HOLLAND FESTIVAL
RECENSIES
SUPERMARKT OF AVANTGARDE?
AUS DEUTSCHLAND
MARIA AUSTRIA
MATS EK
WARRE BORGMANS
"AH HUMBUG!"
|
HOLLAND FESTIVAL 1997
Zonnig begin van Vermeulen-oeuvre
Door ERNST VERMEULEN
Concert: Ned. Philh. Orkest en
Toonkunstkoor o.l.v. Ed Spanjaard. Werken van Vermeulen, Debussy en
Ives. Gehoord 3/6 Concertgebouw Amsterdam.
,,De één verweet mij dat ik hem bek-af
maakte, de tweede
dat ik onbegrijpelijk was, een derde noemde mij geschift, een vierde
waanzinnig, een vijfde betitelde mij als een barbaar.''
Het lijkt een grappig aftelversje, maar het zijn de onthutsende
ervaringen van Matthijs Vermeulen (1888-1967). Ik ben niet zijn zoon,
zoals vaak wordt gedacht, want Vermeulen heette Van der Meulen en noemde
zich Vermeulen als musicograaf en later componist. Zijn oeuvre wordt nu
uitgevoerd in twaalf Holland Festival-concerten. Geen componist wist
zulke heftige reacties op te roepen, positieve niet uitgezonderd. Het
festival biedt de mogelijkheid om de balans op te maken.
Koortsopwekkend was de eerste uitvoering in 1919 van Vermeulens Eerste
symfonie waarmee het Nederlands Philharmonisch Orkest dinsdagavond onder
leiding van Ed Spanjaard in het Amsterdamse Concertgebouw het spits
afbeet. Koorts kreeg Vermeulen van de 131 onverbeterde fouten in de
orkestpartijen. De Spaanse griep zorgde ervoor dat in de cellogroep twee
musici aantraden. Terecht beschouwde de componist deze uitvoering als
non-existent.
De echte première dirigeerde Bernard Haitink op het
openingsconcert van de Nederlandse Muziekdagen in 1964, gecombineerd
onder andere met Louis Andriessens Nocturnes, eveneens de onvervalste
liefdeszangen van een beginnend componist. Want liefdeszangen
componeerde Vermeulen, in zijn Eerste symfonie. De ondertitel Symphonia
carminum, 'symfonieën der gezangen' verwijst naar carmen in de
betekenis van magische incantatie.
Dat was wat Vermeulen wilde: de ruimte vullen met extatisch hymnische
gezangen. En dat was wat hij vooral bewonderde in het werk van zijn
mentor Alphons Diepenbrock, waarin 'elk zijner stemmen een eigen,
individuele fysionomie geeft, zonder te letten op een harmonie, welke
daaruit voortvloeien kan'. Dat hij in de Eerste symfonie dit
procédé toepast is minder opmerkelijk, dan het feit dat
elk van zijn zeven symfonieën onderworpen is aan dit idee van een
grote hoeveelheid aan zwevende stemmen in een spontane geleidelijke
ontvlamming.
Anno 1997 is het voor ons volstrekt onbegrijpelijk hoe tijdgenoten
worstelden met Vermeulens eersteling. Deze jeugdige muziek - de vroegst
bewaard gebleven compositie van een 26-jarige - is veelal vredig en
beminnelijk, zeker vergeleken met de vulkanische uitbarsting van de
Tweede, zes jaar later. Toch werd de Eerste tot op de bodem afgekraakt,
zoals door J.S. Brandts Buys. Hij hekelde vermeende invloeden van
Brahms, Schumann en Tsjaikovski, componisten die de francofiele
Vermeulen in zijn kritieken zo verafschuwde! Voor Diepenbrock leek de
muziek 'een kat die haar eigen staart achternaloopt' - meer wilde hij er
niet over kwijt.
Evenmin invoelbaar is de positieve reactie van een Petrus Spee, toen
Vermeulen hem het pas gecomponeerde begin aan de piano liet horen: ,,'t
Is even schoon als Berlioz, zo woest en vurig dat ik bij de gloeiende
kachel zat te rillen als van koorts''.
Vermeulens zonnigste muziek, getekend door veelal stijgende
melodieën in echo's van het gregoriaans, Mahler, Debussy en zelfs
Satie - gehoord de ongerepte pré-tonale blanke kleur - bezit nog
niets van de rusteloze chromatiek die de latere symfonieën tekenen.
Er is wel meteen spanning, maar de inzet is gul uitnodigend als van een
grand seigneur, meer plechtig dan op welke wijze ook verontrustend. En
in het verdere verloop overheerst een vloeiend stromende mijmering,
teder en liefdevol.
Gegevens uit het eerste deel keren terug in het laatste zesde, die uit
deel twee duiken op in deel vier. Dat alle delen in elkaar overlopen is
typerend voor de componist. Intrigerend is de verglijdende tonaliteit
van het vijfde deel. Maar laten we oppassen om de passages waar de
Eerste symfonie vooruit loopt op alle volgende, veel revolutionairder,
symfonieën, te zien als de belangrijkste.
De Eerste is ondanks de zesdeligheid vóór alles
één litanie van onstuimige schoonheid, in de woorden van
Vermeulen over Debussy's La mer: 'een verrukkelijke dilatatie van
levensliefde'. Debussy was voor Vermeulen de eerste vooruitgang in de
muziek sinds Bach. Zó klonk bij Ed Spanjaard en de zijnen deze
muziek ook: geheel vrij van koorts, zwierig uitbundig en hymnisch
vervoerend danwel lyrisch intiem, heel fraai van opvatting èn
realisatie.
De concertafsluiting met de veel rustelozer en scherper profilerende
Charles Ives met delen uit A Symphony: New England Holidays was voor mij
niet nodig geweest. Zinvoller was de confrontatie geweest met Ives'
Eerste symfonie, eveneens een jeugdige, bijna overmoedige eersteling.
Als ontspanning tussenin fungeerde nog Debussy's met noblesse door
François le Roux voorgedragen Trois ballades de François
Villon.
Zo, dat weten we dus: Vermeulens Eerste symfonie is onproblematisch.
Zeker, de stemmen zijn dicht, maar plezierig, zoiets als het lopen met
blote voeten door de ochtenddauw, een frisse sensatie. Vermeulen werd
vaak 'moerasachtig componeren' verweten. Die onfrisse discussie kan nu
worden bijgezet in het rariteitenkabinet.
NRC Handelsblad, 4 juni 1997
|
NRC Webpagina's
4 juni 1997
|