|
Coca-Cola
|
"Gekke-koeieziekte" brengt Britse vee- en vleeshandel in diskrediet Europese Commissie beraadt zich op maatregelen tegen verspreiding BSE
Door onze redacteur BRAM POLS
ROTTERDAM, 15 JULI 1994. De prijs van een Brits nuchter kalf is in een week gehalveerd tot minder dan 200 gulden. De markt keldert snel door de dreigende sluiting van de grenzen in andere lidstaten van de Europese Unie of scherpe eisen aan vlees en vee uit het Verenigd Koninkrijk.
De "mad cow disease", "gekke-koeieziekte", "Rinderwahnsin", "l"epizootie de la vache folle" ofwel bovine spongiforme encephalitis (BSE) is deze week onderwerp van gesprek bij het Permanent Veterinair Comite in Brussel. Op grond van het advies dat daaruitkomt zal de Europese Commissie al dan niet maatregelen treffen.
BSE werd voor het eerst gezien in april 1985 op een bedrijf in het Engelse Kent. Er is geen behandeling tegen. De ziekte komt vrijwel uitsluitend voor bij runderen die drie jaar of ouder zijn. Na enige tijd worden ze panisch, agressief, steeds minder mobiel en na enkele weken tot maanden treedt de dood in.
Duitsland verbood vorige week de import van Britse runderen die ouder zijn dan drie jaar. Bovendien moet al het ingevoerde vlees uit het Verenigd Koninkrijk zijn voorzien van een certificaat waarop staat dat het dier van een bedrijf komt waar de afgelopen vier jaar geen BSE is geconstateerd. De maatregelen moeten vooralsnog voor zes maanden gelden. In die periode kan er duidelijkheid komen over de vraag of de ziekte op de mens kan worden overgedragen.
De Europese Commissie heeft al strengere eisen gesteld. Op aandringen van Duitsland, Nederland (waar nog geen BSE is gesignaleerd), Frankrijk en Engeland zelf gelden nu strakkere bepalingen ter beteugeling van de verspreiding van BSE. Zo zouden kalfszwezerik, -darmen en -hersenen niet langer verwerkt moeten worden in consumptie-artikelen en veevoer.
Uit Brits onderzoek kwam vorige week naar voren dat verschijnselen van de ziekte op muizen kunnen worden overgebracht, nadat hun darmen van geinfecteerde kalveren waren gevoerd. In het Verenigd Koninkrijk zijn sinds 1986 bij 27.000 bedrijven rond 130.000 runderen aan de ziekte bezweken. Ook in Ierland heerst de ziekte op grote schaal. In Frankrijk zijn negen gevallen gemeld, in Zwitserland 28 en in Duitsland drie.
Duitsland maakt een hoop "fuzz", maar is als exportland voor beef uit Groot-Brittannie te verwaarlozen is. Vorig jaar werd 900 ton geexporteerd ter waarde van 3,5 miljoen pond, een sterke vermindering ten opzichte van 1992 toen er nog 2.400 ton naar Duitsland werd uitgevoerd, ter waarde van acht miljoen pond, maar het staat in geen verhouding tot bijvoorbeeld Frankrijk. Dat land voerde vorig jaar 71.300 ton Brits rundvlees in voor 190 miljoen pond. De totale Britse export bedroeg vorig jaar 128.000 ton ter waarde 356 miljoen pond, een stijging van 48 procent ten opzichte van 1992. Die forse stijging geldt alle lidstaten, behalve Duitsland, dat 63 procent minder importeerde dan het jaar daarvoor.
Hoewel Nederland vorig jaar 500.000 runderen en kalveren met een waarde van 75 miljoen pond uit het Verenigd Koninkrijk heeft ingevoerd, is hier nooit BSE vastgesteld. Die import is de laatste jaren flink gegroeid. In 1993 was de invoer met 25 procent toegenomen ten opzichte van "91.
Wat er tot nu toe bekend is van BSE wortelt in studies uit de jaren vijftig in Nieuw-Guinea. Een neurologische aandoening bij de Fore-stam stelde de medische wereld toen voor een raadsel. De mensen noemden het kuru: rillen. De ziekte bleek een gevolg te zijn van kannibalisme. De mens was gastheer van een parasiet en de consumptie van zijn vlees leidde tot kuru. Later werd een link gelegd tussen kuru en de ziekte van Creutzfeldt-Jacob, een zeldzaam hersensyndroom. Van deze ziekte was bekend dat zij in een geval door hoornvliestransplantatie was overgebracht. De inzichten in de oorzaken van dit syndroom leidde vervolgens naar scrapie of "schraapziekte", bij geiten en schapen. In die lijn lag BSE, dat bleek te worden verspreid door veevoeder met gemalen beenderen van schapen.
Hoewel steeds is gedacht dat al deze hersenziekten worden veroorzaakt door een virus, heeft de Amerikaanse neuroloog en biochemicus Stanley Prusiner in 1982 bewezen dat de boosdoener een zogeheten "prion" (protanaceous infectious particle) is. Zijn onderzoek was sterk omstreden, maar inmiddels is duidelijk dat het om een eiwit gaat dat - anders dan het "biologisch dogma" gebiedt - bij vermenigvuldiging geen nucleinezuur nodig heeft.
Het prion is een normaal eiwit dat in de hersenen wordt gemaakt. Volgens de meest gangbare hypothese is het eiwit echter abnormaal gevouwen en als het een ander eiwit tegenkomt wordt dat als het ware aangezet zich ook zo te vouwen. Zo komt er steeds meer abnormaal en moeilijk afbreekbaar eiwit in de hersenen, die daardoor op gatenkaas gaan lijken.
De Amsterdamse klinisch biochemicus, professor dr.P. Borst wijst er op dat prionen vrij exotische menselijke ziekten veroorzaken. De besmettelijkheid is gering en als prionen worden overgedragen lukt dat alleen door slechte sterilisatie, zoals bij de hoornvliestransplantatie het geval was.
Dat prionziekten van de ene mens op de andere kunnen worden overgedragen is duidelijk, maar vraag is of de bij koeien dodelijk verlopende hersendegeneratie mensen kan aansteken. Volgens Borst staat vast dat het BSE veroorzakende prion “zich niet erg netjes aan de soortgrenzen houdt”. Het is immers uiterst waarschijnlijk dat koeien het ooit hebben overgehouden aan veevoer, waarin resten van schapen waren verwerkt die aan scrapie hadden geleden.
Gebleken is ook dat dit prion gemakkelijk is over te brengen op knaagdieren en apen. Borst wijst op een geval van een patient in Engeland, die volgens de behandelend artsen ziek werd na het eten van een besmette biefstuk. Probleem bij de bewijsvoering daarvan is het dierlijke prion bij de mens eiwitten zou aanzetten zich abnormaal te vouwen, wat een menselijke prionziekte als gevolg heeft. De dierlijke vooroorzaker is dan niet meer te achterhalen. Of dierlijke prionen en met name het BSE-prion daartoe in staat zijn, valt echter wel te achterhalen door proeven te doen op genetisch gemodificeerde muizen, maar daar gaan nog wel een aantal maanden mee heen. Duitsland wil daarover eerst absolute zekerheid voordat het de importbeperkingen voor Brits rundvlees laat varen.
Dat de EU zich niet bemoeit met de export van schapen en lammeren uit het Verenigd Koninkrijk is verwonderlijk, omdat scrapie op beduidend grotere schaal voorkomt dan BSE. Ook in Nederland komt deze prionziekte voor. De exportgroei van schapen vanuit Engeland is de laatste jaren explosief te noemen. Werden er in "91 nog 880.000 op de boot gezet, vorig jaar waren dat er 1,9 miljoen (waarde 81 miljoen pond), waarvan er 27.000 naar Nederland gingen.
|
NRC Webpagina's 6 januari 2000
|
Bovenkant pagina |
|