U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


NIEUWS OP HET NET

UITGEVERS

JOURNALISTIEK

ADVERTENTIES

OMROEPEN

NEDERLAND

VERENIGDE STATEN

BUITENLAND

KIJKGEDRAG

NRCWEBSITES

De wil van de lezer is wet

Met de komst van internet is het niet langer de journalist, maar de nieuwsverbruiker die bepaalt wanneer, waar en ook hoe hij nieuws wil ontvangen. De macht van de on line-lezer.

Titia Ketelaar

ZATERDAG 13 MEI, 15.30 uur. In Enschede ontploft een vuurwerkfabriek. Binnen tien minuten meldt Teletekst dat er ,,enkele gewonden'' zijn gevallen. Radio en tv Oost komen, als rampenzenders, al snel met extra uitzendingen, en later op de dag onderbreken ook de landelijke televisie- en radiozenders hun programmering met extra journaals. Kranten zullen, met uitzondering van de Twentsche Courant/Tubantia die zondag met een extra editie komt, pas maandag de 15de verschijnen.

De abonnees nemen hier geen genoegen mee. Ze willen achtergronden, feiten. Niet wachten tot de krant op de mat valt. Meer nieuws dan radio en televisie brengen. En dus zit Nederland in het weekeinde van 13 mei achter de computer, op zoek naar nieuws. De webpagina's van kranten en ook van televisie- en radiozenders doen iets dat enkele maanden geleden nog onmogelijk leek. Buiten hun moedermedium om brengen zij, op een kleine uitzondering na, in de loop van het weekeinde nieuws over Enschede. En zij niet alleen. In nieuwsgroepen wordt over de ramp gepraat, iemand zet een webcam op de rookpluim boven de binnenstad van Enschede, nieuwssites vragen om ooggetuigenverslagen.


Site van de Twentsche Courant/Tubantia op de dag van de ramp

'Enschede' bewijst niet alleen dat internet een alternatief biedt om nieuwshonger te stillen. Het gebeurde toont ook aan hoe internet de macht van de journalist heeft verplaatst naar de nieuwsverbruiker. Niet langer bepaalt de journalist wat de lezer, luisteraar of kijker te lezen, horen of zien krijgt, maar de nieuwsverbruiker bepaalt dit zelf. Hij bepaalt ook of hij dit in tekstuele vorm, audio of video wil krijgen, of hij de tekst wil uitprinten, op zijn computerscherm wil zien, of als sms-bericht op zijn mobiele telefoon wil ontvangen. En: wannéér hij het nieuws tot zich wil nemen. Niet langer gebonden aan de krant die één keer per dag op de mat ligt. Het acht-uur Journaal hoeft hij niet om acht uur te zien, maar kan hij op ieder tijdstip van de dag via de site van de NOS volgen. Zo is internet naast een real-time medium - nieuws wordt gepubliceerd op het moment dat het gebeurt - ook een shifted-time medium: nieuws kan worden opgevraagd wanneer de verbruiker erom vraagt.

Dat betekent dat de journalist zich moet aanpassen aan de wens van de lezer. Niet langer betekent een feestdag automatisch een nieuwsvrije dag. Niet langer ligt de krant de volgende dag in de kattenbak, maar de lezer wil kunnen herlezen en kunnen zoeken door een archief met geluids- en beeldfragmenten. En de lezer wil op het gebrachte, of juist niet gebrachte, nieuws reageren. Dat kon altijd al - een brief naar de redactie is zo geschreven - maar veel nieuwssites bieden de gebruiker de mogelijkheid via e-mail rechtstreeks de auteur van een artikel te benaderen, of in discussiefora te participeren. Het is een laagdrempelige manier om lezers uit te nodigen te reageren en voor de journalist om wellicht tips te krijgen.

Interactiviteit is vandaag de dag hét modewoord op internet. Zo kan de journalist bijvoorbeeld verwijzingen, hyperlinks, aanbrengen zodat verscheidene webpagina's en sites met elkaar worden verbonden. En de lezer? Die kan zijn eigen volgorde van lezen bepalen. Bovendien krijgt hij - dankzij bijvoorbeeld de mogelijkheid om met anderen on line te discussiëren - meer informatie dan wanneer hij slechts het artikel zou lezen.

De participatie van lezers op internet wordt vooralsnog overschat. Dat ligt niet aan de lezer. Zo suggereerde een bezoekster van de site van de Twentsche Courant/Tubantia een kaart van het rampgebied on line te zetten en de redactie kreeg daar later veel positieve reacties op. Maar de meeste nieuwssites zijn nog niet ingesteld op een mondige en meedenkende lezer. Uit een onderzoek van Tanjev Schultz van de Universiteit Bremen naar interactiviteit onder honderd Amerikaanse nieuwssites bleek dat hoewel bijna alle sites een e-mailadres gaven, slechts acht de lezer de mogelijkheid boden met elkaar te chatten. Mark Deuze van de Amsterdam School of Communications, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam, probeerde onlangs e-mails naar alle nieuwssites in Nederland te sturen. Op eenderde van de sites stond geen adres, eenderde van de adressen klopte niet en van het derde deel dat aankwam, werd ongeveer de helft niet beantwoord.

Desondanks lijkt de toekomst van on line-nieuws toch te leunen op de participatie van de lezer. De nieuwste term op internet is hyperadaptivity, sites die zich aan het gebruik van de lezer aanpassen. Een aantal nieuwssites past bovendien open source journalism toe - de journalist schrijft een onaf verhaal en de lezer breit er een eind aan. De gebruiker is, kortom, medeproducent van nieuws geworden. Het publiek heeft toegang tot de meest actuele informatie en dezelfde bronnen als de journalist. Zo kon niet alleen de journalist het Starr-rapport (over de affaire-Clinton/Lewinsky, red.) vinden en lezen, maar iedere internetgebruiker. Daar komt bij dat internet het eerste distributievrije medium is. Inhoud hoeft niet langer verplaatst te worden van de ene naar de andere plek, maar is altijd toegankelijk. Iedereen kan een website met inhoud beginnen.

Is de internetjournalist dan het alleenrecht op het brengen van nieuws kwijt? Iedere site, of hij nu stofzuigers verkoopt of huisdieren aanprijst of afstamt van een traditioneel medium, lijkt nieuws te brengen. Maar juist in die hoeveelheid informatie moet iemand structuur aanbrengen.

Lezers

Hoe waarderen internetgebruikers de verschillende nieuwssites? Heeft het internetnieuws voor de krantenlezer een toegevoegde waarde? En: welke nieuwssites zijn favoriet? Het onderzoeksbureau Internet Databureau vroeg eerder dit jaar ruim duizend bezoekers van de populaire website startpagina.nl naar hun ervaringen met en oordeel over nieuwssites op het web.

Van alle Nederlandse nieuwssites wordt die van De Telegraaf het best beoordeeld; 26 procent van de respondenten bekijkt de site regelmatig. De Volkskrant komt met 10 procent als twee na beste uit de bus, gevolgd door NRC Handelsblad (8 procent), de nieuwssite NU.nl (7 procent) en het Algemeen Dagblad (6 procent).

Een kwart van de respondenten bezoekt ook regelmatig sites van buitenlandse dagbladen. Bijna de helft van deze groep vindt de berichtgeving op buitenlandse nieuwssites 'verser' dan die van Nederlandse collega's.

Het al dan niet actualiseren van de on line-versie van kranten is doorslaggevend voor het gebruik ervan. Dat is de mening van zeven van de tien ondervraagden. Het merendeel vindt dat Nederlandse kranten wat dit betreft tekortschieten. Wellicht kan hiermee ook worden verklaard waarom maar liefst 43 procent van de respondenten de toegevoegde waarde van een digitale krantenversie níet onderkent: de verschillen zijn (vooralsnog) te klein.

Opvallend is verder dat vooral jonge respondenten er vanuit gaan dat zij de krant over vijf jaar alleen nog maar op internet zullen lezen. Van de jonge internetgebruikers is 37 procent die mening toegedaan, tegenover 29 procent van de 'middelbare' groep. Over een ander toekomstscenario - een krant op maat - is het merendeel van de ondervraagden niet te spreken. Een selectief aanbod van nieuws (al naar gelang de relevantie van het onderwerp voor de lezer) staat volgens zes van de tien respondenten haaks op de functie van een dagblad: een breed informatieaanbod.

www.internet.databureau.com

NRC Webpagina's
29 juni 2000

JOURNALIST
Mag iedereen die een nieuwssite op internet begint zich journalist noemen? En: hebben deze mensen ook altijd recht op een perskaart van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)? Het antwoord op de eerste vraag luidt: ja. De journalistiek is immers een vrij beroep. Het antwoord op de tweede vraag is minder eenduidig. De sectie 'internet' van de NVJ hanteert dezelfde maatstaven als de secties 'freelance' en 'omroep'. Niet de verdiensten of reputatie van de aanmelder bepalen of hij recht heeft op een perskaart, maar het aantal uren dat hij in zijn journalistieke producten stopt. Met andere woorden: is (internet)journalistiek zijn hoofdberoep of niet? Wie meer dan 50 procent van zijn tijd in de journalistiek werkt, mag NVJ-lid worden - en dus een perskaart aanvragen, mits hij geen student of buitengewoon lid is. Alhoewel de NVJ geen oordeel geeft over de kwaliteit van het journalistieke werk, wordt - in het geval van freelancers - wel eerst onderzocht wie de opdrachtgevers zijn en of het aantal opgegeven uren klopt. Dit om te voorkomen dat mensen onder valse voorwendselen een perskaart bemachtigen.

NVJ: www.villamedia.nl

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad