Joost bedient en brigadier Snuf salueert. Als echte liberaal werd Bommel een apolitieke grondhouding toegedicht, die hij in het verhaal Wegwerk aldus uitte: ,,Wat?! Politiek? Ik weet niet eens wat het is! Niet dat ik het niet weet, natuurlijk, maar ik zou het zo gauw niet kunnen zeggen, als je begrijpt wat ik bedoel!!'' Het ging bij Bommel, net als in de meeste liberale partijen, om de menselijke verhoudingen. Toch was Toonder wel degelijk maatschappelijk betrokken. In Wegwerk kwam het IJzeren Gordijn voor, de 'nozems' behandelde hij in De Nozellarven en onverdraagzaamheid vormde het thema van Het boze oog. In De Talisman en De Pikkinring bekleedt Bommel zelfs kortstondig een ministerspost, maar een succes wordt dat niet. De macht in Rommeldam is vast in handen van overheid en bedrijfsleven - ambtenaar Dorknoper, burgemeester Dickerdack, commissaris Bas. De Kleine Club vertegenwoordigt het establishment, Amos W. Steinhacker het grootkapitaal, Grootgrut de middenstand. O.B. Bommel vertegenwoordigt zichzelf en daaraan heeft hij zijn handen vol. Marten Toonder heeft van begin af aan een mythe gevormd door Bommel als een natuurkracht neer te zetten, op wiens lot hij niet veel invloed had. Het was niet Toonder die Bommel schreef. Toonder deed slechts verslag van wat Bommel overkwam. Bommel was wat Toonder betreft ,,te groot voor mijn denkraam''. ,,Ik heb me er dan ook bij neergelegd, dat ik alleen maar situaties kan scheppen en geen verhalen. Want de verhalen worden gemaakt door deze figuur uit de fabelwereld, die door zijn status ver uitsteekt boven de plaatjestekenaar en tekstschrijver.'' Van begin af aan ging Bommel dus op de loop met de auteur, en daarna met iedereen die hij tegenkwam. Bommel was een fabel, een sprookje dat nooit uit mocht zijn, een gecombineerde verschijning uit Winnie the Pooh en Reinaert de Vos. Maar hij was ook een knuffelbeer die iedereen kon koesteren en die zich tot iedereen gemakkelijk aangetrokken voelde. Misschien was het daarom zo makkelijk zich door Bommel te laten annexeren. En is het zo moeilijk Bommel los te laten.
|
NRC
Webpagina's
|