Begin tekst
NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
AGENDA
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE

EVJ
Overzicht

Vragen & Opmerkingen

Begrippenlijst:
A, B, C, D, E,
F, G, H, I, J,
K, L, M, N, O, P,
Q, R, S, T, U,
V, W, X, Y, Z

Financieel-
economische
schakels



Echo's van de jaren '70

Het ongelijk van Lafontaine

Een van de beloften waarmee de Duitse SPD de verkiezingen inging, was dat deze partij  het Duitse werkloosheidsprobleem (begin dit jaar waren er 4,7 miljoen Duitsers werkloos) voortvarend zou aanpakken. Maar om de werkloosheid te laten dalen, moeten er banen worden geschapen. Daarvoor is productiegroei nodig. En die blijkt op dit moment fors tegen te vallen. De economische crisis in Zuidoost Azië, Rusland en een deel van Latijns Amerika (zie onder meer uit deze rubriek "Braziliëcrisis", "Valuta's op de bon", "Wel of geen recessie" en "Roebeldevaluatie") heeft ook de Duitse economie niet onberoerd gelaten. De voorspellingen over de productiegroei worden steeds somberder. Dit jaar groeit de Duitse economie nog met 2,7%, maar de verwachting voor volgend jaar komt uit op een schamele 2%. Bij zo'n laag groeitempo neemt de werkloosheid nog maar mondjesmaat af. Geen leuke boodschap voor de onlangs aangetreden rood-groene coalitie.

Tegen die achtergrond moet het gekrakeel worden gezien dat de afgelopen week is losgebarsten over de onafhankelijkheid van de Duitse centrale bank, de Bundesbank en de Europese Centrale Bank (ECB). Volgens de minister van Financiën Oskar Lafontaine (SPD) moet Duitsland er alles aan doen om de Duitse economie weer in het juiste groeispoor te zetten. Lafontaine grijpt daarbij terug op de denkbeelden van de Britse econoom John Maynard Keynes (1883-1946). Zeer beknopt komt de theorie van Keynes erop neer dat de overheid een teruggang van de conjunctuur kan verhinderen door het voeren van een zogeheten anticyclisch beleid. Als consumenten en producenten te weinig kopen ontstaat er conjunctuurwerkloosheid. De overheid moet dan tegenwicht bieden door de bestedingen te verhogen. Dat kan door zelf meer te besteden (bijvoorbeeld een versnelde uitvoering van grote investeringsprojecten) of door de lasten van consumenten en/of ondernemers te verlichten. In de naoorlogse praktijk van het overheidsbeleid in de industrielanden bleek een dergelijke politiek vaak niet succesvol. Overheden kregen er de rekening voor gepresenteerd in de vorm van een oplopende inflatie en groeiende financieringstekorten. Er is dan ook geen enkele industrieland dat in de jaren negentig nog op dit keynesiaanse kompas vaart. Die lessen uit het verleden zijn blijkbaar niet besteed aan Lafontaine. Gebonden als hij is aan het Verdrag van Maastricht en het later overeengekomen Stabiliteitspact kan hij het zich niet veroorloven te pleiten voor grotere bestedingen van de Duitse overheid of voor lagere belastingtarieven. Hierdoor zou het Duitse overheidstekort immers al snel boven de kritische grens van 3% van het bruto binnenlands product komen. Hij grijpt naar een andere manier waarop de vraag in een economie kan worden gestimuleerd, een lagere rente. En daarbij vindt hij minister president en partijgenoot Gerhard Schröder aan zijn zijde. "Ook Schröder pakt Bundesbank aan" meldde NRC Handelsblad op 2 november 1998. Volgens hen moet de Bundesbank begrijpen 'dat ze niet alleen voor geldstabiliteit verantwoordelijk is, maar ook voor groei en werkgelegenheid'. Deze boodschap aan de Bundesbank is eigenlijk meer gericht aan de Europese Centrale Bank die, onder leiding van Wim Duisenberg, vanaf 1 januari volgend jaar het rentebeleid gaat voeren voor het hele euro-gebied (zie ook "Kritiek op Bundesbank is aan het verkeerde adres", NRC Handelsblad van 4 november 1998). Bundesbank-president Hans Tietmeyer regeerde furieus. Op 5 november woonde Lafontaine, op uitnodiging van Tietmeyer, een vergadering binnen de Bundesbank bij. Die gelegenheid greep de Bankpresident aan om Lafontaine de oren te wassen ("Lafontaine krijgt een lesje markteconomie", NRC Handelsblad 6 november 1998). Ook andere bankpresidenten als Wim Duisenberg, Jean-Claude Trichet (Banque de France) en Nout Wellink (De Nederlandsche Bank) lieten zich niet onbetuigd (zie "Franse bankpresident hekelt Bonn", NRC Handelsblad 3 november 1998), "Echo's van de jaren zeventig", waarin Wellink uitgebreid aan het woord komt, NRC Handelsblad 5 november 1998 en "Duisenberg wuift druk op ECB weg", NRC Handelsblad 4 november 1998.

Samengevat komt de kritiek van de bankpresidenten neer op de volgende punten. Formeel mag een regering helemaal geen instructies geven aan de centrale bank. Volgens het Verdrag van Maastricht mogen regeringen zelfs geen pogingen ondernemen om de besluitvorming binnen de centrale bank te beïnvloeden. De nationale centrale banken (en straks ook de ECB) hebben als taak het bewaken van de binnenlandse koopkracht van de munt. Het voornaamste instrument daarvoor is de rente. Andere doelstellingen, zoals het bestrijden van werkloosheid, kunnen heel  belangrijk zijn, maar ze liggen niet binnen de taakomschrijving van de centrale bank. Bovendien, is een renteverlaging op dit moment helemaal geen geschikt instrument om de Duitse werkloosheidsproblemen te lijf te gaan. De Duitse werkloosheid is voornamelijk structuurwerkloosheid. Die verklein je niet door de rente een stukje te verlagen. Daarvoor zijn maatregelen nodig aan de aanbodkant van de economie, zoals het verbeteren van de marktwerking op de arbeidsmarkt. En in de derde plaats doen suggesties als die van Lafontaine de kracht van de toekomstige euro geen goed. Discussies over de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank zaaien twijfel op de financiële markten. Zulke twijfels zijn slecht voor de hardheid van de euro en drijven de rente binnen Europa juist op. De creatie van arbeidsplaatsen is er ook niet mee gediend. En daar was het Lafontaine toch om te doen...

JP

 

Economie voor jou picture

Bovenkant pagina
NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD / Pleus & Schöndorff (9 november 1998 / web@nrc.nl)