IDFA december 1995
De moeizame terugkeer van de Franse tv-documentaire
Op het IDFA is de `Franse documentaire' een van de thema's. Net als
in Nederland was ooit de publieke televisie in Frankrijk een belangrijke
producent van documentaires, totdat zij in crisis geraakte.
Door RAYMOND VAN DEN BOOGAARD
Vreugde op het Parijse hoofdkwartier van Franse Canal
Plus, het meest succesvolle abonnee-televisiebedrijf van Europa. ,,Het
schijnt dat mensen zich abonneren naar aanleiding van De val van
Joegoslavië vanavond'', zegt Anna Glogowoski van de afdeling
`documentaire' van Canal Plus. Een documentaire als abonnee-trekker - dat
is in het tienjarig bestaan van de zender, die gespecialiseerd is in
speelfilms en sport en waar de documentaires maar een bijzaak vormen, nog
niet vertoond.
Canal Plus is, met bijna vier miljoen
abonnees, zeker het succesvolste element van de grote veranderingen die
zich sinds het begin van de jaren tachtig in het Franse medialandschap
hebben voltrokken. De marktpenetratie van deze abonnee-zender kent zijn
gelijke in Europa niet.
Andere veranderingen zijn beduidend minder bevredigend verlopen: de
verkoop van de Franse publieke zender TF1 aan een commerciële
onderneming, heeft van dit vlaggeschip van de Franse televisie een
inhoudelijk bedenkelijke, en niet buitengewoon renderende pulp-zender
gemaakt. De twee resterende traditionele publieke televisiekanalen,
France 2 en France 3, zijn uit concurrentie-overwegingen een heel eind
meegegaan in de verpulping van hun programma's. Eén van de
gevolgen: exit de documentaire traditie van de Franse televisie.
Canal Plus heeft zich in Frankrijk en daarbuiten ontwikkeld tot een
belangrijk co-producent van speelfilms. Maar biedt de commerciële
sektor ook soelaas voor de herleving van de documentaire? ,,We hebben 200
mogelijkheden voor het programmeren van een documentaire per jaar,
herhalingen niet meegerekend'', zegt Glogowski. Maar voor een belangrijk
deel gaat het daarbij om reisverslagen en natuurfilms, waarvan de kijkers
maar geen genoeg kunnen krijgen. Langere documentaires van
speelfilm-lengte zijn bij Canal Plus voorshands nog een uitzondering.
,,Dat wordt anders'', voorspelt Glogowski. De Franse overheid heeft net
nieuwe voorwaarden gesteld aan de verlenging van de zendvergunning van
Canal Plus, waarbij het minimum-aantal in Europa geproduceerde films in
het totale filmaanbod tot zestig procent wordt verhoogd en de
verplichting te investeren in het produceren van Europese films wordt
verzwaard. ,,Op die manier zal het voor ons aantrekkelijker worden te
investeren in documentaires, omdat die nog altijd goedkoper zijn dan
speelfilms'', denkt Glogowski. ,,Een documentaire kost immers zo rond de
vijf miljoen frank (rond 1,6 miljoen gulden), terwijl een low budget
speelfilm nauwelijks voor minder dan vijftien miljoen frank (vijf miljoen
gulden) te maken is''.
Tegelijkertijd vervult dit vooruitzicht Canal
Plus met zorg, want goede documentaires zijn moeilijk te vinden, meent
Glogowski. ,,De snelle reportage is door de televisie zozeer in zwang
geraakt dat de `auteurs' in het documentaire ontbreken. Een goede
documentaire doorkruist de grenzen van tijd en landen, maar er zijn er
maar weinigen die zo'n verhaal kunnen vertellen''. Voor het opzetten van
internationale coprodukties speelt bovendien nog het bezwaar, meent
Glogowski, dat Franse documentaires veelal zeer-Frans zijn
geöriënteerd, en hun werk derhalve weinig aanspreekt over de
grens.
Dat laatste bezwaar valt bij Thierry Garrel, hoofd van de Franse afdeling
documentaires van de kleine publieke televisiezender Arte, niet in goede
aarde. ,,Europa bestaat als een verzameling specifieke culturen, of het
bestaat niet'', zegt hij. Arte is een door Frankrijk en Duitsland
opgezette publieke zender voor culturele programma's. Garrels afdeling
neemt de inbreng aan documentaires voor de Franse helft van de
programmering voor zijn rekening, ook veelal langs de weg van de
co-produktie. De verrichtingen van zijn Duitse collega's vervullen hem
met een zeker misprijzen: ,,hun films komen meestal uit de grote, logge
apparaten van de Duitse publieke omroepen. Het zijn machines waar je aan
de ene kant ideeën instopt, en aan de andere kant komen de
documentaires eruit''.
Ook Garrel is op zoek naar `auteurs' in de
documentaire en heeft daarvoor zo'n 130 à 140 plaatsen in het
programma per jaar ter beschikking, herhalingen niet meegerekend.
Documentaires, meent hij, behoren tot een van de belangrijkste opdrachten
voor de publieke televisie. ,,Het gaat erom aan de
ééndimensionaliteit van de nieuwsvoorziening te ontsnappen.
Documentaires zijn een onvervangbaar element in het verwerven van kennis
over de wereld waarin wij leven, een maatschappij moet er recht op
hebben, zoals zij recht heeft op onderwijs, of gezondheidszorg''.
Garrel denkt niet dat Canal Plus, of in documentaires gespecialiseerde
commerciële televisiestations als het Amerikaanse Discovery of het
Franse Planète die functie ooit kunnen overnemen. ,,Dat blijft
toch voor een groot deel beperkt tot gemakkelijk te verkopen natuurfilms
of films over exotische landen''.
Ofschoon Arte een budget hanteert dat nog
geen vijfde bedraagt van dat van de traditionele Franse publieke zenders,
doet de afdeling van Garrel druk aan co-produktie. Maar ook hier rijst de
klacht aan het gebrek aan `auteurs' en geschikte projekten. ,,Er komen
bij ons per jaar zo'n 1500 ideeën binnen voor documenmtaires'',
vertelt Garrel. ,,Maar geschikte plannen zijn zeldzaam: ik wil een
verhaal uit de eerste hand, met grote kennis van het onderwerp, en een
duidelijke betrokkenheid''.
Voor Arte zowel als Canal Plus geldt, dat co-produktie in de eerste
plaats internationale co-produktie betekent, en derhalve mede afhankelijk
is van een verkoopbaarheid van de documentaire naar verschillende
internationale markten. Dat de Nederlandse omroeporganisaties het op de
internationale co-produktiemarkt, ook op het Forum voor co-produkties dat
in het kader van het IDFA plaatsvindt, zo duidelijk ontbreken, verwondert
Glogowski en Garrel dan ook hogelijk.