TECHNOLEASE
NIEUWS &
ACHTERGRONDEN
DISCUSSIE & OPINIE
KAMERSTUKKEN
Artikelen:
1997
1996
1995
1994
|
1996
20 december - 30
oktober 1996
4 oktober - 23 januari 1996
22 - 18 januari
1996
DATUM: 04 Oktober 1996
PAGINA: eco 11
KOP: Afslag Eindhoven
AUTEUR: Menno Tamminga
TEKST: Waar blijven zij toch?, moet Jan Timmer zich op zijn
afscheidsreceptie maandag als Philips-president wel eens hebben
afgevraagd. De bankiers die Philips door het diepe dal sleepten en hun
kredieten niet opzegden, toen Philips' financiele perikelen in
1992 steeds nijpender werden.
En Philips' nieuwe vrienden, de zakenpartners in Sport 7, de kwakkelende
nieuwkomer op de Nederlandse tv-schermen. Natuurlijk, om zich heen zag
hij vrijwel iedereen die iemand is in het Nederlandse bedrijfsleven, en
ook wat ondernemers die iemand zijn geweest. En bijna al zijn
voorgangers als president. Plus de bijna complete centrale
ondernemingsraad en uiteraard de minister-president, die hem een
onderscheiding opspelde. Jammer dat Jan Kalff, president van zijn
'huisbankier' ABN Amro niet kon komen. Die zat bij de jaarlijkse
jamboree van bankiers en andere financiële hot shots in Washington,
die officieel de jaarvergadering van het IMF heet. Ook Herman Wijffels
van de coöperatieve Rabobank, van die baanbrekende
technolease-constructie die Philips honderden miljoenen opleverde, zat
in Washington. En Aad Jacobs, de eerste man van ING, waarbij Timmer
vanaf 1 oktober commissaris geworden is en dat mede-aandeelhouder is in
Sport 7, moest aanwezig zijn bij de opening van het nieuwe kantoor in
Johannesburg. Ook Wim Dik, de captain van KPN, mede-aandeelhouder in
Sport 7 en mislukte fusiepartner in de kabelsector, was helaas
verhinderd. Hij zat zonder dat iemand dat toen al mocht weten voor de
reuzenovername van TNT in Australië. Gelukkig was Cor Boonstra er
wel.
DATUM: 27 Juni 1996
PAGINA: eco 19,21
OPMERKINGEN: Foto's: 1. De Fokker-70 van de Nederlandse regering in de
hangar op Schiphol. (Foto NRC Handelsblad/Vincent Mentzel); 2. Feestje
bij de aflevering van de eerste F 100 aan Swiss Air. Rechts boven
bestuursvoorzitter Frans Swarttouw. (Foto NRC Handelsblad/Vincent
Mentzel); 3. Rechts: Bijeenkomst van Fokker-personeel op 22 januari vlak
voor Fokker surséance van betaling werd verleend. (Foto NRC
Handelblad/Maurice Boyer); 4-8. Enkele hoofdrolspelers in het
Fokkerdrama. Van boven van naar beneden: Jürgen Schrempp, topman
van Daimler Benz en ex-chef DASA.Erik Jan Nederkoorn, van 1991 tot
januari 1994 voorzitter van de raad van bestuur van Fokker, Floris
Maljers, onderhandelaar namens minister Wijers (Economische Zaken), Ben
van Schaik, de laatste bestuursvoorzitter van Fokker, Hans Wijers,
minister van Economische Zaken.
KOP: Fokkers onvermijdelijke glijvlucht naar de
ondergang
AUTEUR: Door onze redacteuren BEN GREIF en MARC
SERNÉ
TEKST: Vliegtuigbouw lijkt voor Nederland een afgesloten
hoofdstuk. Fokkers voortbestaan wordt met kunst- en vliegwerk gerekt.
Wanneer ging het mis met Fokker en wat gebeurde er precies in de laatste
fase? In een terugblik spreken de belangrijkste hoofdrolspelers van
onwil aan Duitse kant om met Fokker door te gaan, van gemiste kansen,
foute inschattingen en arrogantie.
Bij Fokker zelf was het een opeenstapeling van domme pech, conflicten,
managementfouten en volstrekt ontoereikend toezicht door commissarissen.
Op het Rabo-hoofdkantoor in Utrecht moet die zaterdagmorgen, 23 maart,
de renaissance van het failliete Fokker beklonken worden. De
voortekenen zijn gunstig: er ligt een heus 'conservatief' plan van
curatoren voor een Nieuw Fokker dat, sterk gesaneerd, jaarlijks 45
toestellen zal produceren. Van elk Fokker-type (50, 70 en 100)
vijftien exemplaren. Het bedrijf zal zelfs de eerste vijf jaar zeker
winst maken, zo heeft een gezaghebbend Amerikaans adviesbureau berekend.
Stork, industrieel symbool van de Nederlandse wederopbouw, is bereid een
minderheidsbelang te nemen. Geen wonder dat de voorgaande dag, vrijdag
22 maart, op het ministerie van Economische Zaken euforie heerst: de
redding van het net een week geleden failliet verklaarde Fokker lijkt
nabij. Eerdere stand-alone-scenario's zijn door koudwatervrees van
banken en beleggers stukgelopen. Minister Hans Wijers en zijn
topambtenaren zijn er van overtuigd dat het nu zal lukken om onder de
paraplu van de BV Nederland de vliegtuigindustrie te redden. Althans
voor enkele jaren. De Rabobank, de bank die Fokker eerder ter wille
was geweest met de zogenoemde technolease, wil overeenkomstig de wens
van het ministerie het voortouw nemen voor een doorstart. De bank moet
de vliegtuigbouwer helpen aan een leasemaatschappij en de daarvoor
benodigde financiering volledig afdekken. Dat is een cruciale zaak,
omdat er miljarden guldens en grote risico's mee zijn gemoeid. En omdat
de overheid dit probleem dus niet meer op haar nek hoeft te nemen, kan
ze zelf in Fokker II deelnemen. In het uit spiegelglas opgetrokken
hoofdkantoor van Rabobank Nederland valt die zaterdag het mooie plan
niettemin in duigen. Volgens ingewijden komen de betrokken banken -
Rabo, ABN Amro en ING - met aanvullende eisen. 'Fokker heeft een sterke
strategische, industriële partner nodig om in de mondiale
concurrentieslag te overleven. Stork is dat niet', zo motiveren de
bankiers hun afwijzing. Fokker en zijn curatoren zijn terug bij af;
minister Wijers is een illusie armer. De redding van Fokker is verder
weg dan ooit. Het defilé van belangstellenden voor Fokker kan
op gang komen - Canadezen, Chinezen, Koreanen, Russen en Nederlandse
zakenlieden. Een week eerder, op vrijdag 15 maart, was het
onvermijdelijke gebeurd. Toen moesten Fokker-topman Ben van Schaik en
de drie bewindvoerders in het luchtvaartmuseum Aviodome op Schiphol het
faillissement van de Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabriek Fokker
bekendmaken. Nota bene op enkele tientallen meters afstand van de
'Spin', een samenraapsel van buizen, stangen, linnen en een motortje
waarmee Anthony Fokker in 1911 enkele rondjes boven de Sint Bavokerk in
Haarlem had gecirkeld. De financiële ineenstorting van Fokker had
zich razendsnel voltrokken. Na 1992 liepen de verliezen op van enkele
honderden miljoenen per jaar tot het astronomische bedrag van 1,3
miljard gulden over 1995. Die escalatie deed zich paradoxaal genoeg
voor na de overname door het Duitse DASA, terwijl iedereen er in 1993 -
het jaar van de overname - van uitging dat het met de komst van het
machtige en rijke Daimler Benz (DASA is een dochter van Daimler) met
Fokker snel beter zou gaan. De lage dollarkoers - elke cent
koersdaling betekende voor Fokker een verlies van tien miljoen gulden -
en de ingestorte markt voor vliegtuigen hadden het weerstandsvermogen
van Fokker echter volledig uitgehold. Met een inmiddels zwaar negatief
geworden eigen vermogen viel niet meer tegen dergelijke tegenslagen op
te boksen. De Duitsers en de Nederlandse overheid hadden, zowel bij de
overname in 1993 als een jaar later, met grote financiële injecties
Fokkers vermogen opgepompt. Maar het bedrijf was als een lekke
fietsband - verder pompen had eind vorig jaar geen zin meer. Het was
niet alleen de markt die daaraan schuld had. Fokker viel zelf ook heel
wat aan te rekenen. Ben van Schaik, door Daimler-chef Jürgen
Schrempp bij Mercedes-Benz weggeplukt om de begin 1994 weggestuurde
Erik-Jan Nederkoorn als topman op te volgen, viel na zijn benoeming van
de ene verbazing in de andere. Hij kreeg het gevoel dat in elke kast
die hij bij Fokker opentrok een lijk aanwezig was. Al gauw ontdekte hij
dat de zaken in de paar jaar vóór zijn komst al te ver uit
de hand waren gelopen. Fokker had, in de ogen van Van Schaik en anderen,
een veel te grote jas aangetrokken door eind jaren tachtig de
produktieplanning af te stellen op 80 à 90 vliegtuigen per jaar.
De gedachte daarachter was dat door schaalvergroting de kosten per
vliegtuig omlaag zouden gaan. Dat pakte anders uit, want de markt kon
al die vliegtuigen niet absorberen. Toch bleef Van Schaiks voorganger
Nederkoorn in hoog tempo doorproduceren. Binnen de kortste keren stond
de vestiging op Woensdrecht vol met 'witte staarten'. Nederkoorn hield
koppig vol dat schaalverkleining rampzalig zou zijn. Hij wilde niet dat
de kostprijs omhoog zou gaan, omdat het toch al zo moeilijk was
vliegtuigen te verkopen. Begin 1994, kort na Nederkoorns gedwongen
vertrek, kwam de inkrimping toch onder het interim-leiderschap van
technische man Reinder Van Duinen. ,,Het is in die periode geheel fout
gegaan'', zegt een ex-bestuursvoorzitter. ,,Er zijn vliegtuigen
verkocht aan maatschappijen waar je tegen die prijzen nooit aan had
moeten verkopen.'' En een financiële expert vult aan: ,,Of aan
airlines waarmee je eigenlijk liever geen zaken zou doen.'' Fokker kreeg
na drie of vier jaar lease-toestellen terug die miljoenen guldens te
duur in de boeken stonden. Een ex-DASA-directeur geeft achteraf toe:
,,Wat wij zwaar hebben overschat was de salespower van Fokker. Dat op
zulke grote omzetten de afgelopen vijftien jaar zo weinig is verdiend,
stelde ons al snel voor een raadsel.'' ,,De echte fouten zijn gemaakt in
een fase dat Fokker snel en krachtdadig aan het uitbreiden was'',
constateert achteraf een financieel staflid van de failliete
vliegtuigbouwer. ,,Daarmee waren grote investeringen op Ypenburg en
Schiphol gemoeid. Toen vervolgens de dollar, de markt en de
opbrengstprijzen in elkaar klapten, zat Fokker met hoge kosten.
Daardoor klopte op een gegeven moment het break-even model niet meer en
schoof het moment waarop je winst zou gaan maken, ver naar de toekomst.
Het waren allemaal glijvluchten tegelijkertijd.'' In de zwakke markt
was de klant meer dan ooit koning, en dat kostte Fokker handenvol geld.
De eerste grote klanten met aanzien in de luchtvaartwereld voor de
Fokker 100 waren lastig en hadden allemaal hun eigen wensen. Nederkoorn
merkt daarover laatdunkend op: ,,De ene wilde de plee een metertje
verder dan de ander. Niks standaard, die klanten bleven maar zeuren.
In plaats dat Fokker had gezegd: dat verdommen we. Maar niks hoor. Er
moesten dingen van de lijn worden gehaald, bloederige onderhandelingen
werden gevoerd met de KLM. Swissair was hetzelfde verhaal. Er zijn
tientallen, zo niet honderden miljoenen guldens gewoon de plomp in
gegooid.'' Pagina 21: In 1987 had Fokker 'geen markt, geen klanten en
geen geld' Fokker kon in die periode moeilijk anders dan aan de wensen
van de grote klanten tegemoet komen. ,,Anders waren we de eredivisie
van de airlines nooit binnengekomen. En door al die aanpassingen werd
de Fokker 100 wel een beter toestel dat later gemakkelijker te verkopen
bleek'', zegt Menno van der Veen, voormalig directievoorzitter van
Fokker Aircraft. In de ogen van Fokker waren de produkten van de
concurrentie maar inferieure toestellen, maar de ironie was dat ze wel
goed verkochten. Twee jaar na de overname van Fokker door DASA waren de
ATR-turboprops van het Italiaanse Alenia en het Franse
Aérospatiale en de Avro-jet van British Aerospace de grootste
concurrenten van respectievelijk de Fokker 50 - waarvan er niet
één op de belangrijke Amerikaanse markt is verkocht - en
de Fokker 100. Ook al gebeurde dat volgens Fokker tegen dumpprijzen
waar geen dubbeltje aan werd verdiend. Een voormalige financiële
topman van Fokker: ,,Met vliegtuigen kun je als Europese vliegtuigbouwer
geen geld verdienen. Je kunt niet verkopen wat je maakt, of niet maken
wat je verkoopt. Dat is een duivels dilemma. De vliegtuigindustrie is
een financiële valkuil waar maar weinig mensen de finesses van
snappen.'' Alenia, Aérospatiale en British Aerospace - Fokkers
belangrijkste concurrenten - leunden na de overname van Fokker door DASA
in 1993 argwanend achterover om te kijken wat de Duitse reus met Fokker
van plan was. Ze stoorden zich aan de Duits-Nederlandse arrogantie van
'Wij maken de beste toestellen' en 'Jullie mogen blij zijn als jullie je
ooit bij ons mogen aansluiten'. Toen minister Wijers zich in de nadagen
van Fokker, in een laatste poging het bedrijf overeind te houden, sterk
maakte om de Nederlandse vliegtuigbouwer onder te brengen in een
Europees consortium van vliegtuigbouwers was het te laat. British
Aerospace, Aérospatiale en Alenia gaven niet thuis. Terugkijkend
komen veel betrokkenen tot dezelfde conclusie: de grondslag voor het
debacle is al in de eerste helft van de jaren tachtig gelegd. Toen
besloot de flamboyante topman Frans Swarttouw twee nieuwe vliegtuigen
(F50 en F100) tegelijk te ontwikkelen. Swarttouw zat klem. Na de
mislukte fusie met het Duitse VFW (Vereinigte Flugzeugwerke) was Fokker
op zichzelf teruggeworpen. De succesvolle Friendship (F27) en de wat
minder geslaagde Fellowship (F28) liepen op hun eind. Allerlei pogingen
om te fuseren of te gaan samenwerken met anderen waren op niets
uitgelopen. Fokker koos voor de vlucht naar voren. Maar de overheid,
die tot dat moment steeds met staatsgaranties of voorfinanciering via
het Nederlandse Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart
(NIVR) voor 90 procent van Fokkers ontwikkelingskosten was opgedraaid,
stelde voor het eerst een grens. De limiet werd in 1986 bepaald op 900
miljoen. Toen de werkelijke ontwikkkelingskosten van de twee nieuwe
programma's uitkwamen op 1,6 à 1,7 miljard, was de kiem voor de
latere ellende gelegd. ,,We moesten het verschil bijpassen uit onze
cash flow. Dat was niet meer op te brengen'', zegt een financiële
man. Rob van den Heuvel, die nu als bestuursvoorzitter probeert
scheepsbouwer De Schelde uit de gevarenzone te houden, was tot 1987
Swarttouws financiële man in de raad van bestuur. Van den Heuvel
vond dat Fokker in die tijd al ,,geen markt, geen klanten en geen geld''
meer had. ,,We gaan op deze manier binnen twee jaar failliet'', stelde
hij somber vast. Dat gaf spanningen in de raad van bestuur. Daan Krook,
de commerciële man die ,,nog ijskasten aan Eskimo's kon
verkopen'', kwam toen aan met een grote order van de Ierse
leasemaatschappij GPA. Krook verkocht honderd Fokkers 100 voor circa
13,5 miljoen dollar per stuk, terwijl ze eigenlijk minimaal 18 miljoen
moesten kosten. ,,Dat is een klote contract; dat kan Fokker niet
uitvoeren'', riep Van den Heuvel. Hij berekende dat het een verlies van
600 miljoen gulden zou opleveren, terwijl Fokkers eigen vermogen op dat
moment niet meer bedroeg dan 480 miljoen. Van den Heuvel vond bij zijn
collega's geen gehoor en vertrok. De latere bestuursvoorzitter Erik-Jan
Nederkoorn, afkomstig van de Rotterdamse oliehandel Transol, volgde Van
den Heuvel op als financiële man. ,,Al na 24 uur'' kwam
Nederkoorn tot de conclusie dat ,,het zo helemaal niet kon''. Want de
produktie was wegens aanloopproblemen stopgezet, er vond een geweldige
cash drain plaats em de overheid probeerde ,,onverenigbare doelen te
verenigen''. ,,Er moesten enkele wonderen gebeuren'', zegt Nederkoorn.
,,Het eerste was het repareren van de cash flow. De reddingsoperatie
van 1987 onder leiding van minister De Korte van Economische Zaken had
212 miljoen opgebracht. Iedereen riep: ze kunnen weer jaren vooruit.
Maar het was armoe.'' Fokker dankte zijn overleving op dat moment aan de
financiële vindingrijkheid van Nederkoorn. Via twee emissies met
voorkeursrecht voor bestaande aandeelhouders slaagde hij erin het eigen
vermogen van Fokker met 544 miljoen te versterken. De lucht leek toen
opgeklaard. De orders kwamen binnen. Frans Swarttouw, 'Mister Fokker',
beleefde zelfs zijn finest hour kort voor zijn door hartproblemen
geforceerde vertrek in 1989. American Airlines, de grootste
luchtvaartmaatschappij ter wereld, bestelde 75 Fokkers 100 en nam nog
eens 75 opties. Dat leek de grote doorbraak. Met die miljardenorder
verschafte Fokker zich een entree bij een zogenoemde 'A One Airliner'.
Tot dat moment had de vliegtuigbouwer de meeste toestellen gesleten aan
tientallen kleine en soms heel kleine maatschappijen, verspreid over de
aardbol. Juist daar lag in het verleden de kracht van Fokker. De
AA-order had op zichzelf een goede opbrengstprijs in dollars. De
problemen ontstonden later, toen de dollarkoers begon te zakken.
Nederkoorn formuleert het zo: ,,Het bloedbad begon in 1990 voorbij te
raken.'' Na de Golfoorlog begin 1991 stortte de vliegtuigmarkt echter
abrupt in. Aan het eind van dat jaar legde Nederkoorn, toen net
bestuursvoorzitter, naar zijn zeggen na talloze gesprekken met andere
vliegtuigbouwers, het eerste contact met Daimler-Benz en DASA. Fokker
had net besloten de Fokker 70 te ontwikkelen. Om dat toestel te kunnen
financieren, was een emissie van ruim een half miljard gepland, maar die
is nooit doorgegaan. Achteraf kreeg Nederkoorn op dat besluit felle
kritiek te verduren, van zijn voorganger Swarttouw maar ook van minister
Andriessen (Economische Zaken). ,,Nu heb je je hoofd in de strop van de
Duitsers gestoken'', zou Swarttouw zeggen en Andriessen was het met hem
eens. Swarttouw, toen commissaris, vond dat andere opties voor Fokker
onvoldoende waren onderzocht en stapte op. Nederkoorn werpt alle blaam
verre van zich: ,,Het is feitelijk en verifieerbaar onjuist. Het is
gewoon geschiedvervalsing. Die emissie was pure bluf. Ja, er is met
investment bankers gesproken. Voor de lancering van de Fokker 70 had je
de medewerking van de Duitsers nodig, want de rompen zijn hun eigendom.
De Duitsers keken naar een nieuw vliegtuig, de Regioliner. Zij moesten
kiezen: meedoen met de Fokker 70 of met de Fransen een Regioliner
ontwikkelen. Fokker zou dan misschien een rolletje krijgen als
toeleverancier. Dat was de keuze. Toen we het met de Duitsers eens
werden over de Fokker 70, kwam ook de strategische samenwerking en dus
was er gelters in hoge mate zelfstandig zijn. Schrempp zei altijd:
Fokker weet zelf het beste wat goed voor Fokker is.'' ,,Er ging iets
magisch, iets fascinerends uit van Fokker'', vervolgt de
ex-DASA-directeur. ,,Onze mensen waren er trots op dat ze nu een
fabriek hadden die zulke mooie produkten maakte. Bovendien hadden we
het geld om Fokker te kopen. We keken zelfs zo op tegen Fokker dat we
begin jaren negentig niets eens bij ze durfden aankloppen voor
samenwerking. Fokker was toch een grote naam, met markt, expertise en
grote orders. Die zaten toch niet op ons te wachten?'' DASA vergat in
deze euforiestemming bij de overname te kijken naar de historie van de
vliegtuigbouwer. De afgelopen decennia werd die steeds gekenmerkt door
'wildwest-taferelen' die maar bij weinig bedrijven zouden zijn
getolereerd. In de onoverzichtelijke, voor de buitenwacht soms
romantische cultuur van de vliegtuigindustrie, brandde Fokker zijn
verantwoordelijke beleidsmakers af in een tempo dat in het Nederlandse
bedrijfsleven zelden is vertoond. Hoeveel lijken lagen er bij Fokker in
de kast? Hoe zorgvuldig was het boekenonderzoek geweest? Het waren
prangende vragen die DASA na Fokkers bankroet op zich afgevuurd kreeg.
,,Al die experts, Morgan Stanley en KPMG voorop, hebben ons niet verteld
wat ons allemaal financieel nog te wachten stond'', zegt een voormalige
DASA-directeur. ,,Het zag er aanvankelijk prima uit. Maar onderweg in
de beoordeling van Fokker moeten ernstige fouten zijn gemaakt. Of de
Nederlandse overheid is ons te slim af geweest, of in de boeken stonden
dingen die over het hoofd zijn gezien, of die zelfs niet te vinden
waren. Of alles bij elkaar. Ergens zat een zwart gat dat niemand bij
ons heeft geconstateerd of heeft willen constateren.'' In Den Haag
wordt die lezing betwijfeld. ,,De Duitsers stuurden een groep experts
bij het boekenonderzoek. Op een gegeven moment zaten ze er met 45 man.
Echt geen domme jongens, want in de tweede ronde hebben ze op grond van
hun bevindingen in de due diligence een korting bedongen'', zegt iemand
die nauw bij de onderhandelingen betrokken was. Het 'zwarte gat'
ontstond volgens hem door de ineens sterk verslechterde vooruitzichten
voor Fokker. Het bedrijf had voor anderhalf miljard aan kosten
geactiveerd die niet meteen via de verlies- en winstrekening konden
worden afgeboekt. ,,Deze 'ijsberg' gaat tegen je werken als het
break-even punt van je vliegtuigprogramma's naar achteren schuift. Dan
verschuift je winst naar de toekomst. Dat speelde bij Fokker. De
accountants hebben zowel in 1994 als 1995 gezegd: wij accepteren de
jaarrekening niet tenzij de grootaandeelhouders garant staan.'' De
overheid stelde zich steeds op het standpunt dat DASA dat als
meerderheidsaandeelhouder moest doen. En DASA heeft dat ook inderdaad
keurig gedaan. Bij het tweede echelon managers binnen Fokker rezen al
kort na de overname in 1993 twijfels over het samengaan met Europa's
grootste industrieconglomeraat. ,,Het beste kon je zien wat DASA voor
een bedrijf was op de luchtvaartshow op Le Bourget bij Parijs'', zegt
Dave Bebelaar, tot voor kort directeur Product Support bij Fokker. ,,In
het DASA-chalet kwamen weinig bestuurders van grote
luchtvaartmaatschappijen op bezoek. Wel wemelde het er van de
militairen en hoge overheidsfunctionarisen. Daaruit kon je al opmaken
dat DASA voornamelijk een wapenfabrikant was, en niet direct actief op
de markt voor civiele vliegtuigen.'' De enige die zich in 1993 mordicus
tegen de verbintenis met DASA toonde, was Frans Swarttouw,
oud-bestuursvoorzitter en op dat moment commissaris. ,,Daimler is een
autofabrikant. Als je de centers of excellence van Fokker definieert en
die van Daimler, is er slechts één conclusie: totaal geen
synergie'', was het vernietigende oordeel van de oud-Fokker-topman. Hij
voorspelde: ,,Ze komen met die auto's in de knel en dan gaan die
vliegtuigen eruit''. Er was nog een factor van bijna psychologische aard
die een rol speelde. Duitsers zijn technology driven. DASA wilde per
se een hele nieuwe generatie vliegtuigen. Maar het was de vraag of je
wel met een nieuw vliegtuig moest komen. Volgens Rudi den Hertog,
hoofdontwerper van de Fokker 28 en de Fokker 100, was dat absoluut
overbodig. Den Hertog: ,,Deze industrie is mature, er valt niet zoveel
meer te verbeteren. Een nieuwe vleugel levert je netto
één procent besparing op, een nieuwe motor twee procent.
De ontwikkelingskosten betalen zich niet terug. Toch wilde DASA een
nieuw vliegtuig, met koolstofvleugels, fly by wire, enzovoorts. Maar
wat moet je met koolstof als het niets oplevert?'' Ook in Den Haag
koesterde men van meet af aan grote twijfel over DASA's plannen met
Fokker. ,,De Duitsers wisten niet wat het perspectief was voor
DASA/Fokker'', zegt een Haagse ingewijde. ,,Ze wilden met een nieuw
vliegtuig, de FA-X, een 120-zitter, toe naar een soort
Airbus-constellatie, maar de Europese concurrenten wilden niet meedoen.
Die voelden zich geschoffeerd door het feit dat de Duitsers brutaal een
leidende rol claimden in het segment van de regionale straalvliegtuigen.
Fransen, Italianen en Britten waren daar mordicus tegen.'' Economische
Zaken legde de plannen van DASA voor aan het Amerikaanse adviesbureau
Booz Allen Hamilton. Dat kwam met een duidelijk oordeel: ,,Dit is niet
de goeie keuze. De kracht van Fokker ligt bij regionale vliegtuigen en
regionale luchtvaartmaatschappijen als de AIR UK's, British Midland,
etc. Dat is een heel ander segment. Met die FA-X kies je voor de
eredivisie.'' Daarna kwam DASA met een nieuw plan. Maar dat was meer
van hetzelfde. ,,Het was alleen meer uitgewerkt en dikker'', herinnert
men zich bij EZ. ,,DASA wilde Fokker geheel nieuw kapitaliseren, ze
wilden Fokker geheel fit en gezond neerzetten en alle geactiveerde
ontwikkelingskosten in één keer afschrijven. Dat plan
kostte 3 tot 4 miljard gulden. Daarvan zou de Nederlandse overheid maar
liefst driekwart (circa 2,5 miljard) moeten ophoesten. De
één miljard die de Duitsers er zelf als 'vers geld' in
zouden stoppen, bleek een sigaar uit eigen doos. Want dat wilden ze
verrekenen met geld dat ze al aan Fokker hadden geleend. Eigenlijk
wilden de Duitsers dus helemaal niets doen. Het ging om gruwelijke
bedragen. Er lag een enorme afstand tussen ons en Dasa.'' Ze wisten
het niet van elkaar. Begin januari, dit jaar, op het dieptepunt van de
gesprekken tussen DASA en de Nederlandse staat over de reddingsoperatie
voor Fokker, vierden twee hoofdrolspelers op nog geen honderd kilometer
afstand van elkaar vakantie in Zuid-Afrika. Jürgen Schrempp zat in
zijn vakantievilla aan de kust bij Kaapstad en overdacht hoe hij als
kersverse chef van Daimler-Benz van zijn eigen miskoop Fokker verlost
kon worden. Op nauwelijks een uur afstand blies ex-Unilever-topman
Floris Maljers uit van zijn vermoeienissen als onderhandelaar namens de
Nederlandse overheid. Ver weg, in Mexico, deed minister Wijers op dat
moment hetzelfde. Nauwelijks drie weken later, op 22 januari, liet
Daimler het doek voor de Nederlandse vliegtuigbouwer vallen. Het
grootste naoorlogse industriële drama na de ondergang van het
Rotterdamse scheepsbouwconcern RSV was daarmee een feit. De vakanties
van Maljers (twee weken) en Wijers (drie weken) zijn aan Duitse zijde
opgevat als volstrekt verkeerde signalen, weten ingewijden in
München. Een ex-DASA-directeur: ,,Toen werd hier één
ding snel duidelijk: ze willen geen geld geven, of in ieder geval te
weinig. Achteraf heeft Schrempp nog gezegd: Wijers heeft ons een dienst
bewezen door zich niet soepel op te stellen. Anders hadden we nog een
ernstig probleem gehad.'' Wijers had Maljers eind vorig jaar aangewezen
om met DASA te onderhandelen over een reddende geldinjectie voor het
afgelopen najaar al technisch failliete Fokker. Maljers was weliswaar
geen man uit de vliegtuigindustrie, maar hij had wel ervaring in de
wereld van de grote industrie en het grote geld. De aanwijzing van
Maljers viel noch in Duitsland, noch in Nederland in goede aarde. ,,Ze
hebben er een rookworstenboer op gezet'', constateerde een voormalig
topambtenaar onthutst. Een oud-bestuursvoorzitter van Fokker: ,,Een
goede man had partijen bij elkaar kunnen brengen. Die had de politiek
en de Duitsers kunnen benvloeden. Het is de arrogantie ten top dat
zo'n man via een paar rapportjes even de vliegtuigindustrie doorlicht.
Als hij de partijen werkelijk bij elkaar had gebracht, had DASA er nooit
mee kunnen kappen. Maar Maljers interesseerde zich nergens voor.''
Drie ex-bestuursvoorzitters verbaasden zich erover dat Maljers niet eens
even zijn licht bij hen kwam opsteken. Ben van Schaik bood hem zijn hulp
aan op de dag dat Maljers door Den Haag als onderhandelaar naar voren
was geschoven. Maar Maljers vond het onjuist om te praten met ,,iemand
die door DASA niet in de onderhandelingsdelegatie was opgenomen''. Hoe
dan ook, Maljers vond het volgens een oud-Fokker-bestuurder ,,niet nodig
om zich met Van Schaik, het Fokker-bestuur of wie dan ook langer dan
vijf minuten te onderhouden''. Den Haag schatte de Duitsers volstrekt
verkeerd in, concludeert een aantal betrokkenen. ,,Ik heb ze
gewaarschuwd'', zegt één van hen. ,,Toen ze zagen dat DASA
en Daimler aan al hun verplichtingen voldeden en op de valreep van 1995
voor anderhalf miljard gulden ook nog de hele leaseportfolio overnamen,
redeneerde men in Den Haag: DASA kan er nooit meer uitstappen. Maar
Duitsers zijn anders. Dat je alle afspraken nakomt is één
ding. Maar dat je daarna een ander traject kiest een ander.''
Ex-onderhandelaar Maljers ziet het anders. ,,Daimler-Benz was eindelijk
tot de slotsom gekomen dat ze met Fokker een probleem hadden gekocht.
Ze wilden maar één ding: 1,3 miljard gulden steun van Den
Haag en anders stoppen.'' Lag het mislukken van de onderhandelingen dus
aan Maljers, zoals sommige betrokkenen suggereren? ,,Wie we er ook
neergezet hadden, het was sowieso misgelopen. De Duitsers hadden geen
plan en legden de rekening bij Nederland. Maljers heeft geprobeerd de
Duitse voorstellen te nuanceren. Hij heeft gekeken naar een soort
wachtkamer-oplossing voor Fokker, waarbij niet in één keer
alle kosten werden afgeschreven maar bijvoorbeeld gespreid over enkele
jaren. Wel moest er dan een positieve cash flow komen. Tijdens het
laatste, beslissende, overleg in het Catshuis wilden de Duitsers niets
meer doen. Premier Kok en Wijers boden 400 tot 500 miljoen aan met het
idee dat de Duitsers wel zouden vragen het resterende verschil ook nog
even te delen. Maar Schrempp en DASA-chef Bischoff zeiden nee. Dat was
einde verhaal.'' Op het kantoor van Fokker op Schiphol-Oost valt het oog
van de curatoren die met de afwikkeling van het faillissment zijn
belast, dagelijks op de in 1990 aan Fokker uitgereikte Koning Willem
I-prijs voor succesvol ondernemen. De ironie is dat zich voor het
bedrijf dat begin jaren negentig nog de vierde vliegtuigbouwer van de
wereld was nog steeds geen sterke financiële of industriële
gegadigde heeft gemeld voor een (gedeeltelijke) overname. Daarom zoeken
de curatoren koortsachtig naar een mogelijkheid om Fokker toch nog een
'doorstart' te laten maken - met een sterke partner of alleen. Na het
faillissement op 15 maart cirkelden de gieren al boven Amsterdam
Zuidoost en Schiphol. Er waren grote buitenlandse concerns bij, maar
ook pionierende entrepreneurs en zakenlieden met een hang naar nostalgie
(zoals Willem van Kooten, Joep van den Nieuwenhuyzen, en Jaap Rosen
Jacobson). En 'financiers' met een duistere herkomst, zoals twee
Zwitsers die in het Haagse hotel Des Indes topambtenaren van EZ met een
bod van twee miljard verrasten. ,,Lieden met een hoog
'Hakkelaar'-gehalte'', aldus een ingewijde. De Canadese vliegtuigbouwer
Bombardier leek aanvankelijk de belangrijkste kandidaat voor een
overname te zijn. In februari - Fokker was surséance van
betaling verleend - streken de Canadez oud-Fokker-topman. Het
Zuid-Koreaanse Samsung stuurde een aanmerkelijk kleinere delegatie naar
Amsterdam die ,,het Engels moeilijk beheerste'', nadat het Londense
bureau Lehmann Brothers voor de Koreanen een verkennend onderzoek had
uitgevoerd. Economische Zaken en de curatoren smeekten weken tevergeefs
om een commitment van de topman Lee (,,Je mag al blij zijn als je zijn
zolen ziet'', aldus Van Schaik). Verder dan een beschaafde
informatie-uitwisseling met managing-director Byun kwam het niet.
Tijdens het diner mocht het onderwerp Fokker niet eens genoemd worden,
zo had huisbankier ABN Amro van tevoren waarschuwend over de Koreaanse
etiquette laten weten. Ook een plan waarbij het Zweedse Saab,
machinebouwer Stork en Samsung gezamenlijk Fokker zouden overnemen,
bleek onhaalbaar. Een 'stand-alone'-scenario voor Fokker waarin Stork
alleen zou participeren, viel niet goed bij de banken die Stork als een
te lichte partij beschouwden. Stork wil inmiddels Fokker Aviation (o.a.
onderhoud) overnemen. Daarbij zijn circa drieduizend werknemers
betrokken. Vervolgens kwam het Chinese AVIC met zeven man. Die
klaagden van begin af aan over de snelheid waarmee een en ander diende
plaats te vinden. Toen eindelijk alsnog zaken leken te kunnen worden
gedaan, restte het Chinese gezelschap nog één slotvraagje:
,,Hoeveel dacht de Nederlandse overheid bij te dragen aan de
koopprijs?'' De Russische vliegtuigbouwers Jakovlev en Toepolev stonden
na het faillissement eveneens snel aan de poort. Zij konden echter geen
garanties geven voor de financiering en dropen af. In een laatste
poging de vliegtuigindustrie voor Nederland te behouden, proberen de
curatoren thans, waarschijnlijk voor de laatste keer, of er tijd kan
worden gewonnen. Zij studeren op de oprichting van een nieuwe
vennootschap - een zogeheten Voortbouw-BV - die op basis van contante
betaling orders gaat werven. In deze opzet zou Fokker het minimaal tot
eind '97 kunnen uitzingen. Een nieuwe juridische structuur is nodig,
omdat met zo'n onderneming de grenzen van de faillissementswetgeving
worden overschreden. Het faillliete Fokker zou een belang in de
Voortbouw-BV kunnen krijgen, evenals externe financiers. Driekwart van
de te leveren toestellen zouden F-70's moeten zijn en een kwart F-100's.
Toeleveranciers als het Britse Shorts (vleugels), DASA (rompen) en Rolls
Royce (motoren) zullen moeten meewerken om het plan te doen slagen.
DATUM: 16 Maart 1996
PAGINA: eco 20
KOP: Waarde van Fokkers know-how blijft mysterie
AUTEUR: Door een onzer redacteuren
TEKST: ROTTERDAM, 16 MAART. Het faillissement van Fokker heeft
voor de Rabobank een bijzonder aspect. Onbedoeld, zij het waarschijnlijk
niet onverwacht, is de vraag actueel geworden wat de werkelijke waarde
is van de know-how die Fokker in juli 1994 in de zogeheten
technolease-constructie aan de bank verkocht en vervolgens terughuurde.
Algemeen is aangenomen dat toen een min of meer symbolische overdracht
van kennis van Fokker aan de Rabobank plaatshad die de vliegtuigbouwer
netto zo'n 400 miljoen gulden opleverde. Dat de Rabobank als formele
eigenaar deze kennis ooit werkelijk te gelde zou gaan maken werd
nauwelijks serieus genomen.
Zelfs is nooit helemaal duidelijk geworden wat er nu precies aan kennis
in die befaamde 'schoenendoos' was ondergebracht. Omdat bij een
identieke transactie tussen Philips en de Rabobank, een jaar eerder,
sprake was patenten en royalties is er min of meer stilzwijgend van
uitgegaan dat het ook in het geval Fokker voornamelijk octrooien en
licenties betrof. Er is gefilosofeerd over de vraag welke formule was
bedacht voor de bewaking van de octrooien. In werkeljkheid, zeggen
deskundigen verbonden aan de TU Delft, octrooieren vliegtuigfabrieken
verhoudingsgewijs heel weinig kennis. Vooral de kleinere ondernemingen
zien op tegen de kosten en moeite van octrooiverdediging. Desgevraagd
deelt de Octrooiraad in Rijswijk mee dat nog maar twee van de ongeveer
60 octrooien die Fokker in de loop van de jaren in Nederland aanvroeg
geldig zijn. Er is een octrooi uit 1992 op een bewegingssimulator en
één uit 1990 op toepassing van laminaten in gekromde
oppervlakken. Fokker Space, de Leidse Fokker-dochter die eind vorig
jaar voor de helft in handen kwam van uraniumverrijkinsgfabriek
UCN/Urenco, heeft ook nog twee octrooien. Dat is alles. Dat wil
absoluut niet zeggen dat de kennisoverdracht in de
technolease-constructie 'symbolisch' was, zegt dr.ir. L. Roos,
directeur van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkelingn.
,,Bijna niemand weet wat daar in zit''. Delftse vliegtuigontwerpers
kunnen zich wel ruwweg een voorstelling maken van het soort
verhandelbare kennis dat in documenten is vast te leggen. Natuurlijk
veel informatie over het ontwerpen van de vliegtuigen, inclusief de
diverse aannames die in het ontwerpproces noodzakelijkerwijs moeten
worden gedaan. Daarnaast ook, of misschien wel vooral, informatie over
de interpretatie van voorschriften, over testprocedures en over het
certificatieproces. Voor fabrieken als Boeing, Airbus en McDonnell
allemaal van weinig waarde, maar voor een beginnende vliegtuigindustrie
in Zuid-Korea, China of Indonesië van onmisbaar belang. ,,De hemel
verhoede dat de Rabobank die kennis werkelijk verkoopt'', zegt een
Delftse hoogleraar. Groot is de kans op onbezonnen stappen van de
Rabobank niet, want in de technolease-overeenkomst is vastgelegd dat het
NIVR toestemming moet geven voor de verkoop van de kennis. En dat is
geen formaliteit. ,,Maar tot dusver'', zegt Roos van het NIVR, ,,dachten
wij aan een scenario waarin de kennis verkocht zou worden aan een
partij die tegelijk de zelfscheppendheid van Fokker zou garanderen.''
Dat scenario is vandaag afgeschreven.
DATUM: 15 Maart 1996
PAGINA: eco 11
KOP: Fokkers einde 21 juli 1919 Oprichting Fokker.
Luchtvaartpionier Anthony Herman Gerard Fokker (geboren op 6 april
1890) bouwt tijdens de Eerste Wereldoorlog duizenden gevechtstoestellen
voor het Duitse leger. Tijdens de hele oorlog produceren de
Fokkerfabrieken bij Berlijn en later in Schwerin meer dan 7.000
toestellen. Als het verslagen Duitsland er volgens de vredesbepalingen
van Versailles geen militaire industrie meer op na mag houden, zit
Anthony Fokker in de klem. Maar hij weet een deel van zijn
fabrieksuitrusting alsmede zo'n 400 vliegtuigmotoren in een trein van
zestig wagons naar Nederland te smokkelen. Al in het eerste jaar
lanceert Fokker een van de allereerste toestellen voor lijnvluchten, de
F.2. 1924 Lancering van de F.4 voor acht passagiers, die als eerste
voor de KLM vluchten naar het toenmalige Nederlands Indië zal
onderhouden. In hetzelfde jaar richt Anthony Fokker een Amerikaanse
onderneming op, Atlantic Aircraft Corporation, die tegen het e1934 richt
Fokker zich op het ontwerpen en produceren van militaire vliegtuigen.
1939 Fokkers eerste metalen toestel, de T.9 bommenwerper, wordt in
bedrijf genomen. Daarna wordt begonnen aan de F.24, bedoeld als
vervanger van de DC-3, de Dakota. 23 december 1939 Anthony
Fokkeroverlijdt, 49 jaar oud, in een New-Yorks ziekenhuis aan
hersenvliesontsteking. 1940-1945 In de Tweede Wereldoorlog wordt de
Fokker-fabriek, dan nog in Amsterdam-Noord, door geallieerde bommen
geheel verwoest. Na de oorlog begint Fokker aan een serie kleine
militaire lesvliegtuigen en bouwt o.a. zijn eerste straalvliegtuig, de
Mach Trainer. 1951 Fokker verhuist naar de nieuwe fabriek op Schiphol
en bouwt daar o.a. honderden Gloster Meteor en Hawker Hunter
straaljagers in licentie. In de jaren '60 volgen 360 Lockheed
Starfighters, vleugelsecties voor het patrouillevliegtuig Brequet
Atlantic en rompdelen voor de Northrop NF-5. 1958 Introductie van de
Fokker F27 Friendship. Dit zou 's werelds meest verkochte
turboprop-toestel worden. In totaal worden er tot 1986 van dit toestel
786 stuks gebouwd, waarvan ruim 200 in licentie bij Fairchild in de VS.
1969 De eerste F28 Fellowship wordt afgeleverd waarmee Fokker als eerste
een regionaal straalvliegtuig aanbiedt. Tot 1987 verkoopt Fokker er 241
stuks van. 1982 Topman Frans Swarttouw, op zoek naar een
kapitaalkrachtige partner, besluit tot een samenwerking van Fokker met
McDonnell Douglas. Al vrij spoedig wordt die alliantie weer ontbonden.
Fokker vreest dat de Amerikanen alleen uit zijn op de kennis van de
Nederlanders. 1984 Onder leiding van Swarttouw begint Fokker met de
lancering van twee nieuw ontwikkelde toestellen tegelijk: de turboprop
F50 en het straalvliegtuig F100. In feite gaat het om verbeterde en
vergrote versies van de F27 en F28. Maar de ontwikkeling kost vele
honderden miljoenen guldens meer dan was begroot. De overheid springt
met honderden miljoenen bij op voorwaarde dat Fokker een nieuwe partner
zoekt. 1987 Swiss Air meldt zich als eerste klant voor de Fokker F100.
Later haalt Swarttouw een grote order van American Airlines binnen: 75
F100's plus 75 opties. April 1992 Topman Erik Jan Nederkoorn kondigt
een overname van Fokker aan door Deutsche Aerospace (DASA), de
vliegtuigtak van Daimler-Benz. De onderhandelingen met de Nederlandse
overheid, de grootste aandeelhouder van Fokker, verlopen uitermate
stroef. Pas in april 1993 is de overname, voor ruim 600 miljoen gulden,
een feit. De staat houdt drie jaar nog 22 procent in Fokker Holding.
Januari 1994 Nederkoorn vertrekt nadat de commissarissen zijn plannen om
Fokker gezond te maken afwijzen. Ook DASA-topman Jürgen Schrempp
laat hem vallen. 19 maart 1994:Fokker maakt een verlies over 1993
bekend van 460 miljoenuitgeput. Een kapitaalsinjectie van een miljard
gulden - 600 miljoen van DASA en ruim 400 miljoen, via een ingewikkelde
technolease-constructie, van de overheid - brengt verlichting. 15
december 1994 ook voor 1994 wordt verlies aangekondigd: oorzaak de lage
dollarkoers en dramatisch prijsverval op de markt voor regionale
vliegtuigen. 15 augustus 1995 verliescijfers over de eerste helft van
'95: 651 miljoen. 17 augustus 1995 de Amsterdamse beurs schort de
notering van Fokker-aandelen op omdat het eigen vermogen inmiddels
negatief is. DASA stelt zich garant om de lopende verplichtingen van
Fokker tot eind '95 te voldoen. 7 september 1995 Fokker biedt minister
Wijers een plan aan voor de gezondmaking van de vliegtuigbouwer. Wijers
had dit geëist, als voorwaarde voor eventuele nieuwe
overheidssteun. 11 november 1995 de gesprekken over financiële
steun aan Fokker tussen DASA en de Nederlandse overheid beginnen.
Namens Wijers voert oud-Unilever-topman Floris Maljers de
onderhandelingen. 19 januari 1996 Enkele duizenden Fokkers-werknemers
demonstreren in Den Haag voor de redding van hun bedrijf. Op hetzelfde
moment proberen in het Catshuis premier Kok, minister Wijers en
onderhandelaar Maljers in een alles-of-niets-poging met Daimler-topman
Schrempp en DASA-bestuursvoorzitter Bischoff een financieel
reddingspakket samen te stellen. De Duitsers eisen van de Nederlandse
staat een bijdrmiljoen vooruit voor Defensie- vliegtuigen. Fokker kan
weer 5 tot 6 weken vooruit. Bewindvoerders geven samen met de
Fokker-leiding prioriteit aan een oplossing voor geheel Fokker. Het
Canadase Bombardier, het Koreaanse Samsung en later ook het Chinese AVIC
melden zich als potentiële gegadigden. Bombardier durft het niet
aan en haakt af. Hetzelfde geldt voor Nederlandse banken en
pensioenfondsen die gepolst worden om samen met Nederlandse
industriële partners (waarvoor Stork zich meldt) een tijdelijke
stand-alone optie te realiseren. Tot het laatste moment wordt gewacht
op Samsung. 15 maart 1996 Met Samsung wordt tot vroeg in de ochtend
onderhandeld. Zonder resultaat. Het faillissement wordt aangevraagd.
Het doek voor de Koninklijke Nederlandse vliegtuigenfabriek Fokker valt
na ruim 76 jaar.
DATUM: 01 Maart 1996
PAGINA: eco 11
KOP: Vooraftrek
AUTEUR: Maarten Schinkel
TEKST: Uiterst terughoudend was Rabo-topman Wijffels over een
mogelijke rol van zijn bank bij een scenario waarbij het geplaagde F
jaar mag worden afgeschreven, in één keer afboekt als
Fokker daadwerkelijk failliet gaat. Dan zal de omfloerste steun die het
Rijk in 1994 aan Fokker gaf door Rabo de techno-lease toe te staan in
dit fiscale jaar in één keer ten koste van de schatkist
gaan, in plaats van uitgesmeerd over drie jaar. Dat is, naast het
afschrijven van het aandelenbezit in Fokker en de kredieten die de staat
nog bij Fokker heeft uitstaan, een extra tegenvaller voor de schatkist
in een jaar waarin begrotingsdiscipline om Europese redenen de hoogste
prioriteit heeft.
DATUM: 23 Januari 1996
PAGINA: eco 17
OPMERKINGEN: Foto's: 1. Jürgen Schrempp (links), toen nog topman
van DASA, schudt Erik Jan Nederkoorn de hand in het Kurhaus na
ondertekening van het contract waarbij Daimler-Benz Fokker overnam.
(Foto NRC/Handelsblad Maurice Boyer), 2. Jürgen Schrempp (rechts),
bestuursvoorzitter van Daimler-Benz, met prins Bernhard en Fokker-topman
Van Schaik bij de viering, twee jaar geleden, van het 75-jarig bestaan
van Fokker. (Foto Willem Middelkoop); Grafiek: Fokker Omzet/Winst
1990-1994
KOP: Love-baby Fokker bleek miskoop voor DASA
AUTEUR: Door onze redacteuren BEN GREIF en MARC
SERNÉ
TEKST: Daimler-topman Jürgen Schrempp noemde Fokker zijn
love-baby. Maar drie jaar na de feestelijke ondertekening van het
contract tussen DASA en de Nederlandse vliegtuigbouwer in het
Scheveningse Kurhaus is de droom bruusk uiteengespat. Een terugblik op
het 'huwelijk' geeft een beeld van gemiste kansen en het prevaleren van
de persoonlijke ambities van de belangrijkste hoofdrolspelers boven het
wel en wee van de Nederlandse vliegtuigbouwer. Met het dichtdraaien van
de geldkraan legt DASA de love-baby te vondeling - een roemloze
ondergang lijkt onvermijdelijk.
Het Scheveningse Kurhaus, 27 april 1993. Champagnekurken knallen,
handen worden geschud. Eindelijk is het zover: Deutsche Aerospace
(DASA), de lucht- en ruimtevaartdivisie van Daimler-Benz, heeft voor een
kleine 700 miljoen gulden de meerderheid van de aandelen verworven van
vliegtuigfabrikant Fokker. Jürgen Schrempp, dan nog de baas van
DASA, zijn tegenspeler minister Koos Andriessen van Economische zaken en
Fokker-topman Erik Jan Nederkoorn brengen een toost uit. Echt vrienden
zijn de heren niet geworden in de ruim twaalf maanden dat de taaie en
soms nachtelijke onderhandelingen hebben geduurd. Het leek af en toe
meer op straatvechten; partijen schuwden niet de media tegen elkaar uit
te spelen en te gebruiken. Vooral Nederkoorn en Andriessen rolden
vechtend over straat. Beiden wilden hetzelfde: Fokker verkopen aan de
Duitsers. Maar in plaats dat ze één lijn trokken, lagen
ze - vaak openlijk - overhoop over de voorwaarden waarop en het tempo
waarin dat moest gebeuren. Nederkoorn, die natuurlijk van alle
betrokkenen het beste wist hoe slecht Fokker er voor stond, wilde veel
sneller beslissen dan Andriessen. De bewindsman en de ambtenaren, vond
de Fokker-chef, hielden de zaak onnodig op. Economische Zaken
daarentegen wilde, naast een betere prijs voor de aandelen, garanties
voor de toekomst. Fokker moest volgens EZ de leidende rol krijgen bij
het ontwerp, de assemblage en verkoop van straalvliegtuigen met 65 tot
130 stoelen. Met die garanties wilde minister Andriessen het
voortbestaan van het Nederlandse luchtvaartcluster, waarin Fokker een
voorname rol speelt, veilig stellen. De minister liep met zijn eisen
vooruit op de ambities van Daimler-Benz om, via de aankoop van Fokker,
de hoofdrol te gaan spelen in de Europese industrie voor regionale
vliegtuigen. DASA had eerder al plannen gemaakt om met het Franse
Aérospatiale en het Italiaanse Alenia samen een nieuw regionaal
straalvliegtuig te bouwen. En vanaf het begin van de gesprekken over de
aankoop van Fokker maakten de Duitsers er geen geheim van dat ze de
Fransen en Italianen (en eventueel ook British Aerospace) in een later
stadium als aandeelhouders bij Fokker wilden binnenhalen. De droom van
Jürgen Schrempp was de creatie van een soort mini-Airbus waarin, in
tegenstelling tot het grote Airbus, nu eens niet de Fransen, maar de
Duitsers de dienst uitmaakten. Door het besluit gisteren van DASA om
zich van Fokker te ontdoen is zo'n pan-Europese samenwerking in de
regionale vliegtuigbouw zo niet een illusie, dan toch verder weg dan
ooit. En bovendien kunnen Daimler-Benz en DASA al hun ambities op dat
terrein nu wel vergeten. Toen DASA Fokker overnam stond de Nederlandse
vliegtuigbouwer er al zo belabberd voor dat het akkoord volgens
Nederkoorn geen twee maanden later had moeten komen. ,,Dan was Fokker
er niet meer geweest'', gaf hij een half jaar na zijn plotselinge
vertrek als bestuurvoorzitter toe. Fokker was dus door DASA 'gered'.
Iedereen verwachtte dat het nu snel beter zou gaan met het bedrijf.
DASA en Daimler-Benz zouden wel snel orde op zaken stellen. Geld was,
met het rijke Daimler-Benz op de achtergrond, niet langer een probleem.
Maar wat misschien wel net zo belangrijk was, Daimler kon als grootste
Europese industriële onderneming zijn aanzienlijke invloed in
Duitsland en zijn reputatie elders aanwenden om Fokker nieuwe klanten en
afzetmarkten te bezorgen. De werkelijkheid was anders. Al snel werd
duidelijk dat de in 1991 begonnen crisis in de luchtvaart dieper en
langduriger was dan alle experts voor mogelijk hielden. Orders werden
uitgesteld, opties geannuleerd en maatschappijen die wel nieuwe
toestellen nodig hadden, kochten niet maar besloten tot leasen. De
dalende dollarkoers stelde fabrikanten als Fokker, die zijn kosten
merendeels in ander tachtig, toen twee nieuwe toestellen, de turboprop
F50 en het straalvliegtuig F100, tegelijk in produktie werden genomen,
fors uitgedijd. In 1991 was het personeelsbestand opgelopen tot circa
13.500 mensen. Dat bestand zou in de jaren daarna door elkaar snel
opvolgende saneringsrondes bijna worden gehalveerd. Al spoedig na de
overname trof DASA bij Fokker een aantal niet eerder ontdekte lijken in
de kast. De Duitsers verbaasden zich over het creatieve boekhouden dat
bij de Nederlandse vliegtuigbouwer jaren lang gangbaar was. Zo troffen
zij onder andere een bedrag aan onder de noemer van geactiveerd
onderhanden werk dat volgens DASA's boekhoudnormen eigenlijk
onmiddellijk moest worden afgeschreven. Daarnaast ontstond er een
gigantische voorraad onverkochte vliegtuigen, zogenoemde 'witte
staarten'. Het vliegveld Woensdrecht stond er op een gegeven moment vol
mee. Een paar maanden na de overname, in september 1993, gingen bij
Fokker onder leiding van Nederkoorn een aantal werkgroepen aan de slag
om oplossingen te bedenken. In december bracht Nederkoorn de
voornaamste conclusies naar buiten: er kwam een nieuwe saneringsronde,
de kosten moesten met tenminste 30 procent omlaag en ook de
toeleveranciers waaronder Fokkers risicodragende partners, moesten hun
prijzen flink laten zakken. Dat was vooral ook pijnlijk voor Deutsche
Airbus (DA) in Hamburg, een andere DASA-dochter, die de rompen voor de
Fokkers maakt. De destijds nog door Swarttouw gesloten overeenkomst met
DA kreeg al gauw de bijnaam 'wurg-contract'. Maar in de laatste maanden
van 1993 begon zich binnen Fokkers raad van bestuur een conflict af te
tekenen dat verregaande consequenties voor het bedrijf zou hebben.
Nederkoorn, die zich gesteund wist door een aantal
werkgroepvoortzitters, kwam in hevige botsing met technische man Reinder
van Duinen. Deze ingenieur in hart en nieren wilde niet dat er in het
technisch kader gesneden zou worden. Gesteund door zijn 'vrienden' aan
de TU in Delft en de machtige lobby van het Nederlands Instituut voor
Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) beweerde Van Duinen dat
Fokker de mooiste en beste vliegtuigen ter wereld maakte. Nederkoorn
stelde daar tegenover ,,Maar voor wie eigenlijk?'' en maakte tevens
duidelijk dat Fokker niet op de wereldmarkt kon concurreren met de
kosten voor de bouw van een vliegtuig die Van Duinen in zijn hoofd had.
Dat maakte Nederkoorn in de ogen van de tweede man alleen nog maar
gehater. Van Duinen, die niet meer met Nederkoorn praatte, hem in de
lift negeerde en alleen per memo nog de hoogst noodzakelijke
communicatie afwerkte, mobiliseerde de commissarrissen en zijn machtige
lobby-vrienden in Delft. ,,Nederkoorn is het bedrijf aan het uitverkopen
aan de Duitsers'', waarschuwde hij. Intussen probeerde Nederkoorn de
macht van de 'techneuten' - zo lang het bedrijf al bestaat de meest
invloedrijke groep binnen Fokker - te breken, niet goedschiks dan maar
kwaadschiks. Het was het begin van een 'koningsdrama' dat zijn weerga
in het Nederlandse bedrijfsleven nauwelijks kende, waarbij het voor
Nederkoorn onvoorstelbare gebeurde. Niet hij won de strijd maar Van
Duinen, die de derde man in de raad van bestuur, financieel directeur
Rennie Hendriksen, achter zich wist te krijgen. Het doek viel voor
Nederkoorn toen Jürgen Schrempp hem tijdens een etentje in
München, waar ook de echtgenoten van beide heren aanwezig waren,
vertrouwelijk meedeelde dat hij hem, zijn voormalige
protégé, niet langer zou kunnen handhaven. De anti-Duitse
stemming was na de overname van Fokker door DASA in Nederland toch al
groot, betoogde Schrempp. Hij wilde absoluut geen herrie in de tent en
zeker geen aanvaring met de Nederlandse commissarissen, die gevoelig
waren voor de stelling van Van Duinen dat Nederkoorn Fokker aan het
afbreken was. Nederkoorn probeerde de commissarissen tevergeefs te
winnen voor zijn visie, neergelegd in het intussen uitgelekte rapport
'De toekomst van Fokker'. Dat was een goed rapport waarvan de
bevindingen door de latere topman Van Schaik grotendeels werden
overgenomen. Maar de commissarissen lieten Nederkoorn
rücksichtslos vallen. Die trok zijn conclusies en vertrok. Van
Duinen volgde hem tijdelijk op en DASA maakte van de gelegenheid gebruik
de raad van bestuur aan te vullen met enkele nieuwe mensen, waaronder
de Duitser Volk die als controller naast Hendriksen werd geplaatst. Op
Van Duinens schouders rustte nu de zware taak om snel met een nieuw
saneringsplan te komen. Dat plan kwam na een paar maanden en hield
naast het vertrek van nog eens ruim 2100 mensen, vooral een drastische
beperking van de produktie in: Fokker zou niet langer 90 tot 100
vliegtuigen per jaar bouwen maar teruggaan naar 50 toestellen.
Nederkoorn had 60 vliegtuigen als absoluut minimum beschouwd. Een
verdere inkrimping had volgens hem slechts tot gevolg dat in een tijd
waarin de vliegtuigprijzen zwaar onder druk stonden Fokkers kostprijs
juist omhoog zou gaan. Door de kleinere schaal moesten de hoge vaste
kosten immers over een geringer aantal uren en toestellen worden
uitgesmeerd. Maar Van Duinen en zijn nieuwe collega's wilden, kennelijk
onder strikte orders van DASA, voorkomen dat het aantal onverkochte
vliegtuigen nog verder opliep. En dus luidde het consigne vanaf dat
moment dat er uitsluitend nog vliegtuigen werden gebouwd waarvoor vaste
orders binnen waren. Intussen moest Fokker in het voorjaar van 1994 een
verlies over 1993 aankondigen van 460 miljoen gulden. Het eigen
vermogen kreeg een forse deuk door de afschrijving, op last van DASA,
van circa 600 miljoen gulden op geactiveerd onderhanden werk. Het
vermogen van Fokker, bij de overname nog versterkt via de uitgifte van
nieuwe aandelen en door de Nederlandse staat verstrekte of gegarandeerde
achtergestelde leningen, was daardoor meteen al weer veel te klein
geworden. Een nieuwe kapitaalinjectie was onvermijdelijk. Die kwam er
in de vroege zomer van 1994, net nadat DASA de Nederlander Ben van
Schaik bij Mercedes' vrachtwagendivisie had weggehaald om Fokker te gaan
leiden. DASA stopte nog eens 600 miljoen in Fokker en minister
Andriessen stemde namens de Nederlandse overheid in met de zogenoemde
technolease-constructie: Fokker verkocht zijn knowhow voor 425 miljoen
gulden aan de Rabobank in ruil voor fiscale verliescompensatie. Hiermee
leek de vliegtuigbouwer financieel weer op poten te staan totdat in de
loop van 1994 de verliezen de pan uit begonnen te rijzen. Keer op keer
moesten de verwachtingen naar beneden worden bijgesteld. Uiteindelijk
zou het verlies over 1994 uitkomen op 449 miljoen. En ondanks alle
saneringen en bezuinigingen liepen de verliezen in 1995 op tot
onwerkelijke hoogten. Het halfjaar-verlies bedroeg 651 miljoen gulden,
daarna liepen de verliezen dagelijks op met drie miljoen gulden. Al in
het voorjaar '95 zag de nieuwe topman Van Schaik zich genoodzaakt een
nieuwe reorganisatie aan te kondigen. In het kader van het plan 'Fokker
2000' moesten nog eens 1760 banen verdwijnen. Spoedig werd duidelijk
dat de grootaandeelhouders opnieuw fors in de buidel zouden moeten
tasten als ze Fokker overeind wilden houden. In de loop van het jaar
werd de urgentie van een nieuwe kapitaalinjectie alleen maar groter. De
verliezen accelereerden, door een nog verder dalende dollar en door
weer een nieuwe reorganisatie die enkele honderden miljoen guldens aan
voorzieningen vergde. Belangrijke opdrachten (onder andere die voor SAS
en Sabena) werden gemist en de orders die wel binnenkwamen (zoals die
voor Alitalia) leverden hoogstwaarschijnlijk alleen verlies op. Zij
dienden uitsluitend tot behoud van Fokkers marktaandeel dat door
agressieve concurrenten (vooral British Aerospace met zijn viermotorige
Avro RJ) flink onder druk kwam te staan. Voor geheel 1995 komt het
verlies daardoor op bijna anderhalf miljard gulden uit. Het vermogen is
negatief geworden. Fokker werd nog enkele maanden in stand gehouden
door de financiële garanties van DASA, maar gisteren draaiden de
Duitsers de geldkraan dus definitief dicht. Dat gebeurde nadat DASA
zich weliswaar bereid had verklaard opnieuw een miljard aan 'vers
kapitaal' te steken in Fokker, maar de Duitsers eisten tegelijkertijd
van de Nederlandse overheid een veelvoud van dat bedrag (ruim 3
miljard) om Fokker overeind te houden. DASA eiste daarmee een
onwerkelijke bijdrage van de overheid die aanmerkelijk uitging boven het
resterende aandelenbelang van de staat in Fokker (effectief ruim 11
procent). Voor DASA zelf zijn er ten opzichte van 1992, toen de
overnamegesprekken over Fokker begonnen, een aantal zaken fundamenteel
veranderd. In de eerste plaats is Jürgen Schrempp in mei vorig
jaar van München verhuisd naar Stuttgart om daar Edzard Reuter als
topman van Daimler op te volgen. Daarmee begonnen zich voor Schrempp
een aantal onoverkomenlijke problemen op te stapelen die uiteindelijk
culmineerden in het te vondeling leggen van Fokker, door Schrempp in
december tijdens een bezoek aan Nederland nog zijn love-baby genoemd.
Vooral vanuit de autodivisie, het winstgevende Mercedes dat altijd het
geld voor Daimler heeft verdiend, werd aangedrongen op krachtig
ingrijpen. Wat nog over was van AEG, ooit een van Duitsland grote
ondernemingen, werd geliquideerd. Fokker zou volgen. Schrempp bleef
tot het bittere einde ontkennen dat de Nederlandse vliegtuigbouwer een
miskoop was geweest. Pas gisteren gaf hij toe dat hij rondom Fokker een
aaantal belangrijke inschattingsfouten heeft gemaakt. Met de hete adem
in de nek van de commissarissen van Daimler, die genoeg hadden van de
miljardenverliezen van het eens zo trotse uithangbord van de Duitse
industrie, werkte Schrempp begin deze maand in zijn vakantiehuis in
Kaapstad (Schrempp is jaren directeur Zuid-Afrika van Mercedes-Benz
geweest) volgens het Duitse weekblad Der Spiegel aan een
sanerings-scenario dat zowel in Nederland als Duitsland nog lang zal
nagalmen. Schrempp rekent nu definitief af met het beleid van zijn
voorganger Edzard Reuter die her en der een technologieconcern bij
elkaar kocht dat geen enkele synergie vertoonde en alleen maar
miljardenverliezen opleverde. Bij de concurrentie knallen inmiddels de
champagnekurken - nog maar vier jaar geleden was Fokker nog de op drie
na grootste vliegtuigfabrikant ter wereld.
>> Lees
verder
|
NRC Webpagina's
februari 1997
|