C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
KAREL KNIP
DE DRAAD
|
KAREL KNIP
Tweede gordijn EEN LANG SLUIMEREND probleem is deze week tot oplossing gebracht dankzij een stemmingsfoto uit Kosovo. De Reuters-foto werd afgelopen maandag in deze krant afgedrukt.
foto Reuters Men ziet een groepje Kosovers dat buiten in de rij staat om een stem uit te brengen in de niet erkende verkiezingen voor een schaduwparlement en een schaduwpresident van Albanese snit. De stemming is plechtig en vastberaden, maar ook wat lacherig. Het sneeuwt. Wat er al die tijd hier in Nederland sluimerde, was de vraag waarom vallende druppels vaak zo vreemd in beeld komen. Kijk eens naar foto's van een hond die binnenshuis zijn natte vacht uitschudt, vrouwen die hun haar wassen, kinderen die in bad met water spelen. De druppels komen vaak vreemd op de foto terecht: tegelijkertijd vaag èn scherp. Enerzijds als een afzonderlijke entiteit, goed begrensd, tegelijk verbonden met een vaag spoor dat kennelijk de gang door ruimte en tijd verbeeldt. Maar net niet zoals men dat van striptekeningen gewend is, met het kielzog achter zich aan, maar met het kielzog voor zich uit. 't Is niet eenvoudiger uit te leggen. Wie het fenomeen kent ziet het bijna wekelijks, ook bijvoorbeeld in shampoo-verkoopbevorderende opnames van gezonde dames onder de douche: druppels die achter hun kielzog aan snellen. De hekgolf voor de boeg. Jarenlang nooit verder gekomen dan het vage vermoeden dat het effect een weergave was van de versnelling die de druppels ondergingen. Steeds gedacht: in de korte tijd dat de foto-opname duurt neemt de valsnelheid toch zó formidabel toe dat alleen het vroegste deel van het vallen nog scherp kan worden afgebeeld. Tot deze week de sneeuwvlokken boven Pristina in Kosovo in beeld kwamen. Die leden aan hetzelfde euvel, terwijl toch niet waarschijnlijk is dat sneeuwvlokken in het laatste deel van hun reis nog veel versnelling ondergaan. Zo raakt men aan de praat met amateurfotografen die vage herinneringen hebben aan oude discussies over verwante verschijnselen en menen dat de spleetsluiter er iets mee van doen had. Er ws iets dat de spleetsluiter anders deed dan de centraalsluiter. Een spleetsluiter is een stelsel van twee kunststof 'gordijnen' die elkaar vlak langs de lichtgevoelige film achterna jagen, maar elkaar nooit 'krijgen' zodat een spleet overblijft tussen het eerste en het tweede gordijn. Een brede bewegende spleet. De snelheid en de breedte van de spleet bepalen de duur van de fotografische opname. De spleetsluiter wordt geroemd om de schitterend korte sluitertijden die hij mogelijk maakt: 1/2000 seconde als het moet en nog wel korter. Omdat de spleet van de spleetsluiter altijd maar één kant op beweegt heeft een camera een zeker richtinggevoeligheid. Een beweging van links naar rechts kan nèt iets anders worden weergegeven dan een van rechts maar links. 't Kon zijn, meenden de amateurs, dat dat er wat mee te maken had. De dienstcamera van het AW-labo is een vijf jaar oude Minolta van tamelijk klassiek ontwerp. Nog vrij van halfgeleiders en motoren, maar met een stevigespleetsluiter. Er was dus gelegenheid de proef op de som te nemen. De fotowinkel leverde voor nog geen tientje een Japanse zwartwitfilm met een gevoeligheid van 400 ASA (27 DIN) en ruimte voor 36 opnames. De vraag was: wat beweegt er binnenshuis voldoende snel en voldoende reproduceerbaar om het te gebruiken voor het gewenste vergelijkend onderzoek? Daarover is tekort nagedacht. Er schoot niets beters te binnen dan de beeldaftasting van de televisie, het slingeren van een zelfgemaakte slinger en het druppelen van de kraan. De opnames van het tv-toestel leverde een wonderlijk beeld waaraan geen touw viel vast te knopen. En de slinger is sowieso een beroerd hulpmiddel omdat uitgerekend een slinger per slingergang in snelheid varieert. Beter waren geweest: een ventilator, een 78-toerenplaat of desnoods een draaiende centrifuge. De druppels van de kraan waren wel aardig. Ze werden gefotografeerd met zijlicht van een dichtbij geschoven bureaulamp waardoor sluitertijden van 1/60 tot 1/125 seconde mogelijk waren. Op veel opnames was natuurlijk helemaal geen druppel te zien, moest-ie nog komen of was-ie net gepasseerd, maar er waren toch genoeg negatieven waarop een vaag streepje de druppel in zijn val weergaf. Van belang is dat die streepjes over hun hele lengte even dik waren, of de druppel nu mèt of tegen de spleetbeweging in was gefotografeerd (de camera werd op zijn kant gehouden). Omdat eventuele versnellingseffecten dicht bij de tuit van de kraan het grootste zijn is daarmee wel aangetoond dat de versnellingstheorie terecht was verworpen. En ook de spleet geeft geen houvast. Goede raad was duur. De al wat oudere literatuur uit de AW-handbibliotheek kon geen uitkomst bieden. In 1937 was het Schlitzverschluss kennelijk nog een noviteit. De Nederlandse klassieker 'Het fotoboek - nieuw leerboek der fotografie' door Dick Boer (6e druk, 1953) besteedt ruime aandacht aan de vertekeningen die spleetsluiers teweeg kunnen brengen, zoals de fameuze ovale autowielen. Maar niets over het druppeleffect, ook niet in recentere literauur. En het is zo triviaal. De eerste de beste geraadpleegde beroepsfotograaf wist precies hoe het zat (de tweede weer niet, trouwens). Het is een flitseffect. De moderne electronenflitsers hebben zo'n korte flitstijd dat ze maar een fractie van de tijd dat dat de sluiter open staat bij lichten. Daar komt bij dat ze nogal eens automatisch in werking treden (zoals waarschijnlijk in Kosovo) en dat hun 'ontsteking' altijd in het vroegste deel van de opname plaats vindt. Ze zijn om zo te zeggen elektronisch gekoppeld aan het eerste gordijn. Hoewel maar weinigen het vreemde druppeleffect kennen was er in vakkringen toch voldoende ergernis over om het eens aan te pakken. En inmiddels zijn er electronenflitsers die pas flitsen in het laatste tijdsdeel van de opname. Dan zit het kielzog weer op de juiste plaats. Flitsen op het tweede gordijn, heet dat.
Karel Knip
Heen en weer |
Bovenkant pagina |