TECHNOLEASE
NIEUWS &
ACHTERGRONDEN
DISCUSSIE & OPINIE
KAMERSTUKKEN
Artikelen:
1997
1996
1995
1994
|
1996
20 december - 30 oktober 1996
4 oktober - 23
januari 1996
22 - 18 januari
1996
DATUM: 20 December 1996
PAGINA: eco 16
KOP: Wijers: Rekenkamer ging te ver
AUTEUR: Door een onzer redacteuren
TEKST: DEN HAAG, 20 DEC. Minister Wijers (Economische Zaken)
neemt niets terug van zijn kritiek op het rapport van de Algemene
Rekenkamer over staatssteunoperaties. Dat blijkt uit antwoorden van het
kabinet op vragen van de Tweede Kamer over het kritische rapport
Financiële relaties met grote ondernemingen dat de Rekenkamer op 30
oktober publiceerde.
Wijers noemt het rapport onnauwkeurig, onvolledig, feitelijk onjuist,
suggestief, eenzijdig, disproportioneel en niet verantwoord. Hij liet
zich in een emotionele reactie direct na het verschijnen van het rapport
ook zo uit, maar maakte daarvoor later excuses. Afgelopen dinsdag had
het kabinet een volgens premier Kok ,,sfeerverbeterend'' gesprek met het
college van de Rekenkamer. De Rekenkamer onderzocht vijf steunoperaties
van de overheid met Nedcar, DAF en Fokker en kwam daarbij tot de
conclusie dat in geen enkel geval sprake was van enige planmatigheid.
Zo zouden de ministeries van Economische Zaken en Financiën steun
verlenen zonder vooraf doelstellingen vast te leggen op bijvoorbeeld het
gebied van de werkgelegenheid. Wijers vindt dat het grootste deel van
het rapport over steunoperaties gaat die wat het kabinet betreft hooguit
een ,,financiële relatie'' betreffen. Daarbij is ,,behoud of
stimuleren van werkgelegenheid een afgeleide doelstelling; primair gaat
het om rendementsherstel''. Eén van de onderzochte gevallen is de
zogenoemde technolease-constructie die Fokker overeenkwam met de
Rabobank. De laatste kan daarbij een fiscaal voordeel halen dat volgens
de Rekenkamer ,,de vermogensversterking aan Fokker in zeer ruime mate
overschrijdt''. Het kabinet laat na de vraag van de Kamer te
beantwoorden om welk bedrag het hierbij gaat. Fiscale analisten menen
dat de technolease de belastingbetaler 800 miljoen à 1 miljard
gulden heeft gekost. Volgens Wijers heeft de Rekenkamer met de
publicatie de grenzen van vertrouwelijkheid in ten minste twee gevallen
geschonden. In een vertrouwelijk deel van zijn antwoord noemt hij een
passage die wat hem betreft nooit openbaar had mogen worden. Wijers
meent dat de Rekenkamer met de publicatie op de stoel van de rechter is
gaan zitten.
DATUM: 12 December 1996
PAGINA: eco 23
KOP: Rekenkamer door ministeries gehinderd
AUTEUR: Door een onzer redacteuren
TEKST: DEN HAAG, 12 DEC. De Algemene Rekenkamer meent dat het
door Financiën en Economische Zaken is tegengewerkt bij het
onderzoek naar staatssteunoperaties. Dat blijkt uit antwoorden van de
Rekenkamer op vragen van de Tweede Kamer na het in oktober verschenen
rapport 'Financiële relaties met grote bedrijven'.
In dit rapport laat de Rekenkamer zich vernietigend uit over de wijze
waarop financiële steun is verleend aan Fokker, NedCar en DAF.
Voornaamste conclusie is dat nimmer van planmatigheid sprake was. De
Kamer wilde weten of de Rekenkamer alle gevraagde stukken van het
kabinet heeft ontvangen. De Rekenkamer: ,,Tijdens het onderzoek hebben
de onderzoekers meermalen archiefmateriaal ontdekt waarvan het bestaan
in eerste instantie was ontkend. Een aantal expliciet bij het
Ministerie van Financiën opgevraagde stukken is ondanks
herhaaldelijk aandringen niet verkregen.'' Het ging hierbij om
documenten van de belastinginspecteur in Amsterdam die betrekking hadden
op de zogenoemde technolease-constructie. Hiermee nam de Rabobank de
technische kennis over van vliegtuigbouwer Fokker die deze weer terug
leaste. Deze constructie, die de staat bijna een miljard gulden aan
gederfde belastinginkomsten kostte, wordt inmiddels niet meer
geaccepteerd door de Belastingdienst. Volgens het ministerie is de
weigering hierover informatie te verschaffen gebaseerd op wettelijke
maatregelen waarin de geheimhouding van belastinggegevens is geregeld.
Uit de antwoorden van de Rekenkamer blijkt wel dat ambtenaren van de
directie Directe belastingen van Financiën kritisch over de
technolease waren toen deze aan de orde kwam. Zij vonden ,,de prijs
voor deze wijze van steunverlening onevenredig hoog'' en ,,ruim buiten
het mogelijke en toelaatbare''. Verder meenden ze dat het de Rabobank
niet ging om de kennis maar ,,om de fee''.
DATUM: 21 November 1996
PAGINA: opinie 10
KOP: Technolease tot bodem uitzoeken
AUTEUR: Harry van Wijnen; Harry van Wijnen is redacteur van
NRC Handelsblad.
TEKST: Er is nog nooit een verslag van de Algemene Rekenkamer
over het uitgavenbeleid van de overheid gepubliceerd dat geen felle
verweren van de regering heeft uitgelokt en ministers van woede niet in
de gordijnen heeft gejaagd. Het recente rapport 'Financiële
relaties met grote ondernemingen', waarin de Rekenkamer harde noten
kraakt over de steunverlening aan Fokker, DAF en Nedcar, vormt daarop
geen uitzondering.
Ook de schoten voor de boeg van premier Kok, die de Rekenkamer de oren
wil wassen omdat zij sommige 'bedrijfsgeheimen' niet heeft ontzien,
passen in die traditie, evenals de luidruchtige boosheid van minister
Wijers van Economische Zaken over de kritiek van de Rekenkamer op zijn
voorgangers. Dat de minister van EZ moord en brand heeft geschreeuwd, is
overigens een gezond teken. Het duidt erop dat de kritiek van de
Rekenkamer op een aantal steunmaatregelen bij de regering een gevoelige
snaar heeft geraakt en dat zij is aangekomen. Het markantste voorbeeld
daarvan leveren de zware woorden van de minister over de
technolease-passages. Technolease is de ondoorzichtige constructie
waarvan Philips, Fokker en in het bijzonder de Rabobank grote, doch
niet geopenbaarde fiscale voordelen hebben getrokken. Fokker gebruikte
die sale and lease back-constructie in 1994 om zijn technologische
kennis aan de Rabobank te verkopen en die vervolgens in huur terug te
krijgen. Dat leverde Fokker een vermogensversterking van ruim
vierhonderd miljoen gulden op die de noodlijdende vliegtuigenfabriek in
staat stelde zijn verliezen op te vangen. De Rabobank werd er ook niet
minder van. Met de nieuw verworven kennis deed ze weliswaar niets, maar
het was haar ook alleen te doen om de afschrijving ten laste van de
winst. Hoeveel belastingvoordeel (vermindering aanslag
vennootschapsbelasting) daarmee gemoeid was, heeft de Rekenkamer niet
mogen openbaren. Maar de aanduiding van een 'disproportioneel'
belastingvoordeel dat de koopsom 'in zeer ruime mate overschrijdt' is
veelzeggend genoeg. Opmerkelijk zijn ook de conclusies die de president
van de Rekenkamer, mr. H.E. Koning, aan de hele opzet heeft
verbonden. In plaats van een schrobbering van premier Kok, die van
mening is dat Koning hiermee buiten zijn boekje is gegaan, verdienen
Konings conclusies nader parlementair onderzoek, op grond van een
gerechtvaardigd vermoeden van oneigenlijke belangenverstrengeling.
Volgens Koning is de technolease-constructie in strijd met de wet en de
fiscale jurisprudentie. De directeur-generaal der Belastingen en de
staatssecretaris van Financiën vinden dat ook, maar zijn door het
kabinet overruled. De deal is derhalve tegen de waarschuwingen van de
belangrijkste fiscale adviseurs in doorgegaan (doorgedrukt), niet op
grond van argumenten, maar van belangen. Jammer genoeg zijn die belangen
in het rapport niet bloot gelegd. De Rekenkamer doet wel enkele
observaties die in een bepaalde richting wijzen, maar als ze die verder
zou hebben uitgewerkt was ze op verboden terrein gekomen. Want het
gaat hier om een veronderstelde politieke belangenvervlechting tussen
het parlement en de banken, en dat is het politieke domein van de Kamer,
waar de Rekenkamer niets te zoeken heeft. Een aanwijzing daarvoor
vinden we in een zinsnede in het rapport (blz. 39), dat de
bewindslieden van Financiën er eind april 1994 op gewezen werd
,,dat enkele Kamerleden geraadpleegd waren door Fokker/Rabobank en dat
zij aangedrongen zouden hebben op spoed ten aanzien van de technolease,
omdat na de verkiezingen (3 mei 1994) de constructie wellicht niet meer
zou kunnen rekenen op voldoende politieke steun''. De Rekenkamer
interpreteert de gebeurtenissen niet nader, maar zelfs een vreemdeling
in Jeruzalem zou hier het vermoeden krijgen dat er een verstekeling van
de Rabobank met een van de regeringsfracties in de Kamer is meegevaren.
Het is bekend dat er van oudsher onduidelijke banden hebben bestaan
tussen de bankwereld en de Kamer, ook tussen de Rabobank en de Kamer.
Maar aangezien sommige banden geen officiële status hebben, zijn
lang niet alle banden geregistreerd. Parlementaire veteranen heugen
zich nog een symptomatisch incident tussen de minister van
Financiën en de KVP-fractie waarbij de banden tussen de
woordvoerder van de katholieke fractie en de Boerenleenbank tijdens de
behandeling van de Wet Toezicht Kredietwezen 1978 een rol speelden.
Minister Duisenberg bemerkte eerst tot zijn ongenoegen dat hij in de
tweede termijn met andere argumenten bestreden werd dan in de eerste
termijn en ontdekte vervolgens tot zijn verontwaardiging dat de
KVP-woordvoerder Van Amelsvoort (regeringscoalitie) achter de groene
gordijnen nieuwe informatie van 'zijn' bank had gekregen. Diens
'informele' adviseursfunctie bij de bank was tot dan toe aan de regering
noch aan de Kamer bekend. De woordvoerder was vóór zijn
benoeming tot lid van de Kamer afdelingsdirecteur van de Boerenleenbank
geweest en was in zijn parlementaire betrekking 'zoals te doen
gebruikelijk' met zijn oude bank verbonden gebleven. Het verhinderde
hem niet om in de volgende parlementaire periode op te klimmen tot
staatssecretaris van Financiën.
DATUM: 19 November 1996
PAGINA: eco 17
OPMERKINGEN: Foto: Drs. H. Wijffels, voorzitter van de hoofddirectie
van de Rabobank. (Foto NRC Handelsblad/Vincent Mentzel); Infographic:
Structuur Rabobank
KOP: Achter de dijken groeit Rabobank uit tot
financiële reus
AUTEUR: Door Menno Tamminga
TEKST: De financiële sector is stilletjes begonnen aan een
nieuw samenklonteringsproces. Na banken onderling, verzekeraars met
elkaar en banken met verzekeraars komen nu ook de pensioenbeheerders in
beeld. Een gesprek met drs. H. Wijffels, sinds tien jaar aan het roer
bij de Rabobank, over concurrentie, concentratie, de 'superaftrek' van
Fokker en het opbreken van de bank. ,,Zolang niet alles voor niets is,
is niet iedereen tevreden.''
De Rabobank sleepte twee jaar geleden een belastingbate in de wacht die
volgens de Algemene Rekenkamer ver uitging boven de 420 miljoen gulden
die Fokker kreeg in ruil voor de verkoop van een deel van zijn
technische kennis, een zogeheten technolease transactie. Heeft de
Rabobank niet gewoon een slaatje geslagen uit de problemen van Fokker?
Een glimlach krult om de lippen van voorzitter drs. H. Wijffels van de
hoofddirectie van de Rabobank. De Rekenkamer die de betrokken ministers
twee weken geleden gispte over de steunverlening aan bedrijven als
Fokker en DAF, mocht het bedrag van Rabo's superaftrek niet noemen.
Wijffels doet het ook niet. ,,De overheid heeft ons, net als eerder bij
Philips, gevraagd of wij de technolease bij Fokker wilden financieren.
Op dat verzoek hebben wij positief gereageerd. Wij hebben altijd
buitengewoon trouw belasting betaald en wij maken een groot deel van
onze winst in Nederland. Wij hebben er een zakelijk voordeel bij
gehad, zoals in de markt gebruikelijk is.'' Maar er was maar
één eerder geval, Philips. Dat is toch geen markt te
noemen? ,,Er zijn veel meer constructies waarbij een bedrijf gebruik
maakt van de fiscale capaciteit van een bank. Daar bestaat een markt
voor.'' In de verhouding tussen bedrijven, vrije markt en overheid zijn
de verschuivingen nauwelijks nog bij te houden. De overheid
privatiseert, van de verkoop van aandelen KPN tot en met het steunbeleid
aan probleembedrijven als Fokker. De overheid breekt kartels en trekt
zich terug uit delen van de verzorgingsstaat. Voor de financiële
bedrijfstak beginnen gouden tijden: de verzorgingsstaat wordt een
particuliere verzekeringsstaat. De transacties met Fokker en Philips
hebben de Rabobank op de kaart gezet als een bank die al lang niet meer
alleen een boerenbank is. ,,Een op de twee Nederlanders is klant bij
de Rabobank'', weet Wijffels. De Rabobank is een van de grootste
belastingbetalers in Nederland, en daarom de voor de hand liggende
partner voor de 'superaftrek' van de Fokker-lease. Met ruim 37.000
werknemers is de bank (vorig jaar ruim 1,4 miljard gulden netto winst)
ook een van de grootste werkgevers in de private sector. Meer dan ABN
Amro en ING die door spectaculaire overnames in het buitenland en
internationale effectentransacties de aandacht trokken, is de Rabobank
bij uitstek een bank achter de dijken. Met bijbehorende symboliek. Het
portret van de koe op Wijffels' kamer op Rabo's hoofdkantoor in
Utrecht, die ooit de voorpagina van de Wall Street Journal haalde, heeft
enige tijd geleden plaats gemaakt voor een rivierlandschap met gezicht
op Zutphen. ,,Sinds ik in het midden van het land woon, heb ik het
rivierenlandschap steeds meer leren waarderen.'' Wijffels, prominent
lid van het CDA, staat sinds tien jaar aan het roer bij de
coöperatieve gigant. Een bankier op het kruispunt van private
geldstromen en maatschappelijk opinies. Als hij achter zijn lege bureau
over het coöperatieve karakter van de Rabobank praat, maakt hij
handbewegingen die elk moment kunnen overgaan in een klaterend applaus.
De privatiserende en terugtrekkende overheid laat steeds meer
werkterreinen braak vallen voor de Rabobank. Twee generaties geleden,
in 1960, opende de coöperatieve boerenbanken hun eerste kantoren in
het verstedelijkte west-Nederland. In 1981 opende de inmiddels tot
Rabobank gefuseerde landbouwbanken haar eerste buitenlandse kantoor (in
New York). Dat zijn er nu meer dan 80. Inmiddels lijkt de bank
opgenomen in de maalstroom van fusies en overnames die het bedrijfsleven
op dit moment eigen is. Achterelkaar volgde dit jaar de overname van
vermogensbeheerder Robeco (plus 1 miljard gulden investering), de
aankoop van participatiemaatschappij Gilde (plus een investering van 1,5
miljard gulden) en - twee weken geleden - gesprekken over samenwerking
met een van de grootste pensioenbeheerders in Nederland, PVF. Een
alliantie met PVF, een uitvoerder van pensioenregelingen en vut-fondsen
met zo'n 40 miljard gulden vermogen onder beheer, kan de basis leggen
voor een financiële supermarkt plus groothandel die zijn weerga in
Nederland niet kent.Een bank, een verzekeraar, een vermogensbeheerder,
een participatiefonds en straks wellicht ook een intensieve relatie met
een grote pensioenbeheerder. Gemeten naar het beheer van het belegd
vermogen overtreft de Rabobank een superbelegger als het
ambtenarenpensioenfonds ABP (ruim 220 miljard) dan ruimschoots. ,,De
ziektewet, het nabestaandenpensioen, de WAO, straks wellicht ook het
pensioen, zijn allemaal dingen die deels vrijvallen voor de private
sector'', observeert Wijffels. ,,De overheidsverantwoordelijkheid
verschuift naar de particuliere sector, naar nieuwe typen behoeftes,
naar nieuwe aanbieders. Je ziet al dat pensioenfondsen en verzekeraars
meer op elkaar gaan lijken. De aanbieders van die verschillende
diensten kruipen naar elkaar toe.'' Op dat grensvlak heeft Interpolis
verzekeringsexpertise aan te bieden, de Rabobank kan zijn ervaring op
financiële markten inbrengen en PVF heeft zijn pensioenrelatie met
verzekerden, bij wie in de toekomst via het fijnmazige kantorennetwerk
van de Rabobank nog meer financiële produkten afgezet kunnen
worden. Als partner is PVF extra aantrekkelijk omdat het bedrijf, dat
enkele jaren geleden verzelfstandigd werd uit de GAK-pensioenfondsen,
geen winstoogmerk voor aandeelhouders heeft. Net als de Rabobank zelf.
Net als Interpolis. Net als Robeco. De voorliefde voor zulke
(semi)coöperatieve bedrijven zonder rendementseisende
aandeelhouders blijkt heel diep te zitten. Wijffels verontschuldigt
zich voor zijn handelsmerk: de brede blik op actuele ontwikkelingen.
,,Een wat filosofische noot. Dit is de eeuw van de emancipatie.De
massa's hebben zich economisch ontwikkeld, en zijn zelfstandig geworden.
De van bovenaf geformaliseerde collectiviteiten zijn opgelost. Mensen
willen zelf keuzes maken. Dat is het uitvloeisel van een
maatschappelijke ontwikkeling die wij bewust hebben nagestreefd.'' De
verwarring die daarmee gepaard gaat, is dagelijks zichtbaar. Aan het
eind van de 'eeuw van de emancipatie en de economische groei' worstelen
bedrijven en maatschappelijke instituties met hun legitimering. De
vragen zijn simpel, de antwoorden eisen verandering. ,,Voor wie werken
zij en wie houdt er toezicht op? Je ziet het legitimeringsvraagstuk bij
de publieke omroepen, bij de politiek in zijn relatie met de kiezers,
bij de bedrijven in hun verhouding tot hun aandeelhouders, maar ook bij
een bank als de onze, die op coöperatieve leest is geschoeid.''
,,Het is een algemeen probleem'', vervolgt Wijffels. ,,De grote
instituties die de grondregels bepalen zijn honderd jaar geleden
ontstaan, toen het proces van emancipatie is begonnen. Veel instituties
zijn min of meer verzelfstandigd ten opzichte van de belangen waarvoor
zij ooit zijn opgericht en worden nu geconfronteerd met de vraag: voor
wie en namens wie? Je ziet het niet alleen in Nederland: de nieuwe
Amerikaanse president is herkozen door een minderheid van de
kiesgerechtigde burgers.'' Het antwoord op de hamvraag - hoe de
gewortelde instituten te koppelen aan de belangen die zij moeten dienen
- heeft de Rabobank zelf gezocht in intensivering van de discussie over
het coöperatieve gedachtengoed. De bank is wat dat betreft een
buitenbeentje. In het bedrijfsleven is het hete hangijzer de relatie
met de kapitaalverschaffer en de vraag wie de directie controleert. Bij
wat de Amerikanen en Britten corporate governance noemen gaat de
discussie over de vraag of een onderneming moet streven naar het
economisch nut voor een smalle groep belanghebbenden (aandeelhouders) en
aan hen verantwoording moet afleggen: de Amerikaanse shareholder value
optiek. Of moeten de managers juist verantwoording afleggen tegenover
een grotere groep, die naast beleggers ook werknemers omvat, en
leveranciers, en de gemeenschap in ruimere zin: het stakeholder value
concept. Als spaar- en kredietcoöperatie zoekt de Rabobank het
Leitmotiv in een andere oriëntatie: customer value. ,,Deze bank is
in het leven geroepen uit een rechtstreeks klantenbelang'', zo schetst
Wijffels het verschil met de speculatieve banken, zoals de collega's uit
het Amsterdamse financiële wereldje vroeger wel werden aangeduid.
Elke lokale Rabobank heeft haar eigen, door klanten gekozen bestuur, dat
verantwoordelijk is voor de benoeming van een directeur. De bank wil de
ledengroei stimuleren (nu zijn er bijna 600.000) en daarmee de lokale
worteling verstevigen. De mengeling van ondernemerschap en lokale geur
en kleur zijn de jaloezie van de concurrentie. ABN Amro kopieert met
haar nieuwe organisatiestructuur in Nederland zonder blikken of blozen
elementen van de Rabo-succesformule. De lokale Rabobanken, die autonoom
zijn in hun eigen stad, dorp of streek, hebben samen Rabobank Nederland
opgericht voor grote transacties, zoals kredieten die lokale (later ook
nationale) grenzen overschreden. Op papier hebben zij het voor het
zeggen. ,,Het centrum is nooit echt de baas geweest'', zegt Wijffels.
Argumenten en overtuiging zijn de wapens van de hoofddirectie. In de
praktijk wordt het beleid wel uitgezet en gemplementeerd door
Wijffels,de hoofddirectie en de raad van beheer, onder leiding van
ex-PvdA-bewindsman W. Meijer. Het kost meer overreding dan bij andere,
hiërarchisch georganiseerde banken. Als het besluit eenmaal
genomen is, gaat de invoering soepeler dan bij andere banken, zegt
Wijffels. Het overlegmodel blijkt de opvatting van de klanten ook wel
eens fout te beoordelen, zoals bij de invoering van tarieven in het
betalingsverkeer in 1990, dat in alle interne gremia op steun mocht
rekenen, maar niet bij de klanten. De Rabobank is een klassieke spaar-
en leenbank gebleven, maar om deze kern heen cirkelen steeds meer
satellieten. Wat falende Angelsaksische managers als laatste redmiddel
gebruiken om hun aandeelhouders te plezieren, doet de Rabobank, die
helemaal geen aandeelhouders heeft, heel stilletjes: zij breekt zichzelf
op in partjes en delen. Naast de traditionele bank 'zweven' inmiddels
verschillende bedrijven, met wisselende zelfstandigheid: een verzekeraar
(Interpolis), een lease- en afzetfinancieringsbedrijf (De Lage Landen),
een bedrijf dat de infrastructuur voor de dagelijkse financiële
miljardentransacties levert (Facet), de activiteiten in het buitenland
en op de financiële markten (Rabobank International), een fonds dat
risicokapitaal verstrekt (Gilde) en een vermogensbeheerder (Robeco).
Het is het overlevingsrecept dat McKinsey eind jaren tachtig voor het
bankwezen schetste: breaking up the bank. Alleen is bij de Rabobank
geen sprake van opdeling onder druk van beleggers, maar onder druk van
de klantenmarkt. Toen de spaarders steeds meer beleggers werden, zocht
de Rabobank een vermogensbeheerder die bij een coöperatie paste,
zo schetst Wijffels de steeds verder uitdijende invloedsfeer. Toen
spaarders steeds meer zelf voor hun toekomst moesten zorgen, werd de
band met Interpolis, ook afkomstig uit de coöperatieve wereld,
aangehaald. Nu de pensioenwereld in beroering is, wil de bank een brug
slaan naar die aanbieders. ,,Elke activiteit moet op zijn eigen
mérites worden georganiseerd'', vindt Wijffels. ,,Elk vraagt
zijn eigen expertise, heeft zijn eigen sub-identiteit, die de ruimte
moet krijgen om samen met een eigen arbeidsvoorwaardenbeleid voor de
motivatie te zorgen.'' Eén cao voor het hele concern, zoals bank
en verzekeraar Achmea hoopt te krijgen, hoeft voor Wijffels niet. De
schaduwkant van de opgedeelde Rabobank is de extra moeite die het kost
om de individuele delen ervan te overtuigen dat zij moeten samenwerken
met andere 'satellieten' om resultaat te bereiken. ,,Daar komt de
nodige wrijvingsenergie vrij'', erkent Wijffels. ,,Je bereikt nooit dat
je de voordelen van verschillende organisatieprincipes allemaal kunt
incasseren.'' De opdeling van de bank onttrekt de actieradius van de
Rabobank gemakkelijk aan het zicht van de buitenwereld. De
overrompelende uitbreiding dit jaar werpt de vraag op of de anonieme
collectiviteiten van weleer niet worden ingeruild voor nieuwe, nog
grotere financiële koninkrijken. Neemt de Rabobank met haar
expansie in beleggingen en de pensioenvoorziening niet de rol over van
de publieke sector, met als nare bijkomstigheid dat de particuliere
machtsblokken nog moeizamer zijn te controleren dan de ambtelijke? ,,In
de herverkaveling tussen de collectieve en de private sector ontstaat de
mogelijkheid dat particuliere partijen in zo'n machtspositie
terechtkomen, dat misbruik ontstaat'', erkent Wijffels. ,,Een sterk
mededingingsbeleid is een absolute must. De discussie daarover is laat
herkend, maar ik zie het in redelijk tempo tot stand komen. Scherp
toezicht moet zorgen dat er geen partijen ontstaan met een overheersende
positie op de markt. Klanten moeten keuzes houden. En gaandeweg moet
getoetst worden of die keuzemogelijkheden in stand blijven.'' Het
links-liberale kabinet heeft gebroken met de Nederlandse tradities van
prijsafspraken tussen producenten en andere overeenkomsten die
concurrentie moeten beperken. De banken, die tot ver in de jaren tachtig
gedetailleerde prijsafspraken maakten en daarmee op last van de Europese
Commissie moesten stoppen, slaan de Haagse revolutie met enige zorg
gade. Fusies en overnames van banken en verzekeraars stuitten tot nu
toe nooit op veel bezwaar bij de ambtenaren op het ministerie van
Financiën die eerstverantwoordelijk zijn voor het toezicht op de
financiële sector. Fusies zorgen voor krachtige financiële
partijen, zegt ook Wijffels, en dat is goed voor Nederland en voor de
banken. De Rabobank behoort onbetwist tot de wereldtop van
financiële krachtpatsers, iets wat vorige week tot opluchting van
Wijffels door de rekenmeesters van Standard & Poor's werd bevestigd.
Terwijl andere supersterke banken als Deutsche Bank en Dresdner Bank hun
financieel rapportcijfer iets kunnen zien dalen, houdt de Rabobank haar
lijst met tienen. Wijffels:,,De degelijkheid van het Nederlandse
bankwezen heeft ertoe geleid dat Nederland een van de sterkste
bankenlanden ter wereld is geworden.'' Angst dat het ministerie van
Economische Zaken na de invoering van een aangescherpte mededingingswet
ook het fiat over financiële fusies zou mogen uitspreken leidde tot
een succesvolle bankenlobby om het primaat (de komende vijf jaar) bij
Financiën te laten. Of de consument daarmee ook is geholpen, is
een tweede. Nederland scoort hoog bij de sterkste banken, de winsten in
de sector zijn hoog, maar Nederland staat ook steevast nummer een op de
lijst van Europese landen waar de drie grootste banken samen het
hoogste marktaandeel hebben: meer dan 80 procent in Nederland. Als zo
weinig banken zo veel van de activiteiten beheersen kan dat ten koste
gaan van consumentenbelangen, erkent Wijffels. In de praktijk is dat
niet zo, vindt hij. Het marktaandeel van de grote Nederlandse banken is
weliswaar hoog, maar de efficiency is dat naar zijn zeggen ook. ,,De
kosten voor bedrijven en particulieren om geld aan te trekken zijn laag,
de tariefstructuur is ten opzichte van andere landen gunstig. Er valt
altijd nog wel wat te wensen. Zolang niet alles voor niets is, is niet
iedereen tevreden.'' Het meest controversiële punt van concurrentie
in het bankwezen is op dit moment de lancering van de elektronische
portefeuille: de chipknip van de gezamenlijk banken met uitzondering van
de Postbank, die met PTT Telecom de chipper lanceert. Wijffels vindt de
strijd een verspilling van geld. ,,In het betalingsverkeer moet je
niet concurreren op de infrastructuur, dat is een soort openbare
nutsvoorziening, al is die dan niet van de overheid, maar van de banken.
Private partijen hebben daarin de verantwoordelijkheid dat deze
nutsfunctie tegen de laagst mogelijk kosten beschikbaar komt.
Een technische standaard voor chipkaartbetalingen, maar wel met
verschillende kaarten, verschillende tarieven. Maar geen dubbele
voorzieningen in betaalterminals op de winkelbalie, niet twee
abonnementen op de transactieverwerking voor de winkelier. Straks komt
er toch een internationale standaard voor deze chipkaarten, en dan
blijkt dat wij langs twee wegen hebben gelopen. Dat hadden wij ons
kunnen besparen.''
DATUM: 30 Oktober 1996
PAGINA: eco 19
KOP: Conclusies
TEKST: Het onderzoek van de Rekenkamer naar de financiële
relatie van de Staat met Fokker, DAF en NedCar laat zien dat sinds de
tweede helft van de jaren tachtig belangrijke steunoperaties onvoldoende
in overeenstemming met de door de Staten-Generaal vastgestelde
beleidsuitgangpsunten werden uitgevoerd.
Volgens de instructiebrief uit 1993 dienen bedrijven die om steun vragen
de kern van een cluster te vormen. Die clusters bleken echter niet in
kaart gebracht, zodat ook de effecten van steunverlening op de
werkgelegenheid onbekend zijn. De informatie waarover de betrokken
ministeries beschikten ten tijde van de steunverleningsoperatie was niet
altijd toereikend. Een samenhangend reddingsplan werd voor geen van de
onderzochte steunverleningsoperaties aangetroffen. De coördinatie
tussen betrokken departementen was niet optimaal, terwijl
integriteitsrisico's werden gesignaleerd. Met documenten die
vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Fokker en NedCar bevatten werd
niet zorgvuldig omgegaan. Naar de overtuiging van de Rekenkamer voldeed
de informatieverzorging wat betreft Fokker niet aan de normen die naar
aanleiding van de RSV-enquête in 1994 zijn geformuleerd. Deze
overtuiging omzetten in een conclusie kan alleen de Tweede Kamer. De
Rekenkamer vindt dat de steun aan DAF laat werd gemeld. In het
geval-NedCar beschikt de Rekenkamer niet over voldoende informatie. De
aanmelding bij de EC van de steunverlening is niet met voldoende
waarborgen omgeven. De technolease-constructie tussen Fokker en Rabo,
die resulteerde in een financiële injectie van 412 miljoen gulden,
zal de Staat een disproportioneel bedrag kosten. Het betreft hier
verliesfinanciering met geen ander doel dan het voorkomen van een
faillissement van Fokker. De RSV-lessen zijn naar de mening van de
Rekenkamer niet voldoende ter harte genomen. De Rekenkamer beveelt aan:
ook clusters die nu niet in moeilijkheden verkeren zouden in kaart
moeten worden gebracht - zeker waar het gaat om aanmerkelijke directe en
indirecte werkgelegenheid; zorg bij steunverlening voor maatwerk en
voorkom een ad hoc-benadering: er zou in ieder geval een standaardaanpak
moeten zijn, die pro-actief vorm kan krijgen; onderdeel van deze
standaardaanpak zou een draaiboek moeten zijn voor ambtelijke
werkgroepen die steunoperaties begeleiden, mede ter vermijding van
interdepartementale fricties; zo'n draaiboek zou een checklist moeten
bevatten die aangeeft welke informatie nodig is, welke elementen van een
reddingsplan ingevuld moeten zijn, welke voorwaarden gesteld moeten
worden, welke regeling voor het toezicht getroffen is, welke eisen de
Europese regelgeving stelt, met welke adviseurs voor welke typen
vraagstukken goede ervaringen zijn opgedaan, etcetera; het toezicht op
naleving van de voorwaarden zou verder geüniformeerd moeten worden,
met inbegrip van de wijze van verantwoorden aan de Staten-Generaal; elke
steunoperatie dient te worden geëvalueerd, waarbij als vast punt
ook aandacht wordt besteed aan de mate waarin de standaardwerkwijze (het
draaiboek) is gehanteerd; afwijkingen daarvan dienen expliciet en
controleerbaar verantwoord te worden; mocht daaruit blijken dat de
werkwijze aanpassing behoeft, dan dient dat duidelijke te worden
vastgesteld; de vaste elementen van wijze van behandeling zouden in
ruime kring bekendgemaakt moeten worden, zodat naast de Staten-Generaal
ook bedrijven, banken en vakbeweging weten waar zij aan toe zijn;
teneinde ook in spoedeisende situaties te voldoen aan het vereiste van
artikel 93 van het EG-verdrag zou in de aan de steunverlening ten
grondslag liggende overeenkomsten een opschortende voorwaarde dienen te
worden opgenomen, waarmee aan de 'stand-still' verplichting voldaan zal
zijn.
DATUM: 30 Oktober 1996
PAGINA: eco 19
OPMERKINGEN: Foto: H. Koning (links) en A. Havermans. (Foto Roel
Rozenburg)
KOP: Rekenkamer: overheid moet leren van eerdere
ervaringen
AUTEUR: Door onze redacteur ROBERT GIEBELS
TEKST: DEN HAAG, 30 OKT. Heeft de overheid niets geleerd van het
RSV-debacle? ,,Dat had boven het persbericht kunnen staan dat bij dit
rapport hoort'', zegt A. Havermans, Rekenkamer-rapporteur en
oud-burgemeester van Den Haag. ,,Volgens mij staat het er al boven'',
valt president H. Koning van de Algemene Rekenkamer hem bij. ,,Nou ja,
in algemene zin.''
Beiden leveren vandaag een 'bijzonder rapport' in bij de
Staten-Generaal. Zo staat het in het voorwoord van 'Financiële
relaties met grote ondernemingen'. Het is een langverwacht onderzoek
naar de staatssteun die tussen 1987 en 1994 is gegeven aan Fokker, DAF
en Nedcar. Langverwacht, omdat voor het eerst sinds het RSV-drama, dat
de overheid miljarden guldens kostte, duidelijk zou worden of de
ministeries van Economische Zaken en Financiën hun lesje hebben
geleerd. Uit het rapport blijkt echter dat de steunoperaties werden
ingezet zonder dat beide ministeries een samenhangend reddingsplan
hadden of zich ervan vergewisten dat ze voldoende informatie hadden. De
Rekenkamer kan daardoor niet vaststellen hoeveel banen door de
staatssteun zijn behouden. Als de ministers Wijers (Economische Zaken)
en Zalm (Financiën) zich niet zo fel tegen publicatie ervan hadden
verzet, was het Rekenkamer-rapport mogelijk vrij sober gepresenteerd.
Dan was het evenmin gekomen tot een persconferentie van minister Wijers,
waarin hij met zijn collega Zalm het 'schadelijke materiaal' naar het
rijk der fabelen verwijst. Tot twee keer toe vroegen Zalm en Wijers het
rapport niet openbaar te maken. Koning vroeg hen of ze konden aangeven
welke delen hen dwars zaten; dan zouden die vertrouwelijk kunnen
blijven. Met strepen in de kantlijn voldeden de bewindslieden een maand
geleden aan het verzoek. ,,Er zijn delen die zij niet hebben
aangestreept en die we toch vertrouwelijk hebben gemaakt, en er zijn
delen die zij vertrouwelijk achten maar wij niet'', legt Koning uit.
Omdat ook de Rekenkamer wel besefte hoe brandbaar haar rapport was waren
het alleen de bewindslieden die deze delen in handen hebben gehad en
werd het gebruikelijke 'ambtelijke hoor en wederhoor' overgeslagen. Tot
grote verbazing van de Rekenkamer schakelden beide ministers rond die
tijd de landsadvocaat in. Die wist te vertellen dat het college niet
vrij is om zelf te bepalen welke passages van het rapport vertrouwelijk
zijn. Koning kan er nu om lachen: ,,Een veroordeelde is geoorloofd zijn
rechters te vervloeken.'' De Rekenkamer is onderdeel van dezelfde
rechtspersoon als de regering, merkt Koning op. Het is hem dan ook niet
geheel duidelijk waarom de landsadvocaat werd ingeschakeld: ,,De
regering kan geen proces tegen ons beginnen en wij niet tegen de
regering.'' Koning heeft uitstekend geslapen gedurende de aanvallen die
zijn college van de twee ministeries te verduren kreeg. De Algemene
Rekenkamer doet wat ze wil. Ze controleert de uitgaven van de
rijksoverheid op doelmatigheid en rechtmatigheid en rapporteert daarover
wanneer en hoe zij zelf belieft. Volgens Rekenkamer-collegelid
Havermans zou het rapport over de staatssteun vertrouwelijk zijn
gebleven als alle bezwaren van de beide ministers zouden zijn
gehonoreerd. Juist van dit rapport is publicatie zo belangrijk, omdat
regering en parlement er zelf om hebben gevraagd. Na de
RSV-enquête, waarbij pijnlijk duidelijk werd hoeveel geld de
overheid in de bodemloze put van de Nederlandse scheepsbouw had gegooid,
overheerste een dit-nooit-meer-gevoel. Rapportage van ervaringen om
daaruit lering te trekken is 'kernactiviteit' van de Rekenkamer. De
Tweede Kamer breidde de bevoegdheden van het college dan ook uit, zodat
het naast overheidsinstellingen ook bedrijven kan controleren zolang die
een financiële relatie met de overheid hebben. ,,Dat doe je niet
zomaar'', zegt Havermans. ,,Het zou toch merkwaardig zijn dat je, bij
de eerste keer dat je die bevoegdheden gebruikt, niet een openbare
rapportage als openbare verantwoording aan de Staten-Generaal kunt
overleggen.'' Vandaag ligt het definitieve rapport er, alle cijfers
staan in een aparte, geheime bijlage. Resultaat is dat, hoewel het
onderzoek over staatssteun gaat, in het rapport slechts
één 'gevaarlijk' bedrag wordt genoemd. Het is de
vermogensverstrekking aan Fokker in 1994, via de zogeheten
technolease-constructie. Toen verkocht de vliegtuigbouwer voor 412
miljoen gulden zijn technische kennis aan de Rabobank, die deze weer aan
Fokker verhuurde. ,,Een bus met lucht'', vond de toenmalige directeur
van Directe Belastingen van het ministerie van Financiën deze 'doos
van Koos'. Koos Andriessen was destijds minister van Economische
Zaken, de doos stond voor de overdrachtelijke schoenendoos met
Fokker-octrooien. De voormalig minister krijgt er in het
Rekenkamer-rapport flink van langs. Omdat zij echter niet meer kon
achterhalen wat Andriessen de Tweede Kamer heeft verteld over de
technolease, valt hem niet te verwijten dat hij de Tweede Kamer verkeerd
of onvolledig heeft ingelicht. De banden van het vertrouwelijk overleg
tussen Kamer en minister zijn namelijk routinematig gewist, zo kreeg
Koning van Kamervoorzitter Deetman te horen. ,,Wij hebben de
overtuiging dat de informatie naar de Kamer ten aanzien van de
steunverlening aan Fokker niet volledig is geweest'', zegt Havermans.
,,We kunnen die overtuiging niet als conclusie verwoorden omdat we de
verslaglegging niet hebben.'' Daardoor kan alleen de Tweede Kamer
volgens de oud-burgemeester oordelen over de vraag of sprake is geweest
van onvolledig informeren door bewindslieden als Andriessen en de
toenmalige staatssecretaris van Financiën Van Amelsvoort. Koning
en Havermans hebben er scherp op toegezien dat elk genoemd bedrag met
een noot wordt verantwoord. ,,Ministers weten ook niet alles en als ze
zo'n bedrag zien, denken ze dat we geheimen verklappen.'' De
technolease-constructie van 412 miljoen gulden zal de Staat volgens de
Rekenkamer een ,,disproportioneel bedrag gaan kosten''. Hoeveel dat
is, staat in de geheime bijlage. Is het een miljard? ,,Wij weten het'',
lacht Koning. Minder? ,,Ik heb geen enkel commentaar.'' De
Rekenkamer-president sluit niet uit dat de geheime bijlage zal
uitlekken. ,,Maar niet hier, want de Rekenkamer heeft nog nooit
gelekt.'' Uit het rapport over de staatssteun aan bedrijven blijkt dat
de betrokken departementen elke nieuwe steunoperatie aanpakten zonder
plan en zonder er eerdere ervaringen bij te betrekken. Koning heeft dit
eerder gezien: bij het onderzoek van de Rekenkamer naar vredesoperaties
in het buitenland. ,,Toen hoorde ik van de vorige chef Defensiestaf
dat hij ,voordat Bosnië begon, vroeg om het dossier-Libanon. Dat
bleek niet te bestaan. Misschien is zoiets wel kenmerkend voor de
overheid. Daar moet verandering in komen.'' De overheid zou, net als
het bedrijfsleven, moeten werken met checklists van doelstellingen en
overwegingen, vinden Koning en Havermans. Wijers en Zalm zien dat
volstrekt anders en vinden dat elke situatie op zichzelf staat. Een
vast sjabloon van te nemen stappen zou bij een steunoperatie ondenkbaar
zijn. Volgens Havermans is dat een rigide denkwijze: ,,Het gaat ons om
algemene punten; of de steun nog in verhouding staat tot de verwachte
werkgelegenheidsgroei en het verwachte rendement bijvoorbeeld.'' Wat
hem betreft vloeien die punten rechtstreeks voort uit de
RSV-enquête, waarvan de Kamer heeft gezegd dat daaruit lessen voor
de toekomst moeten worden getrokken. Zo'n lijst van aandachtspunten is
volgens Havermans des te handiger als emoties hoog oplopen. Bij
onderwerpen als steun aan Fokker en DAF wilde zoiets nogal eens
gebeuren. De commotie rondom het rapport over de staatssteun en de
kritiek van bewindslieden heeft volgens Koning niets aan de positie van
zijn Rekenkamer veranderd. ,,We hebben geen macht, alleen gezag'',
luidt het credo van de president. ,,Waarom hebben wij gezag? Omdat men
vindt dat onze rapporten goed zijn. Wat wij alleen moeten doen is
voorkomen dat er smetten op onze naam komen.''
DATUM: 30 Oktober 1996
PAGINA: vp 1,19
OPMERKINGEN: Pagina 19: VRAAGGESPREK/ ACHTERGROND
KOP: Vernietigend oordeel Rekenkamer; Harde kritiek op steun
aan bedrijven
AUTEUR: Door een onzer redacteuren
TEKST: DEN HAAG, 30 OKT. Het ministerie van Economische Zaken
heeft sinds 1987 zonder enig plan financiële steun gegeven aan DAF,
Fokker en NedCar. Welke effecten de steun aan deze bedrijven had op de
werkgelegenheid was zowel vooraf als achteraf onbekend. Verder was de
informatieverstrekking over de staatssteun aan Fokker van het
departement naar de Tweede Kamer onvolledig.
Dit concludeert de Algemene Rekenkamer in het vandaag verschenen rapport
'Financiële relaties met grote ondernemingen' waarin vijf
steunoperaties zijn onderzocht, in de periode 1987 tot en met 1994. Bij
één van deze operaties, een ,,financiële injectie''
van 412 miljoen gulden aan Fokker (de zogenoemde technolease) geeft het
college aan dat dit ,,de staat een disproportioneel bedrag (zal) gaan
kosten''. De Rabobank betaalde met instemming van de toenmalige
minister van Economische Zaken Andriessen voor de technische knowhow van
Fokker. De constructie zal volgens de Rekenkamer ,,de staat een bedrag
gaan kosten (...) dat de vermogensversterking aan Fokker in ruime mate
overschrijdt''. Het gaat daarbij om een bedrag van 800 miljoen à
1 miljard gulden. De Rekenkamer velt een vernietigend oordeel over de
handelwijze van de vorige ministers van Economische Zaken, De Korte
(Lubbers II) en Andriessen (Lubbers III). Volgens de Rekenkamer
baseerden zij hun beslissingen op onvolledige informatie en was de
coördinatie met andere departementen niet optimaal. President van
de Rekenkamer H. Koning en het collegelid dat het rapport heeft
geschreven, oud-burgemeester van Den Haag A. Havermans, zeggen in een
gesprek met deze krant dat Economische Zaken niets heeft geleerd van de
zogeheten RSV-affaire. Begin jaren tachtig probeerde de overheid met
miljarden guldens aan staatssteun tevergeefs het scheepsbouwconcern
overeind te houden. Sindsdien eist de Tweede Kamer dat steunoperaties
plaatshebben aan de hand van een samenhangend reddingsplan. De
ministers Wijers (Economische Zaken) en Zalm (Financiën) hebben tot
gisteren geprobeerd publicatie van het rapport tegen te houden. De
bewindslieden vreesden dat er vertrouwelijke informatie mee in de
openbaarheid zou komen. Uiteindelijk gingen ze akkoord met een geheime
bijlage waarin onder meer staat hoeveel de steunoperaties de overheid
hebben gekost. Ze staan nog steeds uiterst kritisch tegenover het
rapport. ,,De conclusies van het rapport zijn op zijn zachtst gezegd
betwistbaar'', zei Wijers vanmiddag. In een brief die beide
bewindslieden vandaag naar de Tweede Kamer stuurden nemen Wijers en Zalm
afstand van het Rekenkamer-rapport dat ,,geen recht doet aan de
zorgvuldigheid, waarmee (...) door de Staat is gehandeld''. De
bewindslieden zeggen dat het rapport de belangen schaadt van de
regering, de Staten-Generaal en de internationale economische
betrekkingen van Nederland. Pagina 19: Kritiek op fiscale truc bij
Fokker De Rekenkamer toont zich kritisch over de informatievertrekking
aan de Tweede Kamer, medio 1994, met betrekking tot de
technolease-constructie voor Fokker. Het college is ervan overtuigd dat
De Korte, Andriessen, Van Amelsvoort (toen staatssecretaris van
Financiën) en in mindere mate Wijers de Kamer onvoldoende hebben
genformeerd. Voor de conclusie dàt de Kamer onvolledig of
onjuist is genformeerd ontbeert de Rekenkamer ondersteunend bewijs. De
geluidsbanden van vertrouwelijk overleg tussen Kamer en bewindslieden
van Economische Zaken en Financiën blijken namelijk te zijn gewist.
Het is de eerste keer dat de Rekenkamer grootschalig onderzoek doet naar
niet-overheidsinstellingen. Een wetswijziging uit 1989 maakt dit
mogelijk. De wijziging is het gevolg van de RSV-enquête uit 1984.
Toen bleek dat van een effectieve besteding van het overheidsgeld niets
was terechtgekomen. Om herhaling van het RSV-debacle te voorkomen
besloten achtereenvolgens De Korte en Andriessen het verlenen van
staatssteun voortaan planmatig aan te pakken. Zo introduceerde De Korte
in 1987 de 'clusterbenadering', die zijn opvolger overnam. Hiermee
wordt beoogd dat, voordat een bedrijf steun krijgt, in kaart wordt
gebracht wat de betekenis van dit bedrijf is voor de economische
structuur. Daarmee kan het ministerie dan doelen formuleren over
gewenste en verwachte werkgelegenheidseffecten van financiële
steun. De Rekenkamer trof echter niets aan dat erop duidde dat clusters
in kaart waren gebracht rondom bedrijven waaraan steun was verleend.
>> Lees
verder
|
NRC Webpagina's
februari 1997
|