|
Coca-Cola
|
Schade van BSE voor Nederland nog beperkt
Door onze redacteur BRAM POLS
De crisis rond de gekke-koeienziekte heeft de Nederlandse vleessector in de breedte vorig jaar geen windeieren gelegd. Er is flink geprofiteerd van de BSE-vrije status. Nu op een bedrijf in Wilp het eerste geval van BSE is vastgesteld wordt de vraag actueel wat Anja 3 en haar mogelijke lotgenoten de sector gaat kosten.
ROTTERDAM, 26 MAAR 1997T. Demonstranten op een viaduct boven de A20 bij Rotterdam probeerden gisterochtend de automobilist te overtuigen van de kwalijke gevolgen van het eten van vlees: “Vlees eten is gekkenwerk: varkenspest, salmonella, BSE.” Ze veroorzaakten een file, maar reden om aan te nemen dat ze slagen in hun eigenlijk missie is er niet. Het vorige week ontdekte, eerste geval van gekke-koeienziekte (BSE) in Nederland, bij Anja 3 op een bedrijf in Wilp, heeft de Nederlandse consument niet afgebracht van het eten van rundvlees. “De kooplust ligt op hetzelfde niveau”, aldus een woordvoerder van de Produktschappen Vee, Vlees en Eieren. Hij baseert zijn indruk op wat hij heeft gehoord tijdens een bijeenkomst van ruim honderd Amsterdamse slagers.
Schade die de sector oploopt door stagnerende binnenlandse consumptie lijkt uiterst beperkt, zeker gemeten naar de crisis precies een jaar geleden, toen de Britse overheid een mogelijke relatie bekendmaakte tussen het eten van met BSE besmette runderen en de ontwikkeling bij mensen van de degeneratieve hersenziekte van Creutzfeldt-Jakob. De consumptie van rundvlees zakte toen op slag met twintig procent in, maar dat herstelde zich tegen de zomer weer. Het jaar werd zelfs met "winst" afgesloten. Het vertrouwen van de Duitsers, die voorafgaand aan de Britse berichtgeving al een forse BSE-crisis hadden doorgemaakt, herstelde niet. Een verminderde consumptie van rond 20 procent lijkt daar van blijvende aard. Voor heel Europa geldt een naar het lijkt structurele afzetvermindering van zes procent.
Hoe groot kan de schade zijn door een geval van BSE? Feit is dat de crisis rond de gekke-koeienziekte vorig jaar de Nederlandse vleessector als geheel in de periode van maart tot en met juli een heeft winst bezorgd van ruim 400 miljoen gulden. Stierenmesters, melkveeboeren en andere rundveehouders leden een verlies van 80,9 miljoen gulden, maar dat werd meer dan goedgemaakt door hogere opbrengsten van pluimvee en de explosieve prijsstijging van varkensvlees. De extra opbrengst voor de varkenssector bedroeg 393,9 miljoen gulden, zo bleek eind vorig jaar uit berekeningen van de vakgroepen agrarische bedrijfseconomie en algemene agrarische economie van de Landbouwuniversiteit Wageningen, gedaan op verzoek van het vakblad Boerderij.
Omdat het een eenmalig onderzoek was is niet duidelijk of de "BSE-winst" over het hele vorige jaar het half miljard heeft overschreden. Duidelijk is wel dat dat de "varkensbaten" zijn aangehouden - in elk geval tot de uitbraak van de varkenspest - en dat het verlies vrijwel is goed gemaakt. Doordat consumenten eind maart vrij massaal afstapten van "roodvlees", stegen de prijzen van kip sterk. Die van varkens "explodeerden".
Per saldo heeft de Nederlandse vleessector in de periode maart tot en met juli 344 miljoen gulden verdiend aan de affaire, exclusief de compensatie van 46,5 miljoen gulden uit Brussel voor de geleden schade. De Nederlandse, gegarandeerd BSE-vrije vleeskalveren brachten daardoor 15,2 miljoen meer op, de vleeskuikens leverden 16,5 miljoen gulden meer op. De prijs voor slachtrunderen daalde meteen na maart vorig jaar met bijna zeven procent en die tendens zette krachtig door tot in de maanden juni en juli, toen sprake was van een daling van 11,5 procent.
Voor de afzet van Nederlands rundvlees binnen de lidstaten van de Europese Unie heeft het geval Anja 3 nog geen zichtbare gevolgen. Nederland is zijn status van BSE-vrij land kwijt en heeft zich geschaard in het rijtje van Denemarken, Canada, Italië, Oman en de Falkland-eilanden die - tot mei vorig jaar - alle één geval van BSE telden. Groot-Britannië had toen al meer dan 160.540 gevallen, landen als Frankrijk en Duitsland respectievelijk twintig en vier.
Wat landen buiten Europa doen met uit Nederland afkomstige rundvleesprodukten blijft intussen een vraag. Het vee-exportbedrijf Van der Ploeg International in Leeuwarden zou deze week 550 dieren vanuit Harlingen naar Jordanië verschepen, maar moet daar voorlopig van afzien omdat de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) sinds zaterdag geen certificaat meer afstempelt waarop staat dat Nederland BSE-vrij is. De autoriteiten in Jordanië eisen dat certificaat. “De RVV onderhandelt nu met de veterinaire dienst in Jordanië over een nieuwe tekst waaruit duidelijk moet worden dat het in Nederland om slechts één geval gaat. Als dat wordt geaccepteerd, is er geen probleem. Zoniet, dan vallen er zware klappen bij negentig procent van de exporteurs van fokvee. Die zijn zeer afhankelijk van deze "derde" landen”, zegt directeur Albert van der Ploeg. Het gaat daarbij om vier grote exporteurs en "een aantal kleinere". “In het ergste geval,” zegt Van der Ploeg, “moeten de dieren die nu op stal staan terug naar het bedrijf waar ze vandaan komen.”
Voorzitter J.W. Diepeveen van het Bedrijfschap voor de Handel in Vee zegt dat de exportsector over de volle breedte "iets last heeft" van de gevolgen die "Anja 3" met zich meebrengt. De Nederlandse uitvoer gaat voor 15 procent naar landen buiten de EU.
De Amerikaanse overheid heeft gisteren de import van rundersperma uit Nederland stilgelegd in afwachting van meer informatie over het geval in Wilp en mogelijk meer geïnfecteerde koeien. Eerder al sloten Australië, Nieuw-Zeeland en Japan hun grenzen voor Nederlands stierensperma. Of de Amerikanen de grenzen ook sluiten voor rundvlees, levend vee en fokmateriaal wordt binnen enkele dagen duidelijk. De VS weigeren niet automatisch vlees uit landen die geen BSE-vrije status hebben. Dat geldt wel voor vlees waarin nog beenderen zitten en organen.
Overigens hebben Rusland, Roemenië, Polen, Ghana, Japan, Zuid-Korea en Singapore wel onmiddellijk hun grenzen gesloten voor runderen en rundvlees uit Nederland. Voor de export zijn ze echter niet belangrijk: Rusland importeerde in 1995 zo"n 7.200 ton rund- en kalfsvlees uit Nederland, de export naar de andere landen is zo klein dat er geen cijfers van worden bijgehouden.
Voor de Nederlandse land- en tuinbouw zijn de ontwikkelingen in de rundersector wel van zeer groot belang. Van de 276.162 mensen in de primaire sector (1995) werkten er 99.943 in de melkveehouderij en "overige en gemengde graasdierhouderijen". Nederland telt ruim 56.000 rundveebedrijven, die samen meer dan 4,6 miljoen runderen houden. De export van vlees bedroeg in 1995 zo"n 207.000 ton, die van levend vee 44.000 stuks. Frankrijk en Duitsland nemen respectievelijk 18,5 en 16,5 procent van dat vlees af, voor levend vee zijn vooral België en Luxemburg, samen goed voor 13,2 procent, Turkije (9,8 procent), Duitsland (9,0 procent) en Spanje (8,6 procent) van belang. Libië neemt 7,3 procent van het totaal af, Egypte 4,7 procent. Van de gehele exportwaarde van de agrarische sector, 69,3 miljard gulden, neemt de veehouderij 19,2 miljard voor haar rekening. Daarvan komt 8,6 miljard gulden uit vee en vlees, en daarvan weer 2,9 miljard van runderen en kalveren.
Voor de Nederlandse consument is rundvlees van beduidend mindere betekenis dan varkensvlees. Van de 87,8 kilo vlees die hij jaarlijks eet komt 43,9 kilo van het varken, 20,8 kilo van de kip en 19,2 kilo van het rund.
Ondanks de BSE-crisis die vorig jaar maart uitbrak is de vleesconsumptie in Nederland in 1996 iets gestegen, van 87,8 tot 89,1 kilo (op basis van karkasgewicht, de netto consumptie is ongeveer de helft). De consumptie van rundvlees bleef stabiel.
Behalve de schade die bedrijven lijden door stagnerende export naar "derde" landen lijkt de schade die het geval-Anja 3 aanricht voorlopig beperkt te blijven tot de kosten die zijn gemaakt voor het bedrijf in Wilp. De vakgroep agrarische bedrijfeconomie uit Wageningen heeft eerder dit jaar een haalbaarheidsstudie gepresenteerd naar risico-kwantificering en verzekering van zogeheten veewetziekten. Anders dan bijvoorbeeld klassieke vogelpest is BSE geen veewetziekte, maar een aantal kosten is vergelijkbaar. De reiniging van het getroffen en geruimde bedrijf, het verlies van de afgemaakte dieren en de materialen die moeten worden vernietigd laten zich vangen in de post ruimschade. Daarna komt de gevolgschade. Er is produktieverlies door noodzakelijke leegstand. Vervolgens komen de kosten van de opbouw van een nieuwe veestapel: aanvoer en aankoop van nieuwe dieren.
In het geval van BSE gelden geen vervoersverboden zoals bij varkenspest, die ook schade veroorzaken aan andere bedrijven. Toeleveranciers, verwerkende en dienstverlenende bedrijven lijden wel schade door de ontruiming van een bedrijf. Een geval als Anja 3 leidt ook tot marktschade. Zo daalde de afgelopen dagen de prijs voor slachtkoeien voortdurend, vooral omdat door een gebrek aan certificaten de export stagneert. Daardoor kan een overschot op de binnenlandse markt ontstaan dat tot verdere prijsdaling leidt. Indirect is er ook schade voor de Staat, omdat die een hogere EU-bijdrage moet betalen voor de extra interventiekosten waarmee Brussel boer "schadeloos" stelt. Ook andere partijen in de bedrijfskolom kunnen schade lijden door prijsdalingen, tijdelijke of blijvende afzetvermindering, het niet kunnen nakomen van leveringscontracten, klantenverlies, retourladingen of vernietiging van gedane leveringen.
Daarnaast zijn er de kosten die de bestrijding van de ziekte met zich meebrengt. De kosten van de diagnose-stelling bijvoorbeeld, die van de taxatie van het bedrijf, afmaken en vernietigen van de dieren, desinfectie, het verlenen van ontheffingen, bedrijfscontroles, serologisch onderzoek en ccampagnekosten van RVV en Gezondheidsdienst voor Dieren.
De getroffen veehouder wordt voor een deel schadeloos gesteld uit het stamping -out fonds. Hij krijgt voor verdachte dieren de marktwaarde, voor zieke dieren de helft daarvan. Voor dode dieren krijgt hij niets, zodat hij er wijs aan doet een ziekte zo snel mogelijk te melden. Sinds 1994 geldt een kortingsregeling, waarmee de afgelopen weken een aantal nalatige varkenshouders is geconfronteerd. Als een boer de herkomst van zijn dieren niet kan aantonen, keert het stamping-out fonds niet uit.
Van de 100 miljoen gulden die dit fonds bevat wordt de helft opgebracht door het ministerie, de andere helft is door het betrokken bedrijfsleven. De pot van 100 miljoen geldt steeds voor vijf jaar. Het bedrijfsleven hoeft niet meer dan jaarlijks 10 miljoen bij te dragen. (Als wordt besloten dieren op te kopen, wordt die vergoeding voor 70 procent door de EU bekostigd.)
Het bedrijfsleven hoeft in zoverre niet te vrezen, dat van haar aandeel in het fonds maximaal 20 miljoen gulden per jaar mag worden uitgegeven. Voor de overheid geldt een "open-einde karakter". Mocht de BSE-crisis in Nederland doorzetten, dan hebben de boeren, maar vooral ook minister Van Aartsen (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) een probleem.
|
NRC Webpagina's 6 januari 2000
|
Bovenkant pagina |
|