|
POLITIEKE PARTIJEN STILTE VAN HET MIDDEN FINANCIËN LEDENWERVING CONTRIBUTIES PARTIJLEDEN PARTIJKADER FUNCTIES EN KANDIDATEN PARTIJ OPRICHTEN TOEKOMST INTERNET PARTIJEN LINKS Overzicht eerdere afleveringen Profiel
|
Een nieuwe scheiding dient zich aan
In de 21ste eeuw zullen politieke partijen verder verschrompelen en zal hun rol als intermediair tussen staat en burger verdwijnen. Een toekomstschets.
DE NEDERLANDSE POLITIEKE partijen bereiden zich voor op een ingrijpende verbouwing. Zij ontdoen zich in een rap tempo van hun ledenorganisaties. Partijen worden professionele verkiezingsmachines. De partijtop trekt zich nu al steeds minder aan van de partijleden. De belangrijkste besluiten worden door de partijleiding genomen. Leden wordt hooguit achteraf om goedkeuring gevraagd. Niet langer wil de partijtop afhankelijk zijn van vrijwilligers die potentiële kiezers op straat proberen te overtuigen van het 'gelijk' van een politieke stroming. Die boodschap kunnen de lijsttrekkers veel effectiever en sneller bij de kiezers brengen via de massamedia. Ook organiseert men niet langer het publieke debat. Het partijprogramma wordt toch niet meer gebaseerd op een specifieke ideologie of de noden van een sociale groep. Partijen hebben geen duidelijk omlijnde achterban meer, maar gebruiken focusgroepen, waarin burgers wordt gevraagd naar hun meningen, wat dient als basis voor de politieke boodschap die wordt uitgedragen. Partijprogramma's worden hierdoor steeds minder samenhangend en visionair, omdat partijen verschillende (midden)groepen proberen te paaien en vaak uitsluitend naar de eerstvolgende verkiezing kijken. Het gevolg is dat partijen steeds verder van ontwikkelingen in de samenleving komen te staan. Alhoewel het onwaarschijnlijk is dat de oude politieke partijen hun oude ideologie en sociale inbedding totaal overboord zullen gooien, is het wel duidelijk dat de belangrijkste politieke tegenstellingen verdwijnen. Linkse en rechtse partijen schuiven naar het midden, waar zij de christen-democraten uit het politieke centrum wegdrukken. De Duitse filosoof Klaus Offe voorspelde twee jaar geleden al dat Helmut Kohl de geschiedenis ingaat als de laatste premier die een kabinet heeft geleid met een christen-democratische meerderheid. In Nederland zal Ruud Lubbers deze eer toevallen. Er begint zich langzamerhand een heel nieuw politiek spectrum af te tekenen. Terwijl de oude tegenstellingen van religie en klasse verdwijnen, door de ongekende economische groei en toenemende ontkerkelijking, doemt een nieuwe politieke scheiding op. Daarbij staan oude en nieuwe liberalen (inclusief de PvdA) tegenover de meer behoudende krachten. Deze conservatieve, 'anti-groei'-partijen gaan steeds meer de nadruk leggen op de negatieve kanten van marktwerking en mondialisering. En dit keer is het niet links dat waarschuwt voor de negatieve gevolgen van ongebreidelde economische groei, maar zijn het juist de religieuze en rechtse partijen die wijzen op de verwoestende gevolgen van al die hedonistische consumptie voor het gezin en andere samenlevingsverbanden. Langzamerhand verkondigen conservatieve en 'groene' partijen gelijkluidende standpunten. Ook milieupartijen pleiten voor behoud van de bestaande verhoudingen en verworvenheden. Uit deze nieuwe indeling van het politieke spectrum valt goed te verklaren waarom 'paars' in Nederland relatief gebroederlijk tweemaal (of driemaal?) kan regeren, terwijl de rood-groene regeringen in Frankrijk, Duitsland en Italië elkaar soms de tent uit vechten. Voor geen enkele partij valt te ontkomen aan de tucht van de electorale markt. De snel verdwijnende binding tussen kiezer en politieke partij zal bij iedere verkiezing een grotere aardverschuiving in de parlementaire machtsverhoudingen veroorzaken, wat het steeds moeilijker maakt een stabiele en effectieve regering te formeren. De vage politieke boodschap en het politieke opportunisme zullen de al bestaande Politikverdrossenheit bij de burgers in de komende decennia nog verder vergroten. De kloof tussen bestuurders en kiezers zal daardoor eerder toenemen dan kleiner worden, alle pogingen van bestuurlijke en sociale vernieuwing ten spijt. Nog minder kiezers zullen de moeite nemen de gang naar de stembus te maken, ook al blijven die een uurtje langer open. Het maakt in hun ogen immers steeds minder uit wie de verkiezingen wint. Een andere ontwikkeling is vanuit democratisch oogpunt nog zorgwekkender. Politieke partijen hebben, voor hun verbouwing tot commerciële politieke onderneming, steeds meer geld nodig. Ze worden door hun geldzucht steeds gevoeliger voor particuliere belangen. De verbazing over de financiële malversaties van CDU-politici in Duitsland is dan ook hypocriet. Het is duidelijk dat in Europa, net als in de VS, 'politiek geld' bepalender wordt voor wie de verkiezingen gaat winnen. Grote bedrijven en maatschappelijke organisaties zullen in de 21ste eeuw niet langer lobbyen bij regeringsleiders, maar hun invloed eenvoudig kopen. Het Amerikaanse Center for Responsive Politics, dat onderzoek doet naar de herkomst van politieke donaties, heeft een duidelijk verband aangetoond tussen de belangen van donateurs en het stemgedrag van parlementsleden. Het geld volgt ook de macht: de partij die de meeste kans maakt op de winst kan makkelijker fondsen werven. Een nieuw kartel van 'big spenders' en 'big receivers' dient zich aan. Als er geen goede regeling komt voor partijfinanciering en een scherpere financiële controle, dan zullen bestuurders in toenemende mate de verlokkingen van het grote geld niet kunnen weerstaan. Deze ontwikkelingen beperken zich niet tot de traditionele liberale, christen-democratische en sociaal-democratische partijen. Berlusconi in Italië en Poetin in Rusland hebben laten zien dat het goed mogelijk is in een paar maanden een nieuwe politieke organisatie te ontwikkelen waarmee regeringsmacht kan worden veroverd. Het enige wat je nodig hebt, is een flinke som geld en - nog belangrijker - ongelimiteerde toegang tot de massamedia. Als de 'partij' dan ook nog over een aansprekend leider beschikt, is electoraal succes verzekerd. De toenemende professionalisering, de geringe sociale inbedding en de onduidelijke politieke koers van de nieuwe politieke entrepreneurs maken hen feitelijk ongeschikt om een efficiënt regeringsbeleid te voeren. Bij de eerste de beste tegenwind zullen zij als een blad aan een boom omslaan uit angst voor electoraal verlies. Het zal niet verbazen dat al deze ontwikkelingen ook leiden tot nieuwe patronen van coalitievorming. Partijen die vroeger elkaars bloed wel konden drinken, zitten straks vrolijk samen achter de regeringstafel. Dat lijkt mooi vredelievend en coöperatief, maar de burgers begrijpen er niets meer van. In toenemende mate slaan burgers de politieke partijen over wanneer zij voor hun eigen belangen willen opkomen. Liever stappen zij direct af op bestuurders en ambtenaren. Omdat ook politici de traditionele partijorganisaties niet meer nodig hebben, zullen partijen langzamerhand verschrompelen en niet langer een rol spelen als intermediair tussen staat en samenleving. Zoals de Amerikaanse journalist David Broder al eerder voorspelde: ,,The party is over.'' Dr. A. Krouwel is als politicoloog verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
|
NRC Webpagina's |
Bovenkant pagina |