HOLLAND FESTIVAL
RECENSIES
SUPERMARKT OF AVANTGARDE?
AUS DEUTSCHLAND
MARIA AUSTRIA
MATS EK
WARRE BORGMANS
"AH HUMBUG!"
|
HOLLAND FESTIVAL 1997
Het gaat om het moment
Door PIETER KOTTMAN
Holland Festival. La maladie de la mort van
Marguerite Duras. Regie: Robert Wilson. Gezien: 6/6. Cultureel Centrum
Amstelveen. Herh. aldaar 7, 8 en 10/6.
De Franse cineaste en roman- en toneelschrijfster
Marguerite Duras
(1914-1996) had tegelijkertijd een te hoge en een te lage dunk van de
liefde. Die ambivalentie ten aanzien van de romantiek en van menselijke
verhoudingen in het algemeen is een belangrijk thema in haar werk en uit
zich bij uitstek in de vluchtige ontmoeting. Geen relatie is zo extreem
als die in een kortstondige passie, zoals in La maladie de la mort uit
1982: enerzijds verliest men zich tot stervens toe in de ander,
anderzijds kennen de gelieven elkaar niet en willen ze elkaar ook niet
kennen. Het gaat om het moment en, later, een naamloze herinnering. Het
is duizelingwekkend leven op z'n best maar tegelijkertijd is het wreed
en absurd: juist in zo'n hartstocht toont zich de eenzaamheid, de
onmogelijkheid tot contact, het bankroet van het gevoel, de dood
kortom.
In La maladie de la mort, nu te zien in een enscenering van de
Amerikaanse theatermaker Robert Wilson, zijn de personages een anonieme
hij en zij. Zo spreken zij over elkaar en over zichzelf als ze het
verhaal vertellen van hun ontmoeting die luttele nachten duurt. Hun
verhaal is afstandelijk en observerend, alsof niet zij maar anderen het
beleefd hebben. Het moment en de herinnering zijn samengesmolten; hun
relaas is een poging de intensiteit aan de vergetelheid te ontrukken.
Deze vorm die, hoe afstandelijk ook, een maximum aan melancholie oproept
wordt nog versterkt door Duras' typerende beelden en vreemde
poëtisering van de werkelijkheid. Als hij zegt dat hij bij het
klaarkomen ,,als altijd vervuld van tranen'' is, dan doet hij dat op
gezag van een idealiserende schrijfster. Hoe moeilijk het moet zijn om
Duras' poëzie te ensceneren zonder sentimenteel te worden is aan
Wilsons voorstelling niet af te zien.
Met behulp van twee fantastische spelers - de Amerikaanse danseres
Lucinda Childs en de Franse acteur Michel Piccoli - combineert hij zijn
eigen koele stijl treffend met Duras' dubbelzinnige observaties. Het
door de geraffineerde belichting veranderende achterdoek suggereert een
uitsnede van een kamer, een nabije zee ruist en buldert. In dit
ijselijke universum gaat een helwit uitgelicht vlak voor een bed door en
zijn een in een zwarte, lange jas gehulde hij en een in een lang wit
gewaad met lange sleep gestoken zij de minnaars.
Ze genaken elkaar nauwelijks, poseren meer dan dat ze bewegen, hun door
microfoons versterkte stemmen hebben een onaardse dictie en acteren - in
psychologische zin - doen ze niet. Ze zijn er slechts, samen maar
alleen, en ze veranderen traag en slepend van positie terwijl ze
onafhankelijk van elkaar hun versie van hun herinnering geven. De
krijtwitte sfinx Childs kan schril gillen als een heks, soms fluistert
ze als een vamp, soms is ze een toon- en geslachtsloos wezen. Piccoli
verbeeldt onverzettelijkheid, kwaad soms, maar vooral onthecht, met een
bronzen stem en een opmerkelijk soepel lijf dat, hangend op een heup,
verstard op de grond kan liggen. Beiden maken zich ondergeschikt aan
esthetiek maar zo beheerst dat de beeldenreeks waarvan zij deel uitmaken
gaat zinderen als de hartstocht die zij juist niet tonen.
NRC Handelsblad, 7 juni 1997
|
NRC Webpagina's
7 juni 1997
|