M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Het Bureau en de radio
HERMAN AMELINK
Korte tijd later moet hij zich ook publiek verontschuldigen als een van zijn medewerkers veronderstelt dat hij geen televisie heeft. Hij heeft het toestel van een oom geërfd, vertelt hij. Aanvankelijk was het verzegeld, maar toen had hij het toch maar laten aansluiten omdat zijn vrouw naar een interview met de Russische dissident Boekowski wilde kijken. ,,Maar ik geef toe, het deugt natuurlijk niet.'' Televisie is een opdringerig medium. Wie in de huiskamer de televisie aanzet doorbreekt een harmonie. De radio is mensvriendelijker, bescheiden en beschaafd - je mag er iets naast doen. De schrijver van Het Bureau, J.J. Voskuil, heb ik via de radio leren kennen. De eerste keer dat ik hem hoorde was in een interview met het VARA-radioprogramma Ophef en vertier, op 25 maart 1996, enkele weken na de verschijning van het eerste deel. Daarin vertelde hij boeken te schrijven om de grote problemen op te lossen en een dagboek bij te houden voor de dagelijkse problemen. In dat programma werden twee uitvoeringen gedraaid van Nobody knows you when you are down and out, een van Betty Smith en een van Sidney Bechet, muziek die hij draaide bij het schrijven van zijn vijfduizend pagina's tellende megawerk en die volmaakt de sfeer ervan tekent. ,,Alleen van de titel krijg ik al tranen in mijn ogen'', bekent Maarten in deel 4. De radio is echter al eerder te horen in Het Bureau. In deel 1 vertelt Maarten aan meneer Beerta dat hij een oud radiotoestel heeft, ,,nog van mijn ouders, dus ik weet niet hoe duur die was. Toch niet meer dan vierhonderd gulden, denk ik.'' Datzelfde toestel gaat in deel 3 kapot. ,,Hij knettert en hij kraakt.'' Op het voorstel van een van zijn collega's om in de Consumentengids een goede tuner te zoeken gaat hij niet in. ,,Nee, wacht daar nog maar even mee.Ik wil eerst proberen of ik hem kan laten maken.'' Het probleem suddert dan zo'n honderd pagina's door, wat leidt tot het verwijt dat hij eindeloos 'zeikt'. Op pagina 339 blijkt het probleem opgelost: ,,Ik heb iemand in Den Haag gevonden die hem gemaakt heeft.'' Een tuner hoeft dus nog even niet. Bekende programma's klinken door in de romancyclus. ,,Hij deed de radio aan om naar Toppers van toen te luisteren, maar er was geen enkele topper bij die hem enige vreugde bracht.'' Op oudejaarsavond luistert hij naar Wim Kan. Hij raakt geëmotioneerd als hij, op weg naar zijn kantoor, in het programma van Henk van Stipriaan dat werd uitgezonden vanuit het Athenaeum Nieuwscentrum op het Spui, een dixielandband After you have gone ziet spelen. ,,Al bij de eerste tonen had Maarten moeite zijn tranen te bedwingen.'' Als hij alleen thuis is, bladert hij in de radiogids en zet dan koormuziek aan. O Heer die daar des hemels tente spreidt en Blijf met mij Heer. ,,Hij luisterde ontroerd, vaag geamuseerd bij de gedachte aan de boosheid van Nicolien als ze dit zou horen: je luistert toch niet naar koormuziek? Dat gaan we toch niet doen? Naar koormuziek luisteren? Je bent toch niet religieus geworden?'' Vanavond wordt in een televisieprogramma de Libris-literatuurprijs uitgereikt. Martin Ros zei afgelopen zaterdag in zijn boekenrubriek op Radio 1 dat Voskuil de prijs moet krijgen. Hij heeft gelijk - maar de uitreiking zou dan alleen via de radio moeten worden uitgezonden.
|
NRC Webpagina's
25 MEI 1998
3 voor 12 voor Radio 3
|
Bovenkant pagina |