|
afleveringen BETERE BUURTEN GOEDE EN SLECHTE PER STAD EXTREMEN VERANTWOORDING BRONNEN LINKS |
Goede buurten, slechte buurten
Dick van Eijk
De armste buurten van Nederland zijn aanzienlijk populairder dan de rijkste. Arme buurten kunnen rekenen op ruime aandacht van politiek, wetenschap en journalistiek. Armoede moet immers worden bestreden. Dat zegt ook iets over de Nederlandse cultuur: armoede interesseert ons meer dan rijkdom. Gevraagd naar de armste buurten in steden weet vrijwel iedereen enkele buurten te noemen. De rijkste buurten zijn bij het publiek minder bekend. Maar in de statistieken zijn ze betrekkelijk eenvoudig te vinden. Klingenbosch in Wassenaar is een goede kandidaat, met een gemiddeld besteedbaar inkomen per inkomenstrekker van meer dan honderdduizend gulden. Ook De Karpen in Eindhoven of Flevo in Huizen springen in het oog: het inkomen ligt er gemiddeld iets lager, maar een groter deel van de bevolking behoort tot de bovenste 20 procent van de nationale inkomensladder. Welk criterium ook wordt aangelegd, het zijn veelal dezelfde buurten die bovenaan eindigen, zij het telkens in een wat andere volgorde. Dat blijft zo wanneer de keuze wordt beperkt tot de 33 grotere steden en de eis van minimaal vijfhonderd inwoners wordt gesteld. Dan valt vooral de hoge score op van Haagse buurten. Zeven buurten uit de top-twintig met het hoogste gemiddeld inkomen liggen in Den Haag. Als niet naar individuen maar naar huishoudens wordt gekeken, staan dezelfde buurten bovenaan. Er zijn in Nederland een stuk of twintig grotere buurten waar meer dan 60 procent van de huishoudens tot de bovenste 20 procent van de landelijke inkomensladder behoort. De meeste daarvan liggen in Den Haag, Eindhoven en Amersfoort. Voor armoede is het statistische beeld minder eenduidig dan voor rijkdom. Bij de armste buurten varieert de uitkomst van het onderzoek veel meer, afhankelijk van de gehanteerde criteria. Beoordeeld naar het gemiddeld besteedbaar inkomen per inkomenstrekker figureren vooral buurten uit Leeuwarden, Groningen, Almelo en Enschede in de top. Samen leveren deze vier steden achttien van de buurten uit de top-twintig met het laagste inkomen. De armste buurten liggen, aldus beschouwd, dus zeker niet in de vier grote steden, en ook niet in de Randstad. Het beeld over armoede verandert aanzienlijk wanneer niet naar inkomen per persoon, maar per huishouden wordt gekeken, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van de huishoudens. Nog steeds liggen dan de meeste buurten uit de top-twintig buiten de Randstad, maar drie Haagse en twee Rotterdamse buurten dringen zich ertussen. De inkomens in deze Haagse en Rotterdamse buurten liggen weliswaar iets hoger dan in de allerarmste buurten in het land, maar degenen die van die inkomens moeten rondkomen, hebben meer monden te voeden. Armoede is wel een criterium voor een slechte buurt, zoals rijkdom dat is voor een goede, maar het is zeker niet de enige maatstaf en wellicht ook niet de belangrijkste. Neem nu Betondorp, een van de armste buurten van Amsterdam: opgeknapte huizen, geen graffiti op de muren, nauwelijks zwerfvuil op straat, weinig verhuizingen - geen zinnig mens zou Betondorp een slechte buurt noemen. Buurten met veel bejaarden zijn vaak arm, en soms heel rijk. Dat laatste komt vooral in Den Haag voor. Nederlandse steden tellen tientallen buurten waar meer dan 40 procent van de bevolking boven de vijfenzestig jaar is. Niet zelden is dan ook nog een substantieel deel net onder die leeftijd. Den Haag spant als meest vergrijsde stad van Nederland de kroon, met vier buurten in de top-twintig van buurten met de meeste 65-plussers. Arm of rijk - dat is niet zo zeer de kwestie. Het is vooral de opeenstapeling van factoren die een buurt klasseert. Een buurt met veel werklozen is niet per se slecht, net zo min als een buurt met veel allochtonen of een buurt met veel goedkope huurwoningen dat zou zijn. Maar als die factoren allemaal in één buurt samenkomen, dan is dat veelbetekenend. Zijn er ook buurten waar alle factoren samenkomen? Eerst is nagegaan welke buurten de meeste werklozen tellen, de meeste arbeidsongeschikten, eenoudergezinnen, enzovoorts. Zijn dat steeds dezelfde buurten, of telkens andere? En: welke buurten duiken op in een 'algemeen klassement' ? In de lijst van buurten met het hoogste percentage werklozen valt op dat twee steden de top van de ranglijst domineren: Rotterdam en Arnhem, met respectievelijk zeven en zes buurten bij de bovenste twintig. Het zijn stuk voor stuk buurten waar ongeveer een kwart van degenen die het hele jaar door een inkomen hebben afhankelijk is van een werkloosheidsuitkering. Er is een behoorlijke overlap tussen buurten met veel werkloosheid en buurten met veel huishoudens die van een zeer laag inkomen moeten rondkomen: acht buurten staan in beide gevallen in de top-twintig. Kerkelanden in Almelo voert beide ranglijsten aan. Veel minder overlap is er tussen buurten met veel werkloosheid en buurten met het laagste gemiddeld inkomen per inkomenstrekker. Hier gaat het maar om twee buurten die in beide ranglijsten figureren - Kerkelanden in Almelo en Heechterp in Leeuwarden. Werkloosheid is vooral van belang omdat het een van de belangrijkste vormen is van sociale uitsluiting in onze samenleving. Werkloosheid heeft ook een zichzelf versterkend effect: wie langer aan de kant staat, krijgt het steeds moeilijker weer aan de slag te komen. In die zin is een buurt met veel werklozen bedreigender dan een buurt met veel bejaarden. De vrees bestaat dat wie als kind tussen werklozen opgroeit zelf ook niet meer de fut of de ambitie zou ontwikkelen zelf de kost te verdienen. Bij de werklozen zijn ook degenen meegerekend die als langdurig werkloze een bijstandsuitkering ontvangen. Bij de overige bijstandsuitkeringen - vooral ongehuwde of gescheiden moeders - voert Kerkelanden in Almelo wederom de ranglijst aan. In een stuk of dertig buurten is 10 procent of meer van de bevolking met een inkomen afhankelijk van een bijstandsuitkering anders dan wegens werkloosheid. Worden bijstand en werkloosheidsuitkering bij elkaar opgeteld, dan komt Kerkelanden zelfs boven de 50 procent. Ook blijken er in de 33 grotere steden enkele tientallen buurten te zijn waar meer dan 10 procent van de inkomenstrekkers een WAO-uitkering heeft. Opmerkelijk is de positie van Heerlen, met vier buurten in de top-twintig. Worden al die uitkeringen bij elkaar opgeteld, dan blijken er in de 33 steden 461 buurten te zijn waar meer dan de helft van de bevolking met een inkomen afhankelijk is van een uitkering. Op het niveau van huishoudens is het nog erger: in 589 buurten heeft de meerderheid van de huishoudens een uitkering als inkomensbron, in 17 buurten meer dan driekwart. De kroon spant wat dat betreft het woonwagenkamp in Groningen, waar volgens de CBS-gegevens alle huishoudens een uitkering hebben. (Omdat deze buurt minder dan 500 inwoners telt, komt hij niet in de ranglijsten voor.) Voor zulke buurten is eigenlijk geen hoop meer dat het ooit nog beter wordt, althans niet met de mensen die er nu wonen. Die buurten zullen het moeten hebben van een nieuwe generatie bewoners. Hier tegenover staan de 'buurten van hoop', buurten met veel kinderen, waar bovendien vrijwel alle volwassenen werk hebben. Ook daar zijn er vele van, alleen duiken dan andere gemeenten op in de top van de ranglijst dan tot dusverre. Zoetermeer, Haarlemmermeer en Ede melden zich; Zwolle is prominent aanwezig met drie buurten in de top-twintig. In alle buurten uit de top-twintig is meer dan 30 procent van de bewoners jonger dan vijftien. Vaak zijn het nieuwbouwwijken vol jonge gezinnen. Niemand maakt zich nu zorgen om die buurten, maar wat gebeurt daar over vijftien à twintig jaar, wanneer al die kinderen de deur uit zijn? Verreweg de meeste kinderen worden opgevoed door twee ouders. In sommige buurten is dat niet het geval. Er zijn zelfs vijf buurten waar de meeste gezinnen met kinderen slechts één ouder tellen. Eenoudergezinnen vormen veel meer dan armoede of werkloosheid een echt grootstedelijk verschijnsel. Amsterdam, Rotterdam en Den Haag nemen twaalf plaatsen in de top-twintig voor hun rekening. Hetzelfde zou te verwachten zijn bij alleenstaanden, maar dat is slechts voor een deel juist. Amsterdam voert daar de ranglijst aan. De hoofdstad heeft drie buurten waar meer dan 70 procent van alle huishoudens slechts uit één persoon bestaat. Maar Rotterdam en Den Haag ontbreken in de top. Wel aanwezig zijn, uiteraard, de studentensteden en, opmerkelijk genoeg, Arnhem en Leeuwarden. Die laatste twee steden scoorden ook bij werkloosheid en armoede al hoog, maar het gaat dit keer om andere buurten. De grootste verandering van de afgelopen tien jaar heeft zich voorgedaan in de concentratie van allochtonen. Er zijn inmiddels niet alleen enkele tientallen buurten waar de helft van de bevolking van buitenlandse afkomst is, betrekkelijk nieuw is dat zulke buurten ook buiten de drie grootste steden voorkomen. Ook ver buiten de Randstad, zoals in Almelo en Zwolle, komen zulke concentraties allochtonen voor. In de top-twintig domineren Haagse buurten, maar dat vertekent enigszins doordat daarvoor alleen Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen zijn meegeteld. Met name enkele Amsterdamse buurten zouden veel hoger scoren wanneer ook andere etniciteiten zouden zijn meegeteld. Volgens de cijfers van de gemeente Amsterdam is bijvoorbeeld in Bijlmer-Centrum 81 procent van de bevolking van buitenlandse komaf, in Bijlmer-Oost 73 procent. Misschien wel het meest opmerkelijke van al deze ranglijstjes is dat ze zo'n gevarieerd beeld opleveren: werkloosheid vooral in Arnhem, arbeidsongeschiktheid in Heerlen, armoede in Leeuwarden, bejaarden in Den Haag. Er zijn nauwelijks buurten die op alle fronten er uitspringen. In het 'algemeen klassement' van buurten vallen twee zaken direct op: de beste buurten zijn zeer gespreid over de steden. Eindhoven heeft als enige stad drie buurten in de top-twintig. En de slechtste buurten zijn zeer geconcentreerd in drie steden: Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Slechts het Almelose Kerkelanden - eerder gezien in diverse top-twintigs - weet zich als enige buurt van buiten de drie grote steden een plaats in de top-twintig van de eindrangschikking van slechtste buurten te veroveren. Hoe valt dit te verklaren? Een eerste conclusie is: de slechtste buurten zijn niet de slechtste omdat ze in alle opzichten de slechtste zijn. In tegendeel zelfs. De slechtste buurten zijn het slechtst omdat ze nergens góed scoren. Buurten die in de top van een of meer 'slechte' ranglijsten staan compenseren dat veelal met betere scores op andere factoren. De Schilderswijk en de Transvaal in Den Haag hebben niets om hun lage scores te compenseren. Datzelfde geldt overigens voor de beste buurten: slechts drie van de top-twintig van beste buurten behoren bijvoorbeeld ook tot de top-twintig van rijkste buurten. De tweede conclusie vloeit voort uit het feit dat er op vrijwel elk aspect buurten zijn die slechter scoren dan de slechtste buurten uit het algemeen klassement. Dat betekent dat er ook binnen de Nederlandse verzorgingsstaat ruimte is voor die slechtste buurten om op tal van onderdelen nog verder achteruit te gaan. Dat stemt tot zorg. Dat het met de beste buurten ook nóg beter kan, interesseert geen mens. |
NRC
Webpagina's
|