C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
KAREL KNIP
DE DRAAD
|
KAREL KNIP
(foto Roell)
Het werk-werk-werk en markt-markt-markt van de nu bijna demissionaire
regering is de natuur niet in de koude kleren gaan zitten. Het is nu zaak te voorkomen dat men zelf verzuurt. Tijd om de bakens te verzetten en te leren houden van levensvormen waarmee het wèl goed gaat. Het kan, de stank van de varkensteelt heeft niet uitsluitend nadelige effecten. Er zijn kleine groeisels die er in zwelgen: korstmossen! Met veel korstmossen gaat het helemaal niet zo gek. Met sommige gaat het uitgesproken goed. Dat staat in de prachtig geïllustreerde 'Veldgids korstmossen' van André Aptroot en Kok van Herk. De eerste druk daarvan verscheen al in 1994, maar vorig jaar is hij opnieuw en verbeterd afgedrukt. De kleur van de kleurenfoto's is nu nog levensechter. De KNNV-veldgids is in essentie een determinatietabel voor de 195 meest algemene soorten onder de 600 korstmossen die hier voorkomen. In alle bescheidenheid weerlegt hij de gevestigde opvatting dat korstmossen praktisch gesproken niet te determineren zijn. Dat korstmoskenners altijd freaks zijn, tot de tanden uitgerust met stereo-microscopen en een hele zwik chemicaliën voor beslissende kleurreacties. Zo is het niet: met een loep en wat chloorbleekloog komt de liefhebber ook een heel eind. Zelf noemen korstmoskenners korstmossen meestal lichenen. Lichenen zijn, iedereen weet dat, in werkelijkheid helemaal geen mossen maar een soort stevige schimmels die in symbiose leven met algen. Met de schimmel op verwaarloosde yoghurt hebben ze gemeen dat ze op een homogeen substraat cirkelvormig uitgroeien en dat ze aan de rand van de cirkel anders van kleur zijn dan in het centrum. Zeker is dat zo van lieverlee het hart uit de cirkel wegsterft. De mooiste korstmoskringen vindt men op grafzerken en dakpannen. Ook op golfplaten van het ruwe, poreuze en alkalische Eternit (asbestbeton) ontstaan vaak schitterende korstmoskorsten. Er zijn weinig substraten waarop korstmossen zo goed en snel groeien als op Eternit. De veldgids maakt een onderscheid in korstmossen die voorkomen op steen, op grond en op schors. Die laatste worden meestal epifyten genoemd, hoewel dat eigenlijk een wat ruimer begrip is. De belangstelling voor korstmossen kreeg een impuls toe de Nederlandse hoogleraar Jan Barkman in de jaren zestig een nauwe samenhang aantoonde tussen industriële vervuiling en de afwezigheid van korstmossen, vooral die van epifytische korstmossen. Barkman introduceerde het begrip epifytenwoestijn. Epifytenwoestijnen lagen om de grote steden en industriegebieden waar - toen nog - volop zwavelhoudende olie en kolen werden gestookt. Bij nader inzien bleken de epifytische lichenen vooral gevoelig voor het verbrandingsproduct zwaveldioxide (SO). Dat detail is niet tot iedereen doorgedrongen, nog wijdverbreid is de mening dat korstmossen indicatief zijn voor een schoon milieu. Eerder is het omgekeerde het geval. ,,Veel korstmossen'', zegt Kok van Herk, ,,hebben een hoge tolerantie voor zware metalen. Ik heb grafzerken gezien met korstmossen die zich bij uitstek vestigden rond de met koper ingelegde letters. Veel korstmossen gedijen ook goed in de ammoniak-rijke lucht van de veeteeltgebieden.'' Daar komt bij dat de uitstoot van zwaveldioxide sinds de jaren zestig geweldig is afgenomen. In Barkmans woestijnen is het leven teruggekeerd. Wat weer niet wegneemt dat op heel veel andere plaatsen heel veel korstmossen in het nauw komen. Meer dan de helft van het Nederlandse bestand geldt als bedreigd. Zo komt de amateuronderzoeker ertoe eens na te gaan hoe de korstmossen erbij staan in zijn eigen tuintje. Hoe de vlag erbij hangt in de grote stad. Welnu, in het centrum van Amsterdam liggen de korstmossen zachtjesgezegd niet voor het oprapen. De bomen zitten er voornamelijk onder de groene alg, de dakpannen zijn er meestal kaal. Met de daken van Rotterdam is het niet veel beter. Een opvallend contrast met de daken van een al wat oudere nieuwbouwwijk in Woerden, niet ver van de Monafabriek en het spoor waarover elk uur een boemeltreintje van Amsterdam naar Rotterdam schuifelt. Al maanden vraagt een klein gezelschap in die trein zich af hoe het komt dat sommige daken in die wijk zó zwaar met korstmossen zijn bezet dat het wel een ziekte lijkt en dat andere daken in dezefde wijk volkomen kaal zijn. En hoe het komt dat de korsten zich vooral rond de nok van het dak concentreren. En rond de voet van de schoorsteen. Nooit uitgestapt, natuurlijk, want: Woerden. Toch is er opeens antwoord op de vragen. De eigenaardige korstmosconcentraties op daken, schrijft en zegt Van Herk, hangt meestal samen met een lokale verrijking met voedingsstofffen. In de praktijk komt die van stuifmeel en - vooral - van de poep van rustende vogels. In Woerden zijn het duiven. Met de dakpannen lag het even lastiger. De voor de Nederlandse Dakpannenfabrikanten Corporatie optredende woordvoerder kon zich niet voorstellen dat er grote verschillen bestaan tussen de dakpannen in Woerden. Alle pannen worden gemaakt van dezelfde Hollandse klei, soms gaat er wat Duitse klei door. Wordt er oxyderend gebakken, dan wordt de pan rood, bij reducerend bakken (met uitsluiting van zuurstof) is het eindproduct donkergrijs. Voor ruwheid en porositeit maakt dat bijna niets uit. Toen kwam de foto binnen die de verklaring gaf. De rijkbegroeide pannen in Woerden zijn helemaal nooit gebakken. Het zijn betonnen pannen. Ruw en alkalisch als Eternit.
Karel Knip
Waterstroop |
Bovenkant pagina |