|
|
Prijs van een ticket business class
Danielle Pinedo
'EUROPARLEMENT zegt notoire zakkenvullers wacht aan' (Het Parool), 'Wild declareren euro's onuitroeibaar kwaad' (Trouw), 'Europarlement blijft platvloers profiteren' (Algemeen Dagblad). Wie het mediaspektakel in Brussel en Straatsburg van de afgelopen jaren heeft gevolgd, komt maar tot één conclusie: Europarlementariërs zijn fraudeurs. Ze verdienen veel, presteren weinig en declareren bij het leven. En toen zij begin mei, door middel van een regeling van de Raad van Ministers, de kans kregen hun leven te beteren, lieten zij die liggen. Aldus de cynische Eurowatcher. Wat is er waar en onwaar van de berichtgeving over Eurohonoraria? Het verhaal dat Europarlementariërs sjoemelen met onkostenvergoedingen doet al jaren de ronde, maar werd eind 1996 gestaafd door een cameraploeg van de Britse televisiezender ITV. De beelden, gemaakt met een verborgen camera, laten Europarlementariërs zien die op een doorsnee vrijdagmorgen de presentielijst tekenen, en zich vervolgens haasten richting treinstation van Straatsburg. Nu nemen werknemers wel vaker een baaldag op, maar het komt slechts zelden voor dat zij daar, naast hun salaris, een dagvergoeding van 473 gulden voor opstrijken. Onder de betrapten bevond zich onder meer de Nederlander Leen de Waal die voor de christelijke partijen SGP, RPF en GPV in het parlement zit. De Waals verweer dat hij die vrijdag eerder weg moest - hij had geen vliegtuigstoel meer kunnen krijgen - vond weinig weerklank. Waarom dan toch de presentielijst tekenen? De roep om een sober regime voor declaraties en onkosten werd na de beruchte televisie-uitzending steeds luider, en mondde eind vorig jaar uit in een poging van Europarlementariërs om frauduleuze praktijken aan banden te leggen. Op 3 december kwam het Europees Parlement met een voorstel dat niet alleen een eind moest maken aan het creatief declareren, maar ook moest zorgen voor uniforme honorering. Tot dan toe kregen Europarlementariërs evenveel betaald als hun collega's in nationale parlementen; voor de een kwam dat neer op een bruto maandsalaris van 5.500 gulden per maand, voor de ander op een salaris van bijna 20.000 gulden. Italiaanse Europarlementariërs verdienden het meest, hun Portugese collega's het minst. Gevolg: onkostenvergoedingen werden veelal gebruikt om de relatief lage honoraria op te krikken. Volgens het nieuwe voorstel zouden alle Europarlementariërs dezelfde maandelijkse vergoeding van 5.677,22 euro (12.490 gulden) ontvangen, het gemiddelde van het bedrag dat de nationale parlementariërs in de vijftien lidstaten tot dan toe ontvingen. Voor Europarlementariërs die in juni 1999 herkozen worden, kwam een overgangsregeling; zij mochten nog een periode kiezen voor het behoud van de oude salarisregeling. ,,De parlementaire vergoeding'', aldus het ontwerpstatuut, ,,is uitsluitend onderworpen aan een belasting ten bate van de Europese gemeenschappen.'' Kortom: geen nationale belastingheffing. De dagvergoeding (vorig jaar 508 gulden) zou blijven bestaan, maar onkostendeclaraties worden enkel nog vergoed ,,tegen overlegging van bewijsstukken''. De vergoeding ,,bedraagt hoogstens de prijs van een ticket in de business class bij vliegreizen, een biljet eerste klas bij treinreizen of een kilometervergoeding voor autoreizen''. De Europarlementariërs zetten ook het mes in de volgens buitenstaanders exorbitante pensioenvoorzieningen. Als de Raad van Ministers (de lidstaten dus) het parlementaire voorstel had overgenomen, was er nu een statuut geweest. Dat gebeurde niet. Eind april kwam de Raad met een herziene salarisregeling voor Europarlementariërs. De Europese ministers van Buitenlandse Zaken schrapten de overgangsregeling voor herkozen parlementariërs en zetten een streep door het plan voor uniforme belastingheffing. De hoogte van het salaris werd niet aangetast, maar individuele lidstaten kregen de mogelijkheid boven op de Europese belastingheffing (gemiddeld 22,5 procent) een nationale belasting te heffen, dit om het inkomensverschil tussen nationale en Europese parlementsleden van hetzelfde land te verkleinen. Ook de versoberde pensioenvoorziening werd nog verder uitgekleed. Zoals verwacht wees een meerderheid van het Europees Parlement de herziene regeling begin mei van de hand. ,,De regeling'', schrijft zij in een schriftelijke toelichting, ,,is op essentiële punten onaanvaardbaar en moet worden verbeterd.'' En: ,,De Raad dient zich te beperken tot het toezicht op de grote lijnen en het parlement niet te belemmeren bij het vinden van eigen, passende oplossingen.'' Dit weerhield de Nederlandse Europarlementariërs er niet van om een eigen gedragscode te ontwikkelen. GroenLinks en de PvdA hadden al zo'n code, maar half mei spraken ook de overige Nederlandse partijen zich uit voor zo'n richtlijn. In afwachting van een definitief statuut worden bijvoorbeeld alleen ,,werkelijk gemaakte'' reiskosten gedeclareerd en dagvergoedingen aanvaard ,,voor dagen die daadwerkelijk worden besteed aan parlementaire activiteiten''. Onder normale omstandigheden: een gangbare procedure. Naar Europese maatstaven: een grote stap voorwaarts.
| NRC Webpagina's |
Bovenkant pagina |