C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
KAREL KNIP
DE DRAAD
|
K A R E L K N I P 18 april 1998
(foto Henry Cannon)
Regelmatig wordt zijn levenswerk in serieuze lezingen besproken. Er is een didactiekprijs naar hem genoemd. De universiteit van Utrecht heeft in een nieuwbouwwijk zojuist een gebouw in gebruik genomen dat zijn naam in koeienletters op de gevel draagt. De wetenschapshistoricus Leo Molenaar schreef een korte biografie (uitgegeven door Elmar) en maakte de komende drie jaar vrij voor een uitvoeriger levensbeschrijving. En vorig jaar verscheen bij Thieme in drie kloeke delen een herdruk van Minnaerts magnum opus 'De natuurkunde van 't vrije veld'. Dat laatste heeft de fysicus ongetwijfeld het meeste plezier gedaan want als er één ding uit Molenaars boekje duidelijk wordt is het wel hoezeer Minnaert hechtte aan het uitdragen van de wetenschap. En hoezeer hij de waarneming en zintuiglijke ervaring zag als begin van al die wetenschap. Al in de jaren twintig bracht het hem in bitter conflict met wiskundigen als Dijksterhuis die meenden dat een handvol axioma's en een gezonde dosis logica voldoende waren voor een behoorlijke wetenschapsbeoefening. Bergen heeft Minnaert verzet om de klassieke mechanica en kosmografie uit de klauwen van de wiskundeleraren los te weken. Met mechanica lukte het ten slotte, na twintig jaar. Bij kosmografie heeft het te lang geduurd, 'een prachtige wetenschap werd door schoolvosserij verknoeid'. De natuurkunde van 't vrije veld kreeg een ongewijzigde herdruk, wat het onvermijdelijk lot schijnt van iemand wiens werk een monument is geworden. Toch is dat volgens emeritus-hoogleraar dr. C. de Jager niet in de geest van Minnaert, hij zag Minnaert nog tot in de laatste dagen voor zijn dood, in 1970, druk doende de tekst van 't vrije veld te corrigeren en te actualiseren. Wie de laatste druk van het vrije veld doorneemt ontkomt, eerlijk gezegd, toch niet aan de indruk dat Minnaert daarbij maar mondjesmaat afstand nam van de aanvankelijke formuleringen. En literatuurverwijzing. Het eerste deel van het vrije veld heeft in het buitenland de meeste waardering gekregen. Het behandelt de natuurkunde van licht en straling - het eigenlijke vakgebied van Minnaert, die astrofysicus was - en is in een reeks van moderne en minder moderne talen verschenen. In de twee andere delen over geluid, warmte, beweging en dergelijke, is Minnaert vooral verzamelaar van andermans waarnemingen en komt hij minder ver met de duiding. Voor de liefhebber is het genot er niet minder om, een hoofdstuk als dat over 'de geluiden der natuur' is onweerstaanbaar. Minnaert behandelt systematisch zeldzame geluiden, zoals dat van onderaardse instortingen en het 'schippershondje', nog onverklaarde geluiden, zoals de mistpoefer (brroem!) en het zingend zand, geluiden van onbekende oorsprong en ook onhoorbare explosies die met een wonderlijk toestel kunnen worden zichtbaar gemaakt. Nu Thieme kennelijk heeft besloten nieuwe Minnaert-drukken niet meer aan te passen leek het erop dat voor altijd onduidelijk zou blijven hoe het met de mistpoefer en het zingend zand is afgelopen. Tot voor kort waren dat onderwerpen waarover de gevestige literatuur immers vrijwel niet viel te raadplegen. Maar een jaar of drie geleden is daar verandering in gekomen. Toen ontstond via Internet toegang tot reusachtige trefwoorden-catalogi die door dag en nacht het Internet afschuimende robotprogramma's in elkaar worden gestoken. De catalogi ('zoekmachines') nemen alle termen in het bestand op die de robot tegenkomt: any language goes. En op de zoekopdracht 'booming sand' reageerde Alta Vista heel verdienstelijk. Echt booming zand komt in Nederland niet voor. Het mooiste wat de veldfysicus hier kan overkomen is dat het zacht geruis dat wegglijdend zand bij het bestijgen van een droge duinhelling opwekt plotseling overgaat in knarsen of krijsen. Dat is zingend zand. Ook op het vlakke strand is het soms te horen, Minnaert heeft het wel 'in Noordwijk bij ebbe' waargenomen in de uiterste zandstrook die nog net bij het vorig hoogwater was bevochtigd maar inmiddels weer was opgedroogd. De maand mei is een goede tijd. Uit de duinen van de grote woestijnen stijgt regelmatig een heel ander lawaai op. Een gebrom of gedreun, had Minnaert van Darwin en Marco Polo begrepen. 'Trommelachtige geruchten'. Ja niet zelden ook als een misthoorn, een propellervliegtuig of de donder van onweer, minutenlang en soms zo hard dat men moet schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Scientific American heeft er in september nog over geschreven, ontdekte de robot van Alta Vista. En jawel: zes pagina's, Thieme heeft een mooie kans gemist, de wetenschap is eruit. Er zijn nog veel raadsels, noteert de American vlijmscherp, maar het lijkt erop dat aan zingen en bulderen hetzelfde mechanisme ten grondslag ligt, want monsters booming sand zijn ook tot zingen te brengen, hoewel niet altijd. Waarschijnlijk is het gewoon zo dat bulderend zand meer lawaai maakt dan zingend zand omdat er bij het bulderen meer zand tegelijk in beweging is: zandlawines. Wat we nu zeker weten is dat akoestisch actief zand vaak uit korrels van dezelfde grootte bestaat, maar vaak ook niet. Voorwaarde is dat het zand door de wind goed rond is geslepen, dan is er veel onderling contact. Maar misschien is dat ook geen voorwaarde, want perfect ronde glasparels zijn met geen stok tot zingen te brengen.
Karel Knip
Woerdse korstmos |
Bovenkant pagina |