C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

KAREL KNIP 
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

KAREL KNIP



15 mei 1998

Stroop, korstmos, herfsttrek


OUD WERK OPNIEUW bezocht. Om te beginnen terug naar het proefje met de stroop van 25 april. Rechte glazen met een bodempje Westerstroop van CSM waren in het AW-laboratorium volgeschonken met leidingwater en daarna in de vensterbank geplaatst. Binnen twee dagen vormde zich boven het langzaam vervagende stroop-water grensvlak een grijze laag in het overigens heldere water. De dagen erna trok deze laag langzaam naar boven, tegelijk werd ook het omringende water steeds troebeler.

Van AW-wege was bij het CSM -laboratorium om raad gevraagd, maar een adequate reactie bleef uit. Op eigen kracht is daarna de conclusie getrokken dat de stroop door haar typische komaf en de geringe hittebestendigheid van de kartonnen strooppot 'van huis uit' nogal wat levende bacteriën met zich meedraagt. Melkzuurbacteriën vooral, beaamde een oud vakboekje. In de stroop zelf kunnen die door de hoge osmolariteit niet uitgroeien, maar dat verandert zodra water wordt toegevoegd. Dan ontstaat halverwege stroop en wateroppervlak een gebied waarin bacteriën juist goed kunnen gedijen, ze zullen zich tenslotte passief ophopen bij de dichtheid die precies overeenkomt met hun eigen dichtheid.

Bij CSM heerst verdriet over de wijze waarop het contact tussen de laboratoria is beschreven en de suggestie als zou de onderneming 'vuile' stroop leveren. Maar zo was dat helemaal niet bedoeld, het woord stroopvuil is door de branche zelf bedacht en zoiets als smetvrees of bacterie-angst is het AW-personeel volkomen vreemd. Yoghurt, zuurkool en salami worden steeds met smaak èn melkzuurbacteriën naar binnen gewerkt.

Liever dan zelf in debat te gaan verwijst CSM naar de Wageningse microbioloog prof.dr.ir. Frans Rombouts voor een juiste duiding van de AW-waarneming. Rombouts vermoedt dat het vooral de bacteriën uit het leidingwater zijn die in het zoete stroop-water mengsel tot ontwikkeling komen en dat die bacteriën de zone van favoriete dichtheid, of liever van favoriete osmolariteit actief opzoeken: osmotaxis. Want de meeste waterbacteriën zijn zeer beweeglijk en melkzuurbacteriën juist niet. Ook een andere briefschrijver had al leidingwater als besmettingsbron aangewezen.

Een kleine moeite om de proefjes te herhalen met een verse pot stroop, schoongekookte glazen, uitgekookt (en weer afgekoeld) leidingwater en een behoorlijke afdekking van de glazen. En de voor de hand liggende 'blanco'-experimenten. Maar in alle gevallen ontwikkelde zich binnen twee dagen een grijze laag, zij het dat die met gepasteuriseerd water wat minder uitgesproken was. Nog steeds gaat dus de stroop als bacteriedrager niet vrijuit, waarmee geen kwaad woord over het product gezegd is.

Het stukje (11 april) over de intrigerende patronen in de verspreiding van korstmossen op pannendaken leverde twee onverwachte reacties op, verwant aan de reacties op een vroeger artikel over voorspoed en tegenslag in het leven van de mol. Lezers vinden korstmossen op het dak vies en willen graag weten hoe zij de moskorsten kunnen verwijderen. Van AW-wege is er weinig ervaring in korstmosbestrijding maar het is aannemelijk dat een paar liter heet koningswater veel moois doet. Men zou ook kunnnen overwegen dieselolie over het dak te sproeien en dat in brand te steken. Misschien is het geleermiddel 'na-palm' nog te koop, wordt dat vooraf door de diesel geroerd dan blijft het wat langer aan de pannen hangen. Destijds kon Dow Chemical het goedje leveren.

Overigens wordt de AW-redactie steeds vaker door de gedachte bekropen dat de door derden geleverde verklaring voor de eigenaardige korstmosvoorkomens (concentraties vogelpoep en stuifmeel) te kort schiet. De typische patronen aanziend lijkt het aannemelijk dat 'run-off' van voedselrijke objecten op het dak en windsortering van fijn stof ook een grote rol speelt. Ziehier een fenomeen dat zich zonder moeite vanuit een voortrazende trein laat bestuderen: science from an easy chair.

Op 21 maart is het eigenaardige verschil tussen de voor- en najaarstrek van vogels behandeld. De herfsttrek is een indrukwekkend natuurverschijnsel maar in de lente komen de vogels zonder enige tamtam terug. Opeens zijn ze er weer. Niels D. van het observatorium Dreumel (80 km ten zuidoosten van Amsterdam) vond de beschouwing maar een rommeltje omdat de factoren plaats en tijd door elkaar waren gehusseld. Stuwing, onder invloed van de voorkeur voor een zuidwestelijke vliegrichting, leidt in het najaar tot concentraties van trekvogels op bepaalde plaatsen - dat is een. Intrigerender is de vraag waarom zoveel vogels die concentratieplaatsen op hetzelfde tijdstip passeren - dat is twee. Wat het laatste betreft: er vertrekken in het najaar, zo kort na de voortplanting, veel en veel meer vogels dan er in het voorjaar terugkeren. En er is een verschil in stimulus die de trek op gang brengt, de kans is groot dat die in het najaar vooral 'extern' is en dus door alle vogels tegelijk wordt waargenomen (invallende kou, of iets anders) terwijl die in het voorjaar wel eens 'intern' zou kunnen zijn: de individueel gevoelde, vaak hormonaal bepaalde drang tot voortplanten. Dat laatste sluit mooi aan bij de evolutionaire beschouwing die aan de trekanalyse voorafging. Bedankt, Dreumel!

Het bovenstaande plaatje grijpt terug naar een AW waarin een model voor het windschip van de NWO -wetenschapsquiz werd behandeld. De foto toont een houten replica van het model dat in de AW-studio uit meccano-onderdelen was samengesteld. Als de waarneming niet bedriegt is de rolgoot voor de zware kogel een stuk Brio-spoorrails, maar niettemin: een lezer die zijn handen laat wapperen, dat mag wel eens in de krant. Destijds (7 maart) werd gevraagd aan te geven wat er met het wagentje zou gebeuren zodra de kogel aan het rollen sloeg en tegen de eindplaat botste. De praktijk leert: het gaat heen en weer, maar het is moeilijk te voorspellen of het wagentje na afloop naar voren of naar achteren is opgeschoven. Dat hangt vooral af van de wrijving met de ondergrond.

Wat zou er gebeuren als er helemaal geen wrijving of luchtweerstand was? Dat leek heel eenvoudig zolang werd aangenomen dat de combinatie kogel-wagen dan een gesloten systeem in de zin van de wet van impulsbehoud zou zijn. Maar zo is het niet, er is altijd nog de normaalkracht van het tafeloppervlak die zijn invloed uitoefent. Zo gaat het met kleine stapjes verder tot alle geheimen van het windschip zijn ontraadseldKlachten uit classistische hoek dat het in deze rubriek gehanteerde latijns onjuistheden bevat - errata moet zijn erata, etcetarea, ook kwibus moet anders - blijven onverminderd welkom.

Karel Knip

Eerder verschenen columns

Badderen
(2 mei 1998)
Vuile stroop
(25 april 1998)
Zingend zand
(18 april 1998)
Woerdse korstmos
(11 april 1998)
Waterstroop
(4 april 1998)
Tweede gordijn
(28 maart 1998)
Heen en weer
(21 maart 1998)
Stroopbibberen
(14 maart 1998)
Tepels, veters, aardappels
(7 maart 1998)
Tepeltal
(28 februari 1998)
Simpel & dodelijk
(21 februari 1998)
Kortste eind
(14 februari 1998)
Pootje over
(7 februari 1998)


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)