C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

KAREL KNIP 
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

KAREL KNIP



25 april 1998

Vuile stroop


BIJGAAND PLAATJE IS door de computer een beetje opgeknapt om zichtbaar te maken waar het hier om gaat.

Toch is de computerman niet echt woest bezig geweest met zijn muis. De werkelijkheid was zeker zo mooi, maar de fotoman kreeg het niet op zijn gevoelige laag. Zó is het gekomen. Half maart zijn er voor deze rubriek proeven gedaan met het schenken van stroop. Ze leverden weinig meer op dan een bevestiging van een artikel over het 'liquid rope-coil effect' in Nature van 12 maart. Nieuw was de ontdekking dat men een dunne stroopstraal kan laten tegenhouden door het scheidingsvlak tussen twee vloeistoffen van verschillende dichtheid.

Na afloop stond de werktafel vol potjes en bakjes die half met stroop gevuld waren. Het is hygiënisch bijeengebracht in een waterglas dat vervolgens aan zijn lot werd overgelaten. Er was onzekerheid over de consumeerbaarheid van de stroop. Zomaar weggooien leek ook zo wat.

Na een maand werd toch tot die stap besloten. Maar vlak voor het afscheid kwam opeens de gedachte op om nog iets aardigs met de stroop uit te halen. Just for fun. Het leek wel aardig er een laag water op te gieten om te kijken hoe lang het zou duren voor stroop en water - aan zichzelf overgelaten - volledig zouden mengen. Beweerd wordt dat daar maanden voor nodig zijn. Het glas kwam in een vensterbank op het noorden te staan.

Het resultaat viel niet tegen. De aanvankelijk zo scherpe grens tussen stroop en water begon al na een halve dag te vervagen en in de dagen erna kroop de oranjebruine stroopkleur langzaam door het water naar boven. Inmiddels, precies een week later, zit het geel tot bijna bovenin. Tussen wateroppervlak en glasbodem bestaat een prachtige kleurgradiënt.

Interessanter is dat op de avond van de tweede dag een geheimzinnige grijze band boven de stroop ontstond, of preciezer gezegd: een grijze laag. Het leek even gezichtsbedrog, een gietfout in het glas, maar op dag drie was het zeker. Er hoopte zich iets wittigs op in een nauw begrensde laag. In de dag die volgde, bewoog de grijze ring zich langzaam naar boven. Op dag vier kwam hij een paar centimeter onder het wateroppervlak tot rust, daarna werd-ie langzaam breder terwijl onder in de diepte een tweede zwakkere ring verscheen.

Het wat rommelige verleden van de stroop maakte het waarschijnlijk dat zich hier een zeldzaam, niet-reproduceerbaar verschijnsel voordeed. De stroop was misschien vervuild geraakt met godweetwat en het stroopvuil hoopte zich nu bij een bepaalde dichtheid op. Want dat staat natuurlijk vast: in het waterglas ontwikkelt zich niet alleen een gradiënt in kleur, maar ook een gradiënt in dichtheid, een geleidelijk verloop van de hoge dichtheid ('soortelijk gewicht') onderin naar de lage dichtheid van zuiver leidingwater helemaal bovenaan. Een vloeistof met een dergelijk gradiënt heeft de eigenaardigheid allerlei vuil precies op het niveau van het soortelijk gewicht van dat vuil te verzamelen. Hoger in de vloeistof zou het vuil gaan zinken, lager zou het gaan drijven. Moleculair biologen maken dankbaar gebruik van het verschijnsel.

Dat de ring er ws was dus nog zo raar niet. Ook niet dat hij ging bewegen, de aard van de dichtheidsgradiënt verandert immers in de loop van de tijd. De vraag was: waaruit bestond de ring? Herhaling van het experiment kon uitsluitsel geven en veel werk was het niet. Kleine hoeveelheden stroop uit twee onaangebroken potten Westerstroop van CSM , de gele en oranje variant, werden uitgeschonken in een serie brandschone glazen die in de ijskast afkoelde tot het goedje goed stijf was. Daarna ging er koud leidingwater overheen en kon het spel beginnen.

In alle gevallen ontstond na anderhalve dag een mooie grijze ring, die op de tweede dag zeer mobiel was en op de vierde dag vrijwel tot stilstand kwam. (De indruk is dat de gele stroop makkelijker ringen vormt dan de oranje.) Afhankelijk van de plaats waar de glazen worden neergezet kan de grijze laag messcherp zijn. Passanten en genodigden waren stuk voor stuk stom van bewondering.

Maar wat s het? Een enkeling meende dat de grijze laag niets anders was dan de abrupte overgang tussen vloeistoffen van verschillende dichtheid. De kleurgradiënt weerlegde dat. Woordvoerders van CSM in Amsterdam begrepen niets van grijze banden in hun stroop en vergaten van de weeromstuit terug te bellen. Gelukkig deed het water-stroop mengsel zelf nog een duit in het zakje: het bovenstaande water werd gaandeweg steeds troebeler en troebeler. Het begon er op te lijken dat er iets groeide in het supernatant.

Divandenkend ging het verder. Het inzicht brak door dat het vullen van strooppotten nooit een steriel proces kan zijn (zoals bij jam) omdat het karton en zijn plastic coating niet bestand zijn tegen hoge temperaturen. Anderzijds is het aannemelijk dat de stroop tijdens de grofstoffelijke handelingen in de suikerfabriek makkelijk besmet raakt met micro-organismen. De 'Handleiding voor tropische witsuikerfabricatie' die een gepensioneerde collega uit de suikerfabriek Meritjan in Kediri langgeleden in het AW-labo achterliet laat daarover geen twijfel. Niet gisten maar melkzuurbacteriën zijn de grootste bedreigers van melasse en stroop wisten ze in 1918 al in Kediri.

Waarschijnlijk is het zo dat de fabrikant erop rekent dat de hoge osmolariteit van stroop elke gevaarlijke bacterie- of schimmelgroei zal tegenhouden. Aan die osmotische bescherming komt natuurlijk een eind zodra men water bij de stroop doet. Dan kunnen de al aanwezige bacteriën plotseling gaan groeien op het rijke medium.

Zo kwam het toch nog te pas dat de oude handbediende Olympus-microscoop niet was weggedaan. Het 100x objectief was spoorloos, met het 40x objectief kwamen de bacteriën niettemin prachtig in beeld. Staafjes waren het, het merendeel in Brownse bibbering, enkele met een overtuigende eigenbeweging. Als de CSM niet praten wil, moet de Suikerunie het maar zeggen.

Karel Knip

Eerder verschenen columns

Zingend zand
(18 april 1998)
Woerdse korstmos
(11 april 1998)
Waterstroop
(4 april 1998)
Tweede gordijn
(28 maart 1998)
Heen en weer
(21 maart 1998)
Stroopbibberen
(14 maart 1998)
Tepels, veters, aardappels
(7 maart 1998)
Tepeltal
(28 februari 1998)
Simpel & dodelijk
(21 februari 1998)
Kortste eind
(14 februari 1998)
Pootje over
(7 februari 1998)


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)