IDFA december 1995
Onbekommerd reizen in dienst van de partij
De Nederlandse documentairemaker Joris Ivens, naar wie de op het IDFA
uitgereikte `Joris Ivens Award' is vernoemd, was lang niet zo'n
onafhankelijke geest als wel wordt beweerd. ,,Hij dacht gewoon net zoals
de partij,'' zegt Hans Schoots, die een kritische biografie over Ivens
schreef.
Met de overhandiging van het "Gouden Kalf" en warem
woorden delgt minister Brinkman in 1985 op het Institut
Néerlandais in Parijs een veronderstelde ereschuld van Nederland
aan de filner Joris Ivens. (Foto Vincent Mentzel)
door RAYMOND VAN DEN BOOGAARD
Achteraf bezien heeft minister Elco Brinkman zich in 1985 een heel klein
beetje belachelijk gemaakt, door in dat jaar een gang naar Canossa te
ondernemen en in Parijs eigenhandig het door de Nederlandse Filmdagen aan
de filmer Joris Ivens toegekende Gouden Kalf te gaan overhandigen. Een
ereschuld van Nederland aan Ivens werd gedelgd, zo vatten overheid, Ivens
en pers destijds de gang van de Nederlandse minister van WVC
op.
Ivens had zelf trouwens laten weten zelfs niet
bereid te zijn het Gouden Kalf in ontvangst te nemen, wanneer de
Nederlandse overheid niet klip en klaar toe zou geven tegenover hem
`fout' te zijn geweest. Ivens-biograaf Hans Schoots (1950) acht de gang
van zaken in 1985 `wat overtrokken'. In zijn boek Gevaarlijk leven, de
eerste biografie van Ivens waarbij de in 1989 overleden filmmaker niet
zelf over de schouder van de auteur heeft meegelezen, blijkt ondermeer,
dat Joris Ivens zijn eigen conflict met Nederland steeds schromelijk
heeft overdreven. Ivens was in zake Nederland steeds overgevoelig:,,Vanaf
het begin van zijn carrière heeft een deel van de Nederlandse
filmkritiek hem verweten dat het allemaal heel knap en mooi was wat hij
deed, maar dat het gevoel erin ontbrak, dat het duidelijk films van een
ingenieur waren. En dan is er de houding van zijn vader, die liever had
gezien dat zoon Joris leiding had gegeven aan het familie-fotobedrijf
Capi, en al dat kunstzinnige gedoe met films maar een beetje onzin
vond''.
De houding van de vaderlandse overheden jegens zijn persoon vormden,
denkt Schoots,voor de oudere Ivens een aanleiding om deze persoonlijke
sentimenten op een hoger, principieel plan te tillen. `Ereschuld' en
`onrecht' - dat waren de termen waarin de `kwestie Ivens' veelal werd
beschreven. De filmer zelf heeft aan deze benadering ook uitvoerig
voedsel gegeven door bijvoorbeeld in zijn autobiografie te vertellen dat
hem, wegens zijn progressieve instelling en zijn aanvaring met de
koloniale autoriteiten bij het maken van de film Indonesia calling van
1948 tot 1957 een Nederlands paspoort was onthouden, zodat hij niet kon
reizen en noodgedwongen in Oost-Europa moest blijven. ,,Daarmee heeft
Ivens zelf een mythe de wereld ingeholpen'', vertelt Schoots.,,Ivens is
wel gepest met zijn paspoort, in die zin dat het op consulaten na 1948
steeds voor korte perioden, drie maanden bijvoorbeeld werd verlengd.
Slechts eenmaal heeft Ivens een half jaar zonder
paspoort gezeten, toen er naar alle gezantschappen van Nederland een
instructie was uitgegaan dat aan Ivens geen nieuw paspoort, maar een
eenmalig laissez passer voor de reis naar Den Haag moest worden
uitgereikt''. Ivens ondernam, toen hij in 1950 op het consulaat in Parijs
het merkwaardige document in ontvangst nam, geenszins een reis naar Den
Haag, wellicht vrezend dat hij - een erkende communist in de hoogtijdagen
van de Koude Oorlog - dan zou worden gearresteerd, waarbij de
verwikkelingen rond Indonesia calling wellicht als kapstok konden dienen.
Van Nederlandse zijde werd immers, naar uit Schoots Ivens-biografie
Gevaarlijk leven blijkt grotendeels ten onrechte, beweerd dat hij op
verraderlijke wijze van een Nederlandse overheidsopdracht voor het maken
van een film over de bevrijding van Nederlands-Indië gebruik had
gemaakt om een film te draaien waarin de Indonesische onafhankelijkheids
beweging werd gesteund.
Eind 1950 kreeg Ivens zijn paspoort terug, en reisde al deze jaren
overigens ook onbekommerd de wereld door. ,,Dat hij gedwongen was in
Oost-Europa te blijven is niet waar, hij reisde ook naar het Westen. En
trouwens, hij was in deze jaren graag in Oost-Europa'', vertelt Schoots.
Ivens op zijn Amsterdamse atelier. (Foto
NFM)
Propagandist
Zo'n zes jaar na Ivens overlijden is het rumoer
rond de in persoon van de in 1898 geboren filmer nog altijd niet geheel
verstomd. De eerbiedige benadering van de links-geëngageerde
kunstenaar verdween om, na de verdwijning van het wereldcommunisme,
plaats te maken voor beschouwingen - van onder anderen Michel Korzec,
Theo van Gogh, Frits Bolkestein of Henk Wesseling - waarin Ivens als een
braaf propagandist van abjecte totalitaire regimes wordt voorgesteld, die
eerder zou moeten worden ver guisd dan geëerd.
Is het niet moeilijk, om in zo'n polemische atmosfeer een zakelijke en
kritische biografie te schrijven, als Schoots gedaan heeft? ,,Wat vooral
veel geholpen heeft, is dat Ivens was overleden'', vertelt de biograaf.
Bij leven had Ivens de beeldvorming rond zijn persoon steeds scherp in de
gaten gehouden, waardoor iedere poging daartoe steeds in hagiografie is
geëindigd. ,,Maar met zijn dood zijn velen tot de conclusie gekomen
dat Ivens nu toch echt geschiedenis is geworden''. En zo mocht de
biograaf Schoots, die aanvankelijk slechts een monografie over Ivens in
de Spaanse burgeroorlog wilde schrijven maar bij de aanvang van zijn
werkzaamheden in 1990 begreep dat er over Ivens heel veel nog onbekend
materiaal was, zich verheugen in de loyale medewerking van velen.
Onder hen waren enkele van de belangrijkste vrouwen uit Ivens leven,
zoals Marion Michelle, zijn partner van 1944 tot 1951, en de Poolse
dichteres- vertaalster Ewa Fiszer, zijn echtgenote van 1951 tot 1963. Met
Ivens' laatste vrouw, de Franse filmmaakster Marceline Loridan, heeft
Schoots welis waar uitvoerig gesproken, maar eerder dit jaar heeft zij -
overigens zonder de biografie gelezen te hebben - besloten dat het een
`polemisch' geschrift zou worden en Schoots verboden van de gesprekken
gebruik te maken. ,,Ofschoon ze daartoe formeel het recht niet had,
hebben we daaraan toch maar gehoor gegeven, temeer daar de meeste
gegevens uit deze gesprekken ook wel op een andere manier beschikbaar
waren'', vertelt Schoots. ,,Jammer is het wel. Loridan neemt ten aanzien
van haar overleden echtgenoot een zeer protectionistische houding aan.
Zo'n houding pakt vaak niet in het voordeel van de overledene uit''.
Meer betreurt de biograaf het niet met Helene van Dongen te hebben kunnen
spreken. Met deze voormalige secretaresse uit vaders Capi-bedrijf heeft
Ivens vanaf het begin van de jaren dertig tot 1944 niet alleen een
affectieve verhouding gehad, maar ook een professionele: Van Dongen
monteerde in Nederland al Zuiderzee en Nieuwe gronden, en bleef een rol
spelen toen de reislustige cineast zijn werkterrein naar China, Spanje en
Moskou verplaatste. Ze volgde Ivens ook naar de Verenigde Staten, waar
hij zich voor de oorlog vestigde, en bouwde daar een zelfstandige
carrière op in het filmbedrijf.
In een van de meest opmerkelijke, door Schoots opgediepte, documenten
wordt het einde van de verhouding tussen Van Dongen en Ivens beschreven
door de ogen van een FBI-agent. Die schaduwde de communist Ivens op zijn
laatste dag in 1944 in Los Angeles, voordat hij naar Indonesië zou
vertrekken om een film over de bevrijding van Nederlands-Indië te
gaan draaien. De agent beschrijft eerst het afscheid van de echtelieden,
en constateert vervolgens dat Ivens een andere vrouw afhaalt in een
hotel, om met haar de reis aan te gaan. Die andere vrouw was Marion
Michelle, met wie Ivens twee dagen na zijn huwelijk met Van Dongen (op
Nieuwjaarsdag 1944) een verhouding was begonnen. Helene van Dongen, die
dacht dat zij met de cineast mee mocht naar Australië, moest aanzien
dat hij daarvoor een ander had verkoren.
In 1965 op Cuba bij opnamen voor "Pueblo amado". (Foto
NFM)
Beminnelijk
,,
Het is onder deze omstandigheden wellicht
begrijpelijk dat Helene van Dongen tegenwoordig geen behoefte meer heeft
om over Ivens te spreken'', geeft Schoots toe. ,,Maar jammer is het wel.
Het is trouwens opmerkelijk dat Marion Michelle en Ewa Fiszer nog steeds
met grote affectie over hem spreken. Zij hebben tot het einde van zijn
leven ook contact met hem onder houden''. Belangrijk in dit verband,
meent Schoots, is dat Ivens in zijn persoonlijk leven ook een
daadwerkelijk beminnelijk mens is geweest, niet iemand die het conflict
zocht. Hij was weliswaar wel steeds vaak weg, op reis naar alle uithoeken
van de wereld, maar vrouwen hebben in zijn leven steeds een grote rol
gespeeld. Zo was het een minnares, de Nederlandse beeldend kunstenares
Anneke van der Feer, die Ivens eind jaren twintig in contact heeft
gebracht met de Vereniging voor volkscultuur, de Nederlandse sectie van
de Internationale Rode Hulp.
Deze ontmoeting zou vérstrekkende gevolgen hebben, want de
Internationale Rode Hulp was een van de vele, door de Duitse communist
Willi Münzenberg geleide, organisaties waarmee de bolsjewistische
leiders in Moskou poogden internationale proganda te bedrijven voor hun
revolutionaire staat en revolutie.
Eerder had een vrouw, de Duitse fotografe
Germaine Krull, met wie Ivens jarenlang een `vrije' verhouding
onderhield, hem al met het communisme in contact gebracht. Zelf was deze
Krull, met wie Ivens overigens van 1927 tot 1943 gehuwd is geweest,
vanuit een links-revolutionair standpunt al in 1921 tot de ontdekking
gekomen dat het in de Sovjet-staat niet pluis was, en zou leiden tot een
autoritaire dictatuur. Deze laatste les is aan Ivens echter niet besteed
geweest. Want dat Ivens tot in de jaren zestig een instrument van Moskou
is geweest, wordt uit Schoots biografie overvloedig duidelijk. Bij zijn
`eerherstel' in het naoorlogse Nederland zijn vaak zijn onafhankelijkheid
en kritische geest geroemd, maar dergelijke loftuitingen houden geen
stand in het licht van de werkelijke gang van zaken. Ivens was trouwens
sinds 1931 ook gewoon communistisch partijlid, en wel via de CPH (later
CPN), de Nederlandse afdeling van de Derde internationale. Via de
Internationale Rode Hulp raakt Ivens betrokken bij de film initiatieven
van Willi Münzenberg (die later brak met het communisme uit protest
tegen het Hitler-Stalinpakt, in 1939 in Frankrijk vermoord werd
teruggevonden en door Ivens in zijn autobiografie niet vermeld is), zoals
de organisatie Mezjrabpom die in de Sovjet-Unie zijn eigen filmstudios
had. In 1938 laat Ivens zich naar China sturen, als de Derde
internationale daar de revolutie daar wil bevorderen. Ook zijn werk in
Spanje en in het naoorlogse Oost-Europa wordt verricht in wel haast
ambtelijke gehoorzaamheid aan de partij. ,,Ivens geloofde in de partij'',
constateert Schoots. ,,En hij heeft de daar bij behorende discipline met
grote consistentie omarmd. Als de partij iets zei, dan deed hij het. Waar
hij in zijn contacten met Nederland een grote gevoeligheid aan de dag
heeft gelegd voor elke kritiek, zijn er geen gevallen bekend waarin hij
zich heeft verzet tegen de partijcensuur. Hij heeft misschien wel af en
toe gemopperd, maar hij heeft zich er steeds bij neergelegd. Misschien is
`neerleggen' nog teveel gezegd: hij dacht gewoon net zo als de
partij''.
Op de thee bij Deng Xioping in 1979. (Foto Persbureau
Nieuw-China)
Stalinisme
Achteraf bezien leidde die houding natuurlijk tot
pijnlijke situaties. Neem al die buitenlandse communisten met wie Ivens
in Moskou in de jaren dertig samenwerkte - slechts zeer weinigen van hen
hebben de Stalin-terreur overleefd, zonder dat van Ivens daarop ook maar
enig commentaar bekend is. Schoots: ,,Dat is natuurlijk moeilijk te
doorgronden en niet typisch voor Ivens alleen. De geëxecuteerden
zelf, zoals bekend, stierven soms met een `leve Stalin' op de lippen.
Een rol speelt misschien dat Ivens, met al zijn reizen, toch maar
betrekkelijk oppervlakkige vriendschappen onderhield. En hij was geen
reflectief ingesteld iemand, denk ik. Ik vermoed niet dat hij voor 1981
zijn ervaringen systematiseerde''. Ivens heeft zichzelf om gelovig
communistisch partijganger te zijn, `weinig geweld hoeven aan te doen'',
meent Schoots. ,,De partij was misschien ook wel de enige rode draad in
zijn verder onbestendige leven, zijn enige houvast.
De partij bood hem ook bepaalde vormen van vrijheid en avontuur. Waar hij
ook heenging, altijd waren er kameraden die met spanning op hem wachtten.
En het was niet zo dat er steeds iemand over zijn schouder stond mee te
kijken, in China in 1938 bij de opnamen voor The 400 million
bijvoorbeeld. Ze wisten gewoon dat ze hem konden vertrouwen''. De
revolutionaire filmer Ivens heeft overigens wel bepaalde vormen van
inkapseling, existentiële, van de hand gewezen. Voor hem geen riante
villa in het communistische Oost-Berlijn, zoals hem werd aangeboden. Hij
bleef liever een eeuwige reiziger, die een hotelkamer of desnoods ergens
ter wereld een klein, tijdelijk flatje betrok.
Die mobiliteit behield hij, toen in de jaren zestig zijn belangstelling
voor het Oosteuropese communisme verflauwde. ,,Ivens referentiekader is
zijn hele leven het stalinisme gebleven'', meent Schoots. En van
Chroesjtsjovs voorzichtige destalinisatie wilde de progressieve cineast
dan ook weinig weten. De verwijdering tot Oost-Europa uit zich in eerste
instantie in belangstelling voor Cuba, waar Ivens als filmdocent vrijwel
in overheidsdienst trad. Maar op den duur was het toch vooral China, waar
voorzitter Mao garant leek te staan voor het behoud van de stalinistische
waarden tegen het Sovjet-revisionisme.
Schoots laat zien dat Ivens afkeer van het
Sovjet-socialisme en zijn keuze voor China voor een deel op het conto van
de invloed van Marceline Loridan kunnen worden geschreven. De bewondering
voor China zou Ivens een van zijn grootste internationale successen
brengen, het twaalf uur durende epos Hoe Yukong de bergen verplaatste,
een beeld van het China als het land van de `permanente revolutie'. De
grote belangstelling in die jaren leidde tot vertoning in een groot
aantal landen, zodat de bejaarde Peking-ganger bijvoorbeeld ook na vele
jaren weer eens de VS aandeed, per Concorde.
In Nederland heeft de NOS heeft de film in 1977 integraal op de
Nederlandse buis gebracht en de film werd ook in Nederland door de
kritiek over het algemeen positief ontvangen. Na de dood van Mao en de
arrestatie van de `Bende van vier', waarmee Peking de door Ivens zo
gloedvol bezongen zegeningen van de Culturele revolutie afzwoor, heeft
Ivens zelf in 1985 verdere vertoning van Yukong verboden, een verbod
waaraan zijn weduwe Loridan tot op de huidige dag vasthoudt.
Biograaf Schoots kan zich Yukong nog wel herinneren. Niet alleen omdat
hij filmliefhebber is, maar ook omdat hijzelf in de jaren `70 maoïst
was. ,,Dat verklaart ook voor een deel mijn belangstelling voor Ivens'',
zegt hij. ,,Zijn leven lang is hij geëngageerd geweest, en het
interesseerde mij hoe dat werkte''. Zijn boek, zegt hij, ,,is niet
bedoeld als een afrekening. Het is een serieuze historische studie, en ik
meen ook dat Ivens recht heeft op zo'n serieuze behandeling. Als je nu
leest wat Korzec of Van Gogh over hem schrijven, krijg je bijna het idee
van een onderkruipsel. En dat is hij niet geweest, vind ik. Hij was in de
persoonlijke omgang een buitengewoonlijk aimabel mens, en een begeesterd
filmer. Misschien is het voornaamste probleem met zijn nagedachtenis, dat
veel mensen niet kunnen begrijpen dat iemand die aimabel en begeesterd
filmer is, tegelijkertijd een communistische hardliner kan zijn''.
Hans Schoots: Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens.
Uitgeverij Jan Mets, Amsterdam, 1995. 560 blz. Prijs ƒ69,50
Ivens (met windmachine) speelt zichzelf in "Een verhaal
van de wind", zijn laatste film.