Brazilië verdient steun
Voor Fernando Henrique Cardoso, president van Brazilië, zijn het hectische dagen. Op 4 oktober zijn er presidentsverkiezingen. Als geestelijke vader en uitvoerder van het Plano Real dwingt zijn deskundigheid in brede kring bewondering af. Zijn herverkiezing is dan ook zo goed als zeker. In de 'polls' behaalt hij 46% van de stemmen, meer dan al zijn tegenstanders samen. En toch is de spanning te snijden. Immers sinds ongeveer een jaar ondervindt Brazilië de gevolgen van het door de Azie-crisis ontstane wantrouwen van de financiële wereld in de 'emerging markets'. Buitenlands kapitaal vlucht het land uit. Omdat het Real Plan juist in hoge mate steunt op de toestroom van buitenlands kapitaal, hebben Cardoso en Brazilië een levensgroot probleem.
In het begin van de jaren negentig werd het land geteisterd door hyperinflatie. In contracten afgesproken geldbedragen werden via een systeem van indexering regelmatig aangepast. Maar veel lonen werden daarbij te laat of onvoldoende aangepast, vaak een nadeel voor de lagere inkomens. In oktober 1994 werd F.H. Cardoso, minister van Financiën in de regering van president Itamar Franco, zelf tot president van Brazilië gekozen. De burgers hadden vertrouwen in Cardoso's in juli '94 ingevoerde Plano Real. De economie werd gede-indexeerd; de nieuwe munt, de Real werd gekoppeld aan de Amerikaanse dollar. Het Plan slaagde erin de inflatie terug te brengen van 2670% in 1994 tot 9% in 1997.
Een essentieel onderdeel van het Real Plan is het terugdringen van het begrotingstekort van de overheid. Daarvoor zijn drie dingen nodig:
- een hervorming van het belastingsysteem;
- herziening van het pensioenstelsel;
- een aanpak van de salarissen en ontslagbescherming van de ambtenaren en de volksvertegenwoordigers.
Hun salarissen en pensioenen slorpen in sommige deelstaten zo'n 80% van het budget op. Op dit gebied maakt Cardoso aanvankelijk nauwelijks vorderingen. Hij zit opgescheept met een erfenis uit de tijd van president Sarney: de regering kan niet zomaar begrotingspolitiek voeren. In de grondwet staat dat elke stap moet worden goedgekeurd door Congres en Senaat. En de dames en heren volksvertegenwoordigers voelen er niets voor om hun bevoorrechte positie eigenhandig te ondergraven. Ook aan een verandering van deze zotte bepaling in de grondwet, die om 60% van de stemmen vraagt, weigeren ze mee te werken.
Omdat het begrotingsbeleid als instrument van economische politiek dus nauwelijks functioneert, moet Cardoso een sterk accent leggen op het monetaire beleid en het wisselkoersbeleid. Door de toegenomen koopkracht stijgt de invoer van goederen en diensten met grote sprongen. Bij een achterblijvende export leidt dit tot een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Om toch de totale betalingsbalans in evenwicht te houden is het beleid erop gericht om het negatieve saldo op de lopende rekening te compenseren met een toevloed van buitenlands kapitaal. Buitenlandse investeerders en beleggers moeten vertrouwen hebben in de hervormingen die de regering doorvoert. En ze moeten erop kunnen rekenen dat de Braziliaanse munt geen rare sprongen maakt. De Real wordt aan de dollar gekoppeld via een 'crawling peg', een kruipende koppeling. De munt deprecieert maandelijks ten opzichte van de dollar met zo'n 0,6%. Eind 1994 betaalde men 0,85 Real per dollar. Eind 1997 moest voor een dollar 1,12 Real worden neergelegd. Door deze gereguleerde en geleidelijke waardevermindering weet de buitenlandse belegger waar hij aan toe is. Hij vindt compensatie in de hoge rente die Brazilië betaalt.
Terwijl Cardoso op deze manier tijd koopt om zijn binnenlandse hervormingen door te zetten, ontstaat in 1995 de Mexicaanse peso-crisis. Het buitenlands kapitaal wordt schichtig en vlucht uit de emerging markets. Ook Brazilië wordt getroffen. De internationale reserves van dat land die eind 1994 waren gegroeid tot 39 miljard USD zakten tot 30 miljard USD in mei '95. Ze herstelden zich vervolgens tot ongeveer 60 miljard USD eind 1997.
Eind oktober 1997 begint de Azie-crisis invloed te krijgen op Brazilië ('Onrust laait op over Brazilië', NRC Handelsblad 31 oktober 1997). In november wordt een noodpakket aangenomen door het Congres: ambtenaren kunnen ontslagen worden.('Ook noodpakket in Brazilië', NRC Handelsblad 11 november 1997) Door de angst voor een op handen zijnde recessie daalt de beurs op 13 november 10%. ('Angst recessie Brazilië zorgt voor koersval', NRC Handelsblad 13 november 1997) Het handelstekort bedraagt eind 1997 8,5 miljard USD.('Brazilië', NRC Handelsblad 6 januari 1998). Op 21 januari laat men de Real met ongeveer 6% devalueren om de invoer af te remmen en de uitvoer te stimuleren('Devaluatie van Braziliaanse munt', NRC Handelsblad 21 januari 1998). In augustus zakt de beurs met 40%; 8 miljard USD van de internationale reserves moet worden gebruikt om de Real te verdedigen. ('Brazilië-in-crisis is Rusland nog niet', NRC Handelsblad 8 september 1998)
Alom de vraag: redt Brazilië het? Zijn de reserves groot genoeg om valutaspeculatie tegen de Real het hoofd te bieden. Men schat dat de Real zo'n 15-30% overgewaardeerd is ten opzichte van de dollar. (Overigens bedraagt de overwaardering volgens de Big Mac index van The Economist (april 1998) maar 6%). Een door speculanten afgedwongen devaluatie heeft als nadeel dat deze het Plano Real ontwricht. Door de duurdere invoer zal de inflatie een ongewenste impuls krijgen. Bovendien betekent een devaluatie zo'n gezichtsverlies dat een president die vlak voor zijn mogelijke herverkiezing staat, het verder wel kan vergeten.
Is het aan banden leggen van het kortlopende buitenlands kapitaal, het flitskapitaal, een optie? Deze door de expert in internationale economie Paul Krugman geopperde maatregel leidt zeker niet tot een groter vertrouwen bij buitenlandse kapitaalverschaffers. (zie ook: 'Valuta's op de bon', Economie voor jou 7 september 1998). Het opperen van de mogelijkheid doet ze al met hun kapitaal weghollen.
In een wanhopige poging de vlucht van het buitenlands kapitaal te stuiten is de rente verhoogd tot 40%. Maar een zo hoge rente verstikt de binnenlandse bestedingen en verhoogt het begrotingstekort. Want ook de overheid moet die hoge rente betalen.
Rest nog maar één alternatief: kapitaal lenen bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om, samen met de eigen ( nog hoge) internationale reserves, voldoende kapitaal beschikbaar te hebben om de positie van de Real te kunnen verdedigen: ('Cardoso tot IMF: help Zuid-Amerika', NRC Handelsblad 24 september 1998).
De wereld is de laatste tijd kritisch gestemd over hulpverlening door het IMF. Het uit de brand helpen van een land in moeilijkheden is al snel een signaal voor andere landen: 'laat de boel maar in de soep lopen, het rijke westen redt je er wel uit'. Niet voor niets heeft men de IMF-krediethulp aan Rusland stopgezet. Zonder te willen beweren dat op de Braziliaanse aanpak geen kritiek mogelijk is, lijkt hier een IMF-krediet wel degelijk op zijn plaats. Het land was met de hervormingen van zijn economie op het goede spoor, toen door een algemeen wantrouwen in 'emerging markets' de kapitaalvlucht op gang kwam. Cardoso verdient steun van het westen om zich met name tegen valutaspeculanten te kunnen verweren totdat de rust is weergekeerd en hij zijn werk kan afmaken.
Zie ook: "Een boei voor Brazilië", NRC Handelsblad, 10 oktober 1998
(RS)