TECHNOLEASE
NIEUWS & ACHTERGRONDEN
DISCUSSIE & OPINIE
KAMERSTUKKEN
|
KAMERSTUKKEN
TITEL
Financiële relaties met grote ondernemingen.
SOORT
Rapport en brief van de Algemene Rekenkamer
DATUM
1996.10.30
REFERENTIE
Kamerstuk 25080 004, bijbehorende lijst van vragen en antwoorden;
de in de antwoorden genoemde vertrouwelijke bijlagen zijn eveneens
ter vertrouwelijke inzage voor de leden gelegd bij de voorzitter
van de Kamer. Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire
Documentatie: informeel contact door het Contact Comite met de
Europese Commissie om tot een goede informatievoorziening te komen
tbv een NCI / Nationale ControleInstantie.
Handelingen II 1992 1993, blz, 3559, 4637 Aanhangsel
Handelingen II 93940774 94950188Stb. 1993, 0171 Stcrt. 1984,
00601991, 1991.07.31
TREFWOORD
BEDRIJFSSTEUN BELEIDSONDERZOEK ALGEMENE REKENKAMER
VLIEGTUIGINDUSTRIE
AUTOMOBIELINDUSTRIE INTERDEPARTEMENTALE BELEIDSCOORDINATIE
INFORMATIEPLICHT
MINISTERS EUROPESE COMMISSIE CIJFERS
ABSTRACT
Verslag van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer inzake de
financiële relaties van de Staat met bedrijven. Steunverlening
door de Staat aan ondernemingen is een nog altijd gevoelig onderwerp
gebleken. De regering stelde in eerste instantie op prijs, gegevende
gevoeligheid van de materie, dat het rapport niet geopenbaard
zou worden, teneinde geen schade toe te brengen aan de relaties
van de Staat met het bedrijfsleven, met de Tweede Kamer en met
de Europese Commissie. De Rekenkamer heeft echter geen zwaarwegende
redenen gezien om in het geheel niets van het rapport openbaar
te maken. In tweede instantie had de regering begrip voor dit
standpunt. Verschil van inzicht is blijven bestaan over wat gepubliceerd
kanworden en wat niet.Het onderzoek heeft zich geconcentreerd
op vijf steunoperaties rond financiëlerelaties:
de redding van Fokker met staatsdeelneming in 1987
de gefaseerde afstoting van de deelneming in NedCar gedurende
de periode 1991 tot 1998 gepaard gaande met een gedeeltelijke
omzetting van de reeds in het bedrijf aanwezige ontwikkelingskredieten
alsmede de verkoopopbrengst van de eerste tranche van de aandelen
in een verliesgarantie op de Volvo 400-serie,
Fokker / DASA, afstoten van de deelneming in 1992-1993,
het faillissement van DAF NV, en de daarop volgende oprichting
van DAF Trucks NV met staatsdeelneming in 1993 operatie ter
vermogensversterking van Fokker in 1994 (technolease).
De conclusies van de Algemene Rekenkamer zijn:
- 1 Aan het clusterbeleid mbt bedrijfstakken is geen
inhoud gegeven:
clusters van bedrijven zijn niet in
kaart gebracht (nationaal en internationaal)
er wordt geen inzicht geboden in de indirecte werkgelegenheid
er is geen zicht op de prijs per behouden arbeidsplaats.
- 2 Besluitvorming:
er waren geen reddingplannen:
de rol van de staat bleef onduidelijk
de steun was
niet altijd gericht op rendementsherstel
- 3 Uitvoering:
Fokker is te weinig strak aan voorwaarden gehouden
NedCar: er heeft een vermenging plaatsgevonden van publieke
en commerciële belangen.
- 4 Technolease:
deze fiscale constructie heeft de
volgende effecten gehad:
opbrengst voor Fokker fl. 412 miljoen
fiscale
derving staat (vennootschapsbelasting): ruim meer dan de
opbrengst voor Fokker
opbrengst RABO-bank:
disproportioneel. Informatieverzorging
Staten-Generaal: eindoordeel is aan de Kamer, aangezien
die wellicht over beslissende (vertrouwelijke) informatie
beschikt mbt. DAF is de TK te laat geënformeerd
- Fokker is geenszins voldaan aan de RSV-norm
- NedCar heeft de ARK geen oordeel.
- 5 Melding
Europese Commissie: te laat gemeld:
Fokker 1987
Fokker / Dasa
DAF 1993
niet gemeld: Technolease Fokker 1994
correct gemeld: NedCar financiële
risico's zijn onderschat.
- 6 Werkwijze departementen:
werkgroepen nodig voor eenvormig beleid ter vermijding
van ad hoc beslissingen coördinatieproblemen tussen ministeries
bewaking
vertrouwelijke informatie schiet tekort.
Aanbevelingen van
de ARK zijn:
Clusters van bedrijven in kaart brengen
- 7 standaardaanpak voor maatwerk
ipv ad hoc benadering
toezicht op naleving voorwaarden verbeteren
ECmeldingsprocedure verbeteren. De kritiek
van de ministers van EZ en Financiën heeft niet geleid tot
wezenlijke
aanpassingen van het rapport. Gegevens en bevindingen van vertrouwelijke
aard zijn niet in het rapportopgenomen, maar ter vertrouwelijke
kennisneming bij de griffier van de vastecommissie voor Rijksuitgaven
ter inzage gelegd. Bijlage 1 geeft de verantwoording van het onderzoek,
de correspondentie, devertrouwelijkheidsvraag en het overleg met
de StatenGeneraal en de regering. Bijlage 2 geeft een opsomming
van de noten.
TITEL
Financiële relaties met grote ondernemingen.
SOORT
Brief van de minister van Economische Zaken
DATUM
1996.10.30
DEPARTEMENT
Minister van Economische Zaken, G.J. Wijers, D66
KAMER
Tweede
REFERENTIE
Kamerstuk 25080
TREFWOORD
BELEIDSONDERZOEK, ALGEMENE REKENKAMER, BEDRIJFSSTEUN
ONDERNEMINGEN
ABSTRACT
Reactie van de bewindspersoon op het rapport van de Algemene Rekenkamer
inzake de steunverlening van de Staat aan bedrijven. De bewindsman
maakt bezwaartegen de aanpak van de Algemene Rekenkamer bij de
publicatie van het rapport over de financiële relaties
van de Staat met Fokker, DAF en NedCar. Debezwaren zijn gericht
tegen de publicatie van vertrouwelijke bedrijfsinformatie en tegen
de conclusies van het rapport. De bewindsman steltdat de onderzoekers
van de Algemene Rekenkamer zich lijken te begeven in een geconstrueerde
werkelijkheid die niet met de feitelijke, economische en juridische
context spoort waarin de onderzochte operaties zich afspeelden.De
Algemene Rekenkamer stelt o.m. dat belangrijke steunoperaties
onvoldoende in overeenstemming met de door de Tweede Kamer vastgestelde
beleidsuitgangspunten
werden uitgevoerd. Hoofdstuksgewijs wordt vervolgens commentaar
gegeven op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Met betrekking
tot het normenkader en doelstelling van steunverlening (hoofdstuk
1 en 2) stelt de bewindsman dat de Algemene Rekenkamer eenoverzicht
geeft van normen die door de jaren heen als beleidsbaken
gefungeerdhebben,
maar daarbij voorbij gaan aan het evolutief karakter van deze
normen.De opvatting van de Algemene Rekenkamer dat de clusterbenadering
onvoldoende uitgewerkt was, doet geen recht aan het feit dat de
ministeries van EZ en Financiën in alle onderzochte gevallen over
een aanzienlijke hoeveelheid informatie beschikten. Met betrekking
tot de kritiek dat onvoldoende inzichtbestond in de
werkgelegenheidsgevolgen,
stelt de bewindsman dat rendementsherstel voorop stond en dat
daarom operaties niet beoordeeld mogenworden op hun directe consequenties
voor de werkgelegenheid. Inzake de departementale besluitvorming
(hoofdstuk 3) en de opmerking van deAlgemene Rekenkamer dat het
ministerie van SZW niet in de werkgroepen vertegenwoordigd was,
stelt de bewindsman dat dit te maken heeft met het feit dat het
werkgelegenheidsaspect niet het primaire doel van de operaties
was.Inzake de evaluaties van de werkgroepen wordt erkend dat slechts
in het geval van NedCar een formele evaluatie heeft plaatsgevonden
en dat het voor detoekomst beter is als er regelmatig evaluaties
plaatsvinden. Met betrekking tot de technolease (hoofdstuk 4 Uitvoering)
concludeert de dat dit een vorm van steunverlening is, volgens
debewindsman was er sprake van een reguliere wetstoepassing.
Informatieverzorging aan de Staten Generaal (hoofdstuk 5).
Vanwege de aard vande overlegde informatie had het overleg met
de Tweede Kamer veelal een vertrouwelijk karakter en aangezien
de Algemene Rekenkamer niet beschikt over deze informatie is hun
oordeel inzake de informatievoorziening en de daarbij horende
normen, gesteld n.a.v. de RSV enquete, onzorgvuldig. Inzake
de EG-problematiek (hoofdstuk 6) en het standpunt van de
AlgemeneRekenkamer dat de gevolgde procedures onvoldoende waarborgen
boden om strijdigheid met art. 93 EG te voorkomen, stelt
de bewindsman dat deze conclusie geen recht doet aan de werkelijkheid.
Aanmelding van het Verdragkan pas plaatsvinden indien overeenstemming
bereikt is en in alle gevallen heeft melding plaatsgevonden of
is de Commissie geïnformeerd.
TITEL
Medewerking aan technoleaseconstructies. INDIENERM.
Rabbae, GLSOORT
Schriftelijk DATUM
1994.10.04 ANTWOORDDATUM
1994.11.21 DEPARTEMENT
Minister van Economische Zaken, G.J. Wijers, D66, Staatssecretaris
van Financiën KAMER
Tweede
REFERENTIE
anhangsel Handelingen II 93940774 TREFWOORD
TECHNISCHE ONTWIKKELING ELEKTRONISCHE INDUSTRIE VLIEGTUIGINDUSTRIE
BEDRIJFSSTEUN EUROPESE COMMISSIE BELASTINGOPBRENGSTEN LEASING
OCTROOIEN TEKST VRAAG 1
Is, nu u zegt niet in staat te zijn een schatting te geven van
de als gevolg van "technolease" gederfde belastinginkomsten,
in belastingtechnische zinsprake van een openeinderegeling?
2
Bent u bereid inzicht te geven in de hoogte van de gederfde
belastingopbrengsten
als gevolg van de technoleaseconstructies uitgaande vaneen
aantal verschillende bedrijfsresultaten bij Fokker en Philips
in de komende jaren? 3
Hoe denkt u een verantwoorde afweging te kunnen maken tussen
dekosteneffectiviteit
van verschillende vormen van steunverlening indien geenhelder
inzicht is te geven in de (gederfde) belastingmiddelen die met
technolease gemoeid zijn? 4
Meent u dat de Kamer een verantwoorde afweging kan maken over
de kosteneffectiviteit van de verschillende vormen van steunverlening
indien zijgeen helder inzicht heeft in de (gederfde) belastingmiddelen
die met technolease gemoeid zijn? 5
Bent u alsnog bereid een zo volledig mogelijk inzicht te geven
in de kostendie voor het Rijk gemoeid kunnen zijn met de beide
malen dat medewerking is erleend aan technolease? 6
Hebt u deze gevallen van medewerking aan technoleaseconstructies
bij de Europese Commissie aangemeld als (mogelijke) vormen van
staatssteun? (1) Zie Aanhangsel Handelingen 19931994,
nr. 774. TEKST ANTWOORD 1
Bij de technolease gaat het om een samenstel van rechtshandelingen
dat vaninvloed is op de verlies en winstrekening van de
betrokken partijen. In dat opzicht verschilt technolease niet
van andere in het economische verkeer gebruikelijke handelingen.
Evenals bij andere rechtshandelingen die van invloed zijn op de
verlies en winstrekening, leidt een reguliere toepassingvan
de bestaande belastingwetgeving tot gevolgen voor de
belastingontvangsten. 2
Ik heb niet de vrijheid de gevraagde gegevens te verstrekken,
omdat de daartoevereiste cijfermatige exercitie niet kan worden
verricht zonder individuele bedrijfsgegevens van fiscale aard
te hanteren. 3 en 4
Het kunnen maken van een afweging tussen de kosteneffectiviteit
van verschillende financiële instrumenten veronderstelt
dat de Staat, actief, technolease als steuninstrument zou kunnen
hanteren. Dat is echter niet hetgeval. Technolease is een initiatief
van ondernemers, dat binnen de bestaande belastingwetgeving tot
bepaalde resultaten kan leiden. In beide genoemgevallen hebben
de fiscale autoriteiten op verzoek van de betrokken partijen een
voorgenomen overeenkomst op haar fiscale gevolgen getoetst. Daarmee
is aan die partijen de gewenste duidelijkheid verschaft of zij
het vermogens en liquiditeitseffect zouden kunnen realiseren
dat zij met die overeenkomstenbeoogden. Voor een afweging van
technolease tegenover eventuele steunverlenings bij die toetsing
geen plaats. 5
Zie het antwoord op vraag 2.
6
Aangezien naar de mening van de Nederlandse Regering in de genoemde
gevallen geen sprake was van steunverlening in de zin van artikel
92 van het EUverdrag, heeft geen melding aan de Europese
Commissie plaatsgevonden. Zoalsin mijn vertrouwelijke brief van
20 juli 1994 aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Economische
Zaken van uw Kamer reeds is aangekondigd, is deEuropese Commissie
wel geïnformeerd over de achtergronden van de
FokkerRabotechnoleasetransactie.
De Europese Commissie heeft daarover vervolgens enigeragen gesteld.
De Nederlandse Regering heeft bij de beantwoording daarvan het
standpunt ingenomen dat het hier geen steun in de zin van artikel
92 van hetEUverdrag betrof, maar dat de fiscale gevolgen
van de technolease het effectwaren van een reguliere toepassing
van de Nederlandse belastingwetgeving.
|
NRC Webpagina's
25 februari 1997
|