U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Profiel - auto'sProfiel - auto's NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


AUTO'S
FILERIJDEN
AUTORAI
BEURZEN
RECLAME
KOSTEN
TECHNIEK
AUTOWASSEN
PORTRETTEN
CIJFERS
TIJDSCHRIFTEN
INTERNET
Het is allemaal liefde

Iedere zaterdag soppen duizenden mannen met veel toewijding hun auto. Wat zegt de psycholoog over deze bezigheid?

Chris van de Wetering

DE PORTIEREN VAN DE nog druipende, zilvergrijze BMW in het Amsterdamse Carwash Center 2000 staan wijd open. Te midden van het stofzuigerlawaai is de muziek uit de autospeakers nog net te herkennen als rap. Gordon (24), bakkersknecht en trotse bezitter van de auto, ligt op zijn knieën. De automobiel zuiveren van asresten is een moeizaam klusje.

Gordon wast zijn auto zeker twee keer per week, zijn velgen poetst hij driemaal per week ("mijn vrienden doen hun velgen elke dag'') en stofzuigen moet al gauw zo'n vier keer per week, vindt Gordon. "Ik moet lekker kunnen rijden. Zodra ik zie dat hij er niet goed uitziet, rij ik mijn auto naar een wasstraat. Meestal neem ik een VIP-behandeling dat is inclusief was van onderen en het poetsen van de velgen. Maar vandaag had ik daar geen zin in. Ik heb schade, zie je. Ik heb hem zelf even schoongespoten in de wasbox.''

Even verderop, net om het hoekje van zo'n doe-het-zelfwasplaats en buiten het bereik van spatten staat Gerda (24). Ze ziet er op toe dat haar vriend, die met een hogedrukspuit haar Mitsubishi Spacestar schoonspoelt, de wielkasten niet overslaat. "Daar kan je thuis namelijk niet bij.'' Het soppen van Gerda's auto doen ze doorgaans samen, thuis voor de deur in Purmerend een wasstraat krast de auto, weet Gerda. Altijd volgens een vaste rolverdeling. "Hij doet het grove werk, ik het fijne.''

De meeste mannen krijgen hun vrouw niet zo ver dat ze zaterdags de auto mee helpen wassen. Uit cijfers van de brancheorganisatie RAI/CVO blijkt dat in 82 procent van de autobezittende huishoudens de man de auto poetst. Nederlandse auto's worden flink afgesopt. Ze krijgen naar schatting 100 miljoen keer per jaar een wasbeurt, gemiddeld vijftien keer per jaar, meestal gewoon thuis voor de deur, maar steeds vaker ook in de autowasserette, waar de doe-het-zelfwasplaats favoriet is.

Ook mannen die geen poot uitsteken in het huishouden, staan hele zaterdagen te poetsen op hun auto, waarbij ze een arsenaal aan verzorgingsproducten gebruiken: geurende sprays voor de 'cockpit', schildpaddenwas voor de lak en geïmpregneerde doekjes om het kunstleer te masseren. Zijn auto's werkelijk zo vies of lijden Nederlandse mannen collectief aan een obsessie? Verkeerspsycholoog Cees Wildervanck deed een literatuuronderzoek naar de relatie die mannen met hun motor- en andere vervoermiddelen onderhielden. Hij stuitte op psychologische theorieën die in elk geval een gedachte-experiment waard zijn.

Zo zou de periodieke wasbeurt van de motor binnen de psychoanalytische theorie opgevat moeten worden als een verkapte vorm van masturberen, vond Wildervanck. "Freudianen zien de motor als een verlengstuk van de mannelijkheid. Die symboliek wordt bevestigd in het gedrag van motorrijders. Ze blijken hun motor veel meer te poetsen dan nodig is, bijvoorbeeld elke keer na het gebruik. Motorrijders zeggen in enquêtes ook dat ze hun motor het liefst in hun slaapkamer zouden stallen, wat aannemelijk maakt dat hun motorfiets een libidineuze behoefte bevredigt.''

Voor het wassen van de auto zal hetzelfde gelden, denkt Wildervanck. "Een auto heeft immers de krachtige potentie van de motor en daarnaast ook nog de beschermende gerieflijkheid van de carrosserie, die dan voor de moederschoot staat.'' Trouwens ook het openbaar vervoer met zijn 'langwerpige en krachtige elementen' leent zich volgens de verkeerspsycholoog voor Freudiaanse bespiegelingen. Het verhaal gaat dat Carl Jung, een leerling van Freud, eens per trein het station van Wenen binnen kwam rijden en zo overmand werd door de symboliek die hij onder de stationsoverkapping aantrof, dat hij terstond flauw viel.

Volgens Wildervanck is er ook nog een andere theorie in omloop, waarin de identificatie van mensen met hun auto centraal staat. "Waar sta jij'', hoor je mensen vaak aan elkaar vragen op het parkeerterrein. De vraag geldt dan meestal niet het gezelschap, maar diens auto. Mensen identificeren zich volgens de verkeerspsycholoog met hun auto, die ze daarom even goed soigneren als zichzelf.

Aannemelijker is, denkt Wildervanck zelf, dat de liefde voor techniek die veel mannen eigen is, hen aanzet tot het wasritueel rond de auto. "Het vertroetelen van de auto moet je zien als spelen met het technische hoogstandje dat een auto is. Niet voor niets geldt in de wereld van oldtimers een oude wijsheid: 'The difference between men and boys is the price of their toys'. Tussen een dinky toy en een auto zit een verschil van slechts enkele nullen. Een dinkytoy kost vijftig gulden, een auto al snel vijftigduizend.''

NRC Webpagina's
8 februari 2001

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad