TECHNOLEASE
NIEUWS &
ACHTERGRONDEN
DISCUSSIE & OPINIE
KAMERSTUKKEN
Artikelen:
1997
1996
1995
1994
|
1997
15 - 6 februari
1997
6 - 4 februari
1997
4 februari- 31 januari 1997
DATUM: 04 Febuari 1997
PAGINA: opinie 9
KOP: Technolease
TEKST: EN ZO WAS ER in de toch al zo turbulente nadagen van het
kabinet-Lubbers/Kok bijna nog een bewindspersoon voortijdig vertrokken.
De staatssecretaris van Financiën, M. van Amelsvoort, heeft in juli
1994 toen het kabinet reeds volop demissionair was, serieus met de
gedachte gespeeld af te treden.
Hij had grote moeite met de 'technolease-constructie' tussen de Rabobank
en de noodlijdende vliear ook die van minister van Sociale Zaken De
Vries, werden terzijde geschoven en de technolease-regeling voor Fokker
kreeg het groene licht. HET PRINCIPE 'de regering regeert en het
parlement controleert' was overigens ook in deze zaak weer ver te
zoeken. In feite werkten de specialisten uit de Tweede Kamer en de
betrokken bewindslieden hand in hand. Nu is dit bij majeure kwesties
vanzelfsprekend wel vaker het geval. Zeker als het gaat om de belangen
van ondernemingen is het niet ongebruikelijk dat de regering de
volksvertegenwoordiging in een vroeg stadium in een vertrouwelijk beraad
bij de afwegingen betrekt en sondeert. Cruciaal daarbij is wel dat de
informatie die van de zijde van de regering wordt verstrekt volledig is.
Juist bij dit punt zijn de nodige vraagtekens te plaatsen. De
technolease-constructie is in eerste instantie ontwikkeld voor Philips,
later voor Fokker. Door zijn technologische kennis te 'verkopen' aan de
Rabobank en deze vervolgens terug te huren, kon Philips direct over geld
beschikken. Het was een ingenieuze regeling die pas later in de
openbaarheid kwam. Dat wil zeggen: gedeeltelijk. De omvang van de
bedragen bleef onbekend, zoals ook onduidelijk was wat nu het batig
saldo van deze operatie voor de Rabobank was. Dat er, voorzichtig
gezegd, het één en ander op de totstandgekomen regeling
viel af te dingen, heeft ook de Algemene Rekenkamer in een later stadium
kenbaar gemaakt. Het feit dat de technolease-constructie niet meer
bestaat is ook veelzeggend. Door kort na zijn aantreden als
staatssecretaris van Financiën de regeling af te schaffen gaf de
PvdA'er Vermeend de ambtenaren die zijn voorganger Van Amelsvoort al
voor de gevolgen hadden gewaarschuwd met terugwerkende kracht alsnog
gelijk. WAAR HET NU om gaat is allereerst het antwoord op de vraag of
de Tweede Kamer die indertijd instemde met de technolease-constructie
volledig op de hoogte was van de financiële gevolgen. Uit de
eerste reacties van parlementariërs valt op te maken dat dit
althans voor een groot aantal onder hen niet het geval was. Bovendien
blijkt een deel van de Kamer verrast door de 'winst' die er voor de
Rabobank aan de regeling vastzat. Los daarvan zijn er nog een aantal
vragen op het bestuurlijk-politieke vlak te stellen. Hoe demissionair
gedroeg premier Lubbers zich? Wat was bijvoorbeeld de rol van toenmalig
minister van Financiën Kok in het geheel? Waarom hield hij zich zo
afzijdig? En wat te denken van de voorzitter van de vaste
Tweede-Kamercommissie voor economische zaken, H. Vos, die opdracht gaf
bandopnamen van vertrouwelijk overleg te wissen. Het is maar een greep
uit de reeks van vragen die naar aanleiding van de
technolease-constructie en de nasleep ervan kan worden gesteld.
Duidelijkheid is nu geboden. Een Tweede Kamer die zichzelf respecteert
gaat zelf op zoek naar die duidelijkheid.
DATUM: 04 Febuari 1997
PAGINA: opinie 8
KOP: Technolease
AUTEUR: J.E. ANDRIESSEN, oud-minister van EZ
TEKST: In zijn artikel van zaterdag 1 februari over de
technolease construeert schrijver Banning een kinderachtige ruzie tussen
de heer Timmer en mij, wat er toe zou hebben geleid dat ik in oktober
1993 over de radio met opzet een verhaal over de technolease naar buiten
zou hebben gebracht.
Beide dingen zijn onwaar. Met de heer Timmer heb ik steeds goed kunnen
opschieten en het andere is gewoon gejokt. Op 8 oktober 1993 werd ik in
edaarbij niets gezegd over zijn artikel en ook niets gecheckt van zijn
beweringen.
DATUM: 04 Febuari 1997
PAGINA: vp 1,18
OPMERKINGEN: Pagina 9: HOOFDARTIKEL; Pagina 13: TL-TAPES
KOP: Kamerlid liet technolease-band wissen
AUTEUR: Door onze redacteuren CEES BANNING en TOM-JAN
MEEUS
TEKST: DEN HAAG, 4 FEBR. Het Tweede-Kamerlid H. Vos (PvdA) heeft
er persoonlijk voor gezorgd dat geheime bandopnamen uit 1994 zijn gewist
die konden aantonen of de Kamer onvolledig is ingelicht over het
technolease-contract van Fokker en Rabobank.
De vernietiging van het bewijsmateriaal gebeurde enkele weken nadat
premier W. Kok in januari vorig jaar op de hoogte was gesteld van
voorlopige conclusies van de Algemene Rekenkamer over de gebrekkige
informatievoorziening aan de Tweede Kamer door het kabinet-Lubbers/Kok
over de Fokker-technolease. Ambtenaren van Financiën berekenden in
1994 dat door toepassing van deze constructie de staat 770 miljoen aan
belastinginkomsten van Rabobank misliep. In ruil daarvoor werd Fokker
met 411 miljoen gulden gesteund. De Rekenkamer heeft ,,de overtuiging''
dat de Tweede Kamer over deze financiële consequenties niet is
ingelicht. Diverse Kamerleden en oud-minister De Vries (Sociale Zaken)
zijn dezelfde opvatting toegedaan. Bandopnamen van het vertrouwelijk
overleg met de Kamer in juni 1994 - de zogenoemde tl-tapes - blijken
begin vorig jaar echter te zijn gewist op gezag van het PvdA-Kamerlid
Vos als voorzitter van de vaste Kamercommissie van Economische Zaken
(EZ). ,,De griffier van de commissie heeft de banden gewist en die
handelde in mijn opdracht'', aldus Vos. Volgens het PvdA-Kamerlid,
pleitbezorger van de technolease-constructie om Philips en Fokker te
redden, liet hij de bandopnamen wissen na goedkeuring van de
Kamercommissie EZ en toenmalig Kamervoorzitter Deetman. Deetman en een
aantal commissieleden weerspreken dit. Wel wist Vos in 1995 Deetman en
de Kamercommissie EZ ervan te overtuigen geen gehoor te geven aan een
verzoek van de Rekenkamer. Deetman schreef daarover namens het
presidium tweemaal een afwijzing op principiële gronden. Afgeven
van opnamen van vertrouwelijk overleg met het kabinet zou de inhoud van
latere geheime vergaderingen tussen parlement en regering kunnen
schaden. Kort nadat de Rekenkamer premier Kok op 19 januari op de
hoogte stelde van de voorlopige bevindingen van het Fokker-onderzoek,
probeerden enkele commissies uit de Kamer alsnog te bereiken dat de
Rekenkamer de banden mocht afluisteren. Onder meer G. Ybema (D66) en J.
van Rey (VVD) waren daarvoor. Pagina 18: Kamer achter Vos' opvattingen
Vos sondeerde daarop de Vaste Kamercommissie van Economische Zaken, die
zich volgens hem achter zijn opvatting schaarde. Een woordvoerder van
de Kamer wijst erop dat iedere Kamercommissie individueel kan besluiten
banden te wissen; volgens hem gebeurt dat veelal automatisch. Maar in
dit geval bestonden de banden nog en bestrijden leden van de commissie
EZ dat tot wissen is besloten. L. van Dijke (RPF) kan zich ,,geen
consultatie in de commissie EZ herinneren''. G. de Jong (CDA) is
,,uitermate verbolgen dat de banden zijn vernietigd. Ik had ze wel
willen afstaan voor onderzoek''. Ook M. Rabbae (GroenLinks) wijst de
lezing van Vos af en wil in een parlementair onderzoek naar technolease
ook ,,de rol die sommige Kamerleden'' onderzoeken. Vanmiddag zou de
Tweede Kamer besluiten ocht het uit maar mocht tachtig procent van zijn
bevindingen niet publiceren. Bericht uit de binnenkamer van het
politiek-economisch complex: het bijna-faillissement van Philips, de
lobby van Rabo, de Tweede Kamer die 'essentiële informatie' werd
onthouden, een staatssecretaris op de rand van aftreden, Wim Kok op
kousevoeten, de rol van Willem Vermeend - en de cruciale opstelling van
de toenmalig premier: 'Ruud wilde hoe dan ook dat het doorging'.
Van Amelsvoort kan er niet tegenop In de omgeving van zijn flatje aan de
Haagse Theresiastraat, in het statige Bezuidenhout, maakte Marius van
Amelsvoort die avond een ongebruikelijk lange wandeling. Meestal was de
staatssecretaris van Financiën na een minuut of twintig voldoende
uitgewaaid om zijn bed op te zoeken, maar op deze klamme juli-avond in
1994 week de CDA'er steeds verder van zijn route af. Door zijer een
zaak boven komen drijven die hem bij de kladden had gegrepen. In
essentie ging het erom of Van Amelsvoort zijn goedkeuring gaf aan een
fiscale constructie die Rabobank - een bank geleid door CDA-coryfee
Herman Wijffels - volgens zijn ambtenaren honderden miljoenen
belastingvoordeel gunde in ruil voor een nieuwe poging het noodlijdende
Fokker te redden (zie kader). De laatste maanden was er een baaierd
ambtelijke adviezen over op zijn bureau gedwarreld die allemaal
hetzelfde inhielden: brand er je vingers niet aan. Vandaar dat hij 16
juni een brief aan de belastingdienst had laten sturen ('ons kenmerk':
DB94/216OM) waarin een afwijzing van de regeling was vastgelegd. De
belastingdienst vond dat de constructie moest worden bestreden, omdat de
schatkist anders honderden miljoenen guldens zou mislopen. Daarop was
er een lobby op gang gekomen, zo omvangrijk en intensief dat hij erdoor
vermalen dreigde te worden. De Tweede Kamer, onder aanvoering van
industriekoning Henk Vos (PvdA), was in een vertrouwelijk beraad over
hem heen gewalst. Ook ontbeerde hij de steun van PvdA-fiscalist Willem
Vermeend. Een mijnheer van de Rabo was bij Van Amelsvoort op het
departement langsgekomen en had ,,allerlei schrandere dingen gezegd''.
De premier stuurde hem memo's en nota's waarin hij de zaak van Fokker
en Rabo bepleitte, ,,en op zo'n manier dat je wist: Ruud heeft er studie
van gemaakt''. Hij was naar het Torentje geroepen voor overleg met de
meest betrokken bewindslieden, waar hij werd verrast door zijn baas,
minister Wim Kok, die zich niet bij zijn verzet aansloot. ,,Kok had
geen standpunt.'' Toen de wandelende staatssecretaris op zijn horloge
keek, kwam hij tot de curieuze waarneming dat hij een soort
avondvierdaagse-traject aan het afleggen was. Al ruim anderhalf uur was
hij onderweg, en om in de Theresiastraat terug te keren had hij nog
zeker dertig minuten te gaan. Hij overdacht, zegt hij nu in een
politieke biecht, dat hij de discussie ,,altijd ging verliezen'' en
verwierp alsnog de gedachte van aftreden. ,,Het was dwaasheid: als
demissionair bewindsman vertrekken om een zaak die toch niet meer was te
keren.'' Iedereen had hij kunnen weerstaan, zegt hij: de Tweede Kamer,
Rabo, Fokker, de collega's in het kabinet. Maar niet Ruud Lubbers.
,,Hij was zéér uitgesproken. Ruud wilde hoe dan ook dat
het doorging: deze deal was niet meer tegen te houden.'' De laatste
stommiteit van Lubbers Toen in de zomer van 1994 de beslissingen ten
voordele van Fokker en Rabobank werden genomen - waarvan de ware omvang
formeel nog altijd geheim is - richtte de aandacht van de politiek zich
allerminst op deze kwestie. Er was een kabinetsformatie gaande die zijn
gelijke in geen zeventig jaar had gekend. Onder leiding van PvdA-leider
en formateur Wim Kok werd krasse vooruitgang geboekt bij de vorming van
een paarse coalitie. De ongekende nederlaag bij de verkiezingen van mei
had CDA-kopstukken als Ruud Lubbers, Elco Brinkman, Koos Andriessen en
Bert de Vries, die jarenlang symbool stonden voor de vanzelfsprekende
macht van het christelijke midden, in onthechtende omstandigheden
achtergelaten. De christendemocraten konden er niet mee overweg.
Onderling werden vetes uitgevochten over de schuldvraag van de
nederlaag. En Lubbers, de langst zittende minister-president die
Nederland ooit kende, was in zijn laatste maanden mentaal niet in orde.
Hij reeg de ene irrationele misser aan de andere. Zijn meeste politieke
vrienden oordeelden er mild over: afscheid van de macht is altijd
lastig. Maar wat het ongemakkelijk maakte was dat iedereen de
stommiteiten van de premier registreerde behalve Lubbers zelf: een
nagenoeg smetteloze loopbaan eindigde in een kleine tragedie. De paar
vlekjes die Lubbers in zijn ruim twintigjarige politieke carrière
had opgelopen lagen vaak op het terrein van de fiscus. Het waren niet
altijd heldere affaires. Nogal eens was alleen de suggestie van
belastingontduiking of -ontwijking gewekt zonder dat de feiten dat
aantoonden. Met een krachtige repliek kon hij zo'n zaak dan in de kiem
smoren. Eén keer was het echter raak. En daarbij speelde een man
een hoofdrol die ook in 1994 een cruciale positie innam: Willem
Vermeend, de latere opvolger van Van Amelsvoort. In 1978 was het
wetenschappelijk medewerker Vermeend die samen met zijn vriend en
partijgenoot Flip de Kam in de Haagse Post onthulde dat Lubbers in zijn
periode als minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl
(1973-1977) via de firma 'R3' gebruikmaakte van een gat in de fiscale
wetgeving drie dagen voordat het kabinet waarin Lubbers zat de regeling
afschafte. Er stak een storm op. Lubbers verweerde zich. Vermeend
diende hem samen met De Kam van repliek op de opiniepagina van deze
krant (,,deze regeling is gekunsteld, hoogst ongebruikelijk en in strijd
met de wet''), waarna Lubbers zich genoodzaakt zag zijn belangen in de
onderneming Hollandia Kloos onder te brengen in een beheersstichting
waarover hij geen formele invloed had. Dat Vermeend in 1994 de fiscale
constructie van Rabo tolereerde waarvoor ook Lubbers geporteerd was, is
meer dan een ironisch detail uit de geschiedenis van de twee politici.
Sinds de Algemene Rekenkamer de constructie eind vorig jaar met de vloer
gelijkmaakte, is in brede kring de vraag gerezen waarom Vermeend, de
fiscale whizzkid van de PvdA, geen verzet heeft aangetekend tegen een
arrangement dat onder belastingdeskundigen inmiddels als ,,fiscaal
douceurtje aan Rabo'' door het leven gaat. Temeer daar Vermeend zelf,
vier dagen staatssecretaris, als zijn eerste beleidsdaad een richtlijn
uitvaardigde die gebruikmaking van de constructie nagenoeg onmogelijk
maakte. Van Amelsvoort: ,,Ik denk niet dat Willem als Kamerlid wist wat
hij als staatssecretaris te weten is gekomen.'' De ambtenaren liggen
dwars: Timmer teleurgesteld Op 8 december 1992 drukte een topambtenaar
van het ministerie van Financiën het telefoonnummer van de
Inspectie Grote Ondernemingen (GO) van de belastingdienst in Amsterdam.
Aan gene zijde van de lijn zat Guus Gelderblom, inspecteur belast met
het bankwezen, een cruciale vertrouwensfunctie, omdat langs zijn ogen
ieder jaar het fiscale dossier van de financiële machthebbers van
Nederland gaat. De opdracht die de topambtenaar, Hans Bakker (hoofd
sector Ondernemingen van de directie Directe belastingen), staccato
formuleerde was dat Gelderblom en zijn baas Wilco Ruiter de volgende dag
naar het departement aan het Haagse Korte Voorhout moesten komen. Er
was paniek op het ministerie. Onder leiding van Jan Timmer was Philips
begonnen aan de saneringsoperatie 'Centurion' maar de erfenis van het
verleden dreigde 's lands grootste multinational de nek om te draaien.
Voor afloft, het fiscale brein van Rabo. De man zei niet veel. Hij
legde in alle rust uit dat Rabo volgens het sale-and-lease-back-principe
bereid was de waarde van technologische kennis van Philips voor 2,2
miljard gulden te kopen. De bank was bereid deze kennis daarna voor
vijf jaar te verhuren aan de Eindhovense multinational. Er werd een
constructie voorgesteld waarbij Philips onmiddellijk een koopsom van 500
miljoen gulden van Rabo kreeg overgeboekt waarmee de directe zorgen van
het bedrijf konden worden afgewend. Het voordeel van Rabo zou zich, zo
berekenden de ambtenaren van Financiën vliegensvlug, op de langere
termijn voordoen: door de 2,2 miljard versneld over vijf jaar van de
winst van de bank af te trekken werd de betaling van 35 procent
winstbelasting voorkomen - een nadeel voor de fiscus van 770 miljoen.
De belastinginspecteurs hoefden niet lang over dit idee te denken. Het
kon van geen kanten, zeiden ze. Wel toonden ze zich bereid samen met
Rabo na te denken of er een mouw aan kon worden gepast - een ambtenaar
krijgt niet iedere dag de kans Philips te redden. Er werden enkele
brainstorm-sessies belegd. Maar toen op 29 december de complete
Philips-top - Timmer, financieel directeur Dudley Eustace en fiscaal
directeur Ad der Kinderen - via de achterdeur het ministerie van
Financiën betrad om het eindresultaat te komen aanhoren, kreeg men
te horen dat er niets te regelen viel. Toenmalig directeur-generaal
belastingen Cor Boersma vertelde droogjes dat hij het oordeel van de
inpecteurs De Ruiter en Gelderblom steunde: een dergelijke constructie
werd niet mogelijk gemaakt door de wet. Timmer, teruggekeerd van zijn
vakantieadres, vertrok onverrichterzake terug naar Portugal. Pagina 18:
De politici grijpen in: Timmer wint Verwonderd stelden bij de afwijzing
betrokken ambtenaren van Financiën de eerste maand van 1993 vast
dat de voorspelde rampen bij Philips uitbleven. De koers van het
aandeel steeg zelfs, en sommige betrokkenen kregen het vage vermoeden
dat de door hen afgewezen constructie meer functie had gehad als
verkapte steun aan Rabo dan als redding van Philips. Diezelfde maand
werd die gedachte al bevestigd - maar het ging langs de Haagse
topambtenaren heen. Alweer bleek Rabo in de weer met een reddingsplan
bij de belastingdienst, dit keer voor Daf, het bedrijf dat in februari
1993 het nieuws domineerde wegens een ophanden zijnd faillisement. Het
voorstel van Van 't Hooft bleek al enige maanden in bespreking bij de
belastingdienst in Eindhoven maar na overleg met de collega's uit
Amsterdam wees Financiën de technolease-constructie opnieuw af.
Nog was de strijd niet gestreden. Eind mei werden Wilco Ruiter en diens
collega Warner Bruins Slot van Grote Ondernemingen in Amsterdam opnieuw
vanuit Den Haag benaderd zich over de toepassing van technolease voor
Philips te buigen. Het voorstel was op details gewijzigd: de
afschrijvingstermijn was geen vijf jaar meer maar tien jaar en er was
wat gespeeld met de wijze waarop Philips na die tien jaar de
technologische kennis zou terugkopen van Rabo. Topambtenaar Bakker van
het ministerie, gesecondeerd door Peter Wijntje (hoofd
vennootschapsbelasting vagen. Het lukte Van 't Hooft van Rabo Tom
Vreugdenhil, fiscalist van de CDA-fractie, voor zijn standpunt te
winnen. ,,Een clear cut case'', vond Vreugdenhil het. ,,Van 't Hooft
maakte duidelijk dat technolease noodzakelijk was om Philips op de been
te houden. De constructie was afgewezen door de belastinginspecteur,
dan is het logisch dat de Rabo mij en Vermeend rechtstreeks benaderde.
De Rabo wilde via ons de uitspraak van de belastingdienst overrulen.''
Philips en Rabo wisten daarna in korte tijd alle betrokken
CDA-bewindslieden en Kamerleden voor zich te winnen. Op
één na: Van Amelsvoort. Deze in de KVP geschoolde, stille
beroepsbestuurder, de zestig voorbij, kon geen kant op. De afwijzing
door de belastingdienst was glashelder. Zijn minister, Wim Kok, hield
zich afzijdig. Hij maakte, bokkig als hij kan zijn, duidelijk dat hij
geen belangstelling had zich te committeren. ,,Ik heb ag'', zegt
Wöltgens. ,,Philips stond op instorten maar de belastingdienst
voelde niets voor die technolease, to put it mildly.'' De PvdA'er
begreep het probleem. ,,Toelating van de constructie, zei Van
Amelsvoort, betekende doorbreking van het fiscaal systeem. Je haalde de
grondslag onder de belastingheffing weg en voor mij was de grote vraag
of dat geen uitlokking tot oneigenlijk gebruik zou betekenen.''
Wöltgens houdt niet van ,,paniek op zondagavond'', dus overlegde
hij de volgende dag rustig met fractiefiscalist Vermeend, die hij de
zaak verder liet afhandelen. ,,Ik heb er eigenlijk nooit meer iets over
gehoord.'' Vreugdenhil registreerde daarna dat Rabo-fiscalist Van 't
Hooft Vermeend moeiteloos voor zijn standpunt wist te winnen. Intussen
roerde ook de premier zich steeds meer in de discussie. Op 1 juli 1993
verzond hij een memo aan de staatssecretaris van Financiën waarin
hij achteloos de vraag opwierp waarom deze constructie niet kon: alles
was tegenwoordig toch te leasen? Van Amelsvoort zag maar
één uitweg. Hij vroeg de directeur-generaal Joop van
Lunteren Philips te laten weten dat de constructie op
fiscaal-technische gronden niet toegestaan kon worden, hetgeen hij per
brief van 8 juli 1993 aan Eindhoven liet weten. Zo had de
staatssecretaris nog net de ruimte een week later de bocht te maken. Na
die brief liep het storm in Den Haag. Van 't Hooft was met vakantie in
Frankrijk maar zijn mobiele telefoon maakte overuren. De premier
verzond het ene vertrouwelijke memo na het andere en bepleitte de zaak
van Philips en Rabo alsof zijn leven ervan afhing, Philips voerde de
pressie op, Andriessen steunde Philips, inderhaast vroeg Lubbers een
advies bij de Tilburgse fiscaal deskundige Jan van Dijck, Kok bleef zich
gedeisd houden maar liet merken een positief besluit niet te zullen
blokkeren. En een week later, 14 juli, tekende Marius van Amelsvoort,
vermoeid en verslagen, alsnog de brief die de kas van Philips met 680
miljoen spekte. Philips was op dat moment overigens allang uit de acute
problemen: eind april had de Eindhovense multinational zijn belang in
een Japanse joint venture verkocht met een opbrengst van vier miljard
gulden. Andriessen verklapt het geheim, en andere ondernemingen willen
nu ook wel zo'n deal Dat minister Andriessen er oktober 1993 toe
overging de topgeheime deal te openbaren had volgens zijn ambtenaren
veel te maken met particulier ongerief. Het was enkele maanden
daarvoor, wist ook Vreugdenhil, gebeurd dat de minister op Schiphol
Timmer voorbij zag komen en hem uitbundig toezwaaide, waarna de
Philips-topman het hoofd stuurs in de wind gooide. Dat vond Andriessen,
zegt Vreugdenhil, wel erg ondankbaar gedrag, dus toen de VPRO-radio
langs kwam meende de minister er goed aan te doen uit te leggen wie de
ware redder van Philips was. Andriessen sprak over de technolease met
een vanzelfsprekendheid die iedere aarzeling uitsloot. Lubbers zou
later dat jaar dezelfde toon aanslaan toen Het Financieele Dagblad hem
om zijn opvattingen vroeg. ,,Hier spreekt haast de oud-ondernemer in
me'', vertelde hij. ,,De ondernemer [...] is niet bezig zoveel mogelijk
belasting te betalen. Wel correct belasting betalen, maar binnen de
maatstaven van de wet zo min mogelijk.'' Toch gaf Andriessen geen enkel
detail over de deal prijs. ,,Ik heb wel wat voor Philips gedaan, dat is
waar'', zei hij slechts, waarna de redactie van het programma Argos
onthulde dat het om de verkoop van ,,know how'' van Philips aan Rabo
voor ,,honderden miljoenen'' ging. Strikt genomen was dat niet onjuist,
zij het dat het om 28 keer honderd miljoen ging: 2,8 miljard gulden,
aldus bevestigen drie met de details van de overeenkomst bekende
bronnen. De reden dat het eerst aangeboden bedrag van '2-punt-2' met
een kleine 600 miljoen gulden werd verhoogd, was onder meer dat Philips
nog niet gende WIR-premies in de boeken had staan. Het nadeel voor de
fiscus, zo werd door ambtenaren van Financiën berekend, beliep over
tien jaar aan niet betaalde vennootschapsbelasting door Rabo een
slordige 1,1 miljard gulden. In een berekening voor intern gebruik kwam
de Algemene Rekenkamer - geleid door Van Amelsvoorts voorganger op
Financiën Henk Koning - later tot een zelfde bedrag. De
consequenties van Andriessens openhartigheid waren nogal groot. De pers
ging op zoek naar de exacte bedragen van de transactie - maar werd
veelal met een kluitje in het riet gestuurd. Er werden meer
rookgordijnen opgetrokken. Staatssecretaris Van Amelvoort moest zich in
de Tweede Kamer verantwoorden. ,,Op welke CDA-bijenkomst is deze deal
nu weer geregeld'', vroeg VVD-woordvoerder Jos van Rey zich af. Ook
moest Van Amerlsvoort aangeven waarom hij, zoals de regels
voorschrijven, het parlement niet had ingelicht over het feit dat hij
van de beslissing van de belastinginspectie was afgeweken. Dat had hij
nagelaten, zei Van Amelsvoort, omdat inspecteurs ,,enige
welwillendheid'' aan de dag hadden gelegd en daarmee bij Philips
verwachtingen waren gewekt. Mededelingen die op het eigen departement
van de staatssecretaris met verwondering werden begroet, want daar
wisten ambtenaren als Bakker en Wijntje wel beter: vanuit Amsterdam was
het oordeel driemaal 'njet' geweest. ,,Ik voel er niets voor de man
van twee miljard te worden'', had inspecteur Gelderblom zelfs een keer
uitgeroepen. Intussen dreigde de vrees van Wöltgens uit te komen.
Als Philips van deze constructie gebruik mocht maken, zo redeneerden
talrijke ondernemingen, dan mogen wij dat ook. Bij Rabo meldden zich een
stuk of tien bedrijven met aanzienlijke verliezen die ook van deze
constructie wilden profiteren. Zo gebeurde het dat Delft Instruments,
Raet en Nedlloyd met Rabo concrete plannen doornamen. De schade voor
de overheid was bij een goedkeuring van die voorstellen niet te
overzien: op deze wijze zou de overheid miljarden guldens winstbelasting
mislopen. Die put moest gedempt worden, en in hoog tempo formeerde het
departement een werkgroep die criteria voor de fiscale ruimte bij
technolease moest toepassen. Een knellender probleem lag echter in
Brussel. Niet alleen is staatssteun aan bedrijven in Nederland zeer
omstreden sinds het RSV-trauma, maar ook het Europees Verdrag wijst
steun principieel af. Pas na aanmelding van het voornemen tot steun is
Brussel bereid onder condities overheidshulp aan ondernemingen toe te
staan. Vanaf het begin stelde het kabinet zich op het standpunt dat
inzake deze constructie geen sprake was van staatssteun, zodat een
aanmelding in Brussel onnodig zou zijn geweest. Essentieel voor de
Europese Commissie is echter dat steun pas dan is toegestaan als er geen
sprake is van concurrentievervalsing; als het arrangement dat voor
Philips gold ook beschikbaar zou komen voor andere ondernemingen. Maar
dat gebeurde niet. Toen het in problemen verkerende transport- en
containerbedrijf Nedlloyd na overleg met Rabo begin 1994 bij de
Rotterdamse belastingdienst aanklopte met een technolease-voorstel,
werd dat bars afgewezen. ,,Wij kregen het gevoel niet eerlijk behandeld
te worden'', zegt financieel directeur Nico de Kanter. ,,Wij waren
kennelijk niet zielig genoeg.'' De geschiedenis herhaalt zich met
Fokker, en Bert de Vries komt in opstand Dat de geschiedenis zich zomer
1994 met Fokker zou herhalen, was wel het laatste wat de ambtelijke top
van Financiën verwachtte. De werkgroep die criteria voor de
technolease moest formuleren kwam in een eerste notitie tot normen die
nog maar eens duidelijk maakten dat de Philips-constructie in feite
onmogelijk was. Ook de inspectie Amsterdam van de belastingdienst was
opnieuw mordicus tegen, toen Rabo het Fokker-voorstel voorlegde. Had
bij Philips het initiatief bij Rabo gelegen, in dit geval was het de
ambtelijke top van Economische Zaken die Van 't Hooft ertoe aanzette een
zelfde deal voor Fokker te construeren. Eind vorig jaar bevestigde
Rabo-topman Herman Wijffels dat in een vraaggesprek met deze krant.
,,De overheid heeft ons [...] gevraagd of wij de technolease [...]
wilden financieren'', aldus de Rabo-topman. ,,Op dat verzoek hebben wij
positief gereageerd.'' Vooral in de Tweede Kamer wierp de lobby van Rabo
snel vrucht af. De gesprekspartners van Van 't Hooft waren opnieuw
Vreugdenhil en Vermeend, en alweer ,,hadden Willem en ik geen enkele
aarzeling over het nut van de zaak'', zegt Vreugdenhil. Kon er - zeker
achteraf - twijfel bestaan of de problemen bij Philips nog wel zo groot
waren toen de transactie werd goedgekeurd, bij Fokker bestond over de
aard van de financiële tekorten niet de minste aarzeling. Als het
bedrijf niet geholpen zou worden, ging het kapot. En er was nog een
belangrijk verschil met de Philips-zaak: de ambtelijke top van
Financiën tekende uiterst actief verzet aan. De directeur Directe
belastingen, Cyril Petiet, klom in de pen en veegde de vloer aan met het
Fokker-plan. Volgens hem was de constructie niet 'Brussel-proof',
schreef hij in een intern memo, en overigens had hij bij de feitelijke
gang van zaken rond Philips gezien dat Rabo ,,slechts bereid is
lippendienst te verlenen aan de criteria die door de inspecteur zijn
geschetst''. De belastingdienst werd eenvoudig bedonderd, vond Petiet:
de technologie werd alleen op papier overgedragen, de verkoop behelsde
uitsluitend het verkeer van geld en niet van goederen, zoals ook van
'terugleasen' in de praktijk geen sprake was. Het ging zowel Fokker als
Rabo slechts om het ophalen van overheidsgeld zonder Brusselse inmenging
en op kosten van de fiscus. Of, zoals een adviseur van Fokker opmerkte:
,,Die hele constructie is legal junk.'' En was bij Philips nog vol te
houden dat de technologie die werd verkocht een zekere marktwaarde
vertegenwoordigde, inzake Fokker was daarover volgens kenners serieuze
twijfel mogelijk. De 'doos van Koos' werd de Fokker-know how genoemd -
naar minister Andriessen die zich ook nu weer als voorvechter opwierp -
maar Petiet van Financiën had er een andere uitdrukking voor: ,,Een
bus met lucht''. Volgens het plan van Rabo en Fokker ging het evenwel
om kennis ter waarde van 2,1 miljard gulden (zie kader). Wat ook niet
hielp was dat staatssecretaris Van Amelsvoort zo ,,ontzettend moe'' was
- twee maanden na zijn aftreden kreeg hij na een zware operatie een
nieuwe hartklep toegediend. En minister van Financiën Kok moest
vice-premier spelen en de PvdA leiden en campagne voeren en na de
verkiezingen van 3 mei onderhandelen in de formatie en uiteindelijk de
functie van formateur op zich nemen. Dus toen het spannend werd, juni en
juli 1994, had Kok altijd een motief de andere kant op te kijken.
Tezelfdertijd zette Lubbers zich tot het uiterste in ,,voor dit
dossier'', zoals hij dat placht te zeggen. Met het oog op de inzakkende
werkgelegenheid wees de premier er in kleine kring op dat een brede
toepassing van technolease ,,een geweldige impuls voor research and
development'' kon worden - pas later zag hij in dat de schatkist de
gevolgen niet kon dragen. Met bovendien de Rabo, Andriessen en de Kamer
als tegenvoeters kon Van Amelsvoort het vergeten, zeker toen bleek dat
Fokker en Rabo bereid waren van de te sluiten overeenkomst nagenoeg een
kopie van de Philips-transactie te maken. Het gelijkheidsbeginsel - de
één, dan ook de ander - overtuigde Van Amelsvoort ervan
dat verder verzet nutteloos was. Medio juli werden de
collega-bewindslieden ingelicht dat ook Fokker gebruik zou kunnen maken
van de technolease. Het leek een formaliteit. En toen ineens nam in de
Trêveszaal, als een duveltje uit een doosje, Bert de Vries het
woord. De minister van Sociale Zaken, CDA'er met streng-calvinistische
inslag, vuurde een reeks kritische vragen af op Van Amelsvoort, die nota
bene naast De Vries zat en verbouwereerd aanhoorde dat zijn collega alle
zere plekken van de regeling aanwees. Van Amelsvoort, die zijn
nederlaag allang had geslikt, reageerde relativerend. Maar De Vries
eiste exacte inzage in de fiscale consequenties, blééf
zijn bezwaren opsommen, waarna de besluitvorming een week werd
opgeschort. Consequentie was dat de ministerraad de week nadien alle
relevante gegevens op tafel had. Uit de notitie die Financiën had
opgesteld bleek dat tegen de injectie van 411 miljoen gulden voor Fokker
een fiscaal voordeel voor Rabo van ten minste 770 miljoen gulden stond -
een geprognosticeerd rendement over tien jaar van 358 miljoen gulden
waarvoor de bank, behalve veel lobby-werk, als enige activiteit de BV
Brainspin hoefde over te nemen. Toen die feiten voorlagen, zette De
Vries in het kabinet nog maar eens de hakken in het zand. Niet voor
niets vergeleek Lubbers hem ooit met slagroom: hoe harder je klopt, hoe
stijver het wordt. ,,Mijn maatstaf is steeds geweest: zou je zo'n
constructie ook van een doordeweekse firma accepteren?'', zegt De Vries
nu. Hij vond het voordeel voor de Rabo ,,abnormaal'' maar moest
vaststellen dat hij voor een verloren zaak pleitte. ,,Toen heb ik maar
besloten dat ik gek was'', zegt de oud-minister. Aldus besloot het
kabinet 22 juli 1994 de technolease-constructie bij Fokker toe te staan.
En nog bleef De Vries tegenstribbelen. Uit ,,contacten met
Kamerleden'', zegt hij, maakte de minister de week na de vrijdagse
ministerraad op dat het parlement niet de gegevens over het
Rabo-rendement had gekregen die het kabinet op zijn verzoek had
ingezien. Het was hartje zomer, de temperatuur steeg naar tropische
hoogte, de meeste van zijn (CDA-)collega's beperkten zich tot het loom
afhandelen van de lopende zaken, maar ,,dr. B. de Vries ging iedereen
brieven zitten schrijven'', herinnert zich Van Amelsvoort. De eerste
geadresseerde, op 28 juli, was de staatssecretaris zelf, die hij nog
maar eens om de oren sloeg met een volgens De Vries cruciale zwakte van
de constructie: hoe kon een bedrijf dat zo zwak stond als Fokker over
een technologisch potentieel van 2,1 miljard beschikken? De volgende
dag, 29 juli, richtte De Vries zich voor fundamenteler zaken tot de
minister-president. In die brief concludeerde hij dat de Tweede Kamer
niet was genformeerd over de fiscale consequenties van de constructie
en stelde hij de vraag of de Kamer net zo enthousiast voor de regeling
was geweest als ze het verwachte voordeel voor Rabo onder ogen had
gehad. Hij meende dat deze berekeningen alsnog naar de Kamer moesten
en achtte een herziening van het Kamerbesluit minder schadelijk voor
,,het aanzien van de politiek'' dan de constatering, later, ,,dat de
Kamer bewust essentiële informatie is onthouden''. Zijn brieven
werden niet meer beantwoord. Toen De Vries drie weken later terugkeerde
van vakantie, moest hij het dossier afleggen: het kabinet-Kok trad de
volgende dag aan. Vermeend komt tot inkeer Middenin de wording van
'paars' werden de Tweede Kamerleden Hans Hillen (CDA), Gerrit Ybema
(D66), Bibi de Vries (VVD) en de PvdA-ers Willem Vermeend en Hens Vos
ontboden op het ministerie van Financiën voor een gesprek met
directeur-generaal fiscale zaken Dirk Witteveen en diens collega van
belastingen Joop van Lunteren. Hillen: ,,Financiën voorzag dat de
schatkist veel geld zou derven omdat de belastingdienst meldde dat veel
bedrijven met de lease-constructie in de weer waren. De ambtelijke top
wilde de regeling dichtschroeien. De Kamerleden waren daar nog niet van
overtuigd.'' Demissionair premier Lubbers maakte op zijn laatste
persconferentie bekend dat de mogelijkheden voor technolease sterk
werden beperkt, maar dat het formele besluit zou worden overgelaten aan
het nieuwe kabinet. Lubbers verzuimde te vertellen dat de
besluitvorming was opgehouden door minister Andriessen, die zich bij de
laatste vergadering van het CDA/PvdA-kabinet verzette tegen een
beperking. Direct na zijn aantreden op Financiën werd Vermeend
geconfronteerd met een ambtelijke notitie die hem wees op de effecten
voor de schatkist. De forse tegenvallers waar oud-minister De Vries en
topambtenaar Petiet voor waarschuwden vormden al binnen een maand een
serieuze bedreiging; het nieuwe kabinet had er al honderd miljoen
gulden voor gereserveerd. Vermeend kon maar één ding doen:
de constructie waarvoor hij enkele weken eerder zo'n warm pleitbezorger
was, zo spoedig mogelijk de nek omdraaien. Op 29 augustus 1994, vier
dagen na zijn benoeming, dempte hij de put die hij zelf mede had
gedolven. Hillen: ,,Het verbaasde me dat Vermeend zich direct na zijn
aantreden de argumentatie van de ambtenaren eigen had gemaakt.'' De
handelingen van de staatssecretaris, in combinatie met de - toen nog
summier - bekendgeworden feiten over de constructie, leidden intussen in
de vakpers van economen, juristen en fiscalisten tot een stroom
vernietigende publikaties over de fiscale vrijgevigheid van Kamer en
kabinet. Aangespoord door de topambtenaren Van Lunteren en Bakker
schreef Warner Bruins Slot, als inspecteur bij Grote Ondernemingen in
Amsterdam nauw betrokken bij de beoordeling van de constructie, een
artikel in het weekblad Fiscaal Recht dat ongeacht de ingreep van
Vermeend de toepassing van technolease voordien al onmogelijk was in
het licht van de toen bestaande regels en afspraken. ,,Tech? No
lease!'' concludeerde hij. En, alsof Bert de Vries destijds zijn
gedachten had gelezen: ,,Het laat zich overigens moeilijk verklaren dat
juist bedrijven die, naar men zegt, op de rand van de afgrond staan,
over uiterst waardevolle immateriële activa blijken te
beschikken.'' Het had goedkoper gekund Vragen over de handelwijze van
de politiek resteren er genoeg als de effecten van de twee goedgekeurde
technolease-transacties in beeld komen. De Rabobank boekte onmiskenbaar
een goed resultaat: een belastingvoordeel over tien jaar van, volgens
ambtelijke notities, 1,8 miljard gulden over tien jaar (1,1 miljard bij
Philips, 770 miljoen bij Fokker) waarvan de bank na aftrek van kosten
(680 miljoen Philips plus 411 miljoen Fokker) ruim 700 miljoen
overhoudt. De Rabo bestrijdt deze berekening (zie kader). Volgens hen
gaat het om een compensabel verlies van 1,8 miljard gulden voor beide
transacties over tien jaar waarvoor 1,1 miljard gulden werd betaald.
,,Rekening houdend met de rente die we normaal over een dergelijk
bedrag zouden krijgen, blijft een netto voordeel over van 150 miljoen
gulden'', rekent Rabo-woordvoerder Hans-Ludo van Mierlo voor. Dit komt
volgens hem overeen met een in de markt gebruikelijke rentemarge bij
dergelijke transacties. ,,Het is een heel mooie marge als je in
aanmerking neemt dat het veilig geld is'', oordeelt oud-minister De
Vries over de ambtelijke berekening. Voormalig PvdA-fractievoorzitter
Wöltgens zegt de omvang van de bedragen nooit te hebben gekend.
,,Maar als ze zo hoog zijn, moet je nu zeggen dat de verhoudingen
onevenwichtig zijn uitgepakt.'' De overheid had veel goedkoper af
kunnen zijn, zeggen deskundigen uit de wereld van het leasen. Zij
spreken er hun onbegrip over uit dat het kabinet geen extern advies
heeft gevraagd over de omvang van de fee voor Rabo. Dan had zij geleerd
dat een tussenpersoon bij leasetransacties als Rabo maximaal drie
procent van de overdrachtsom krijgt uitbetaald - Rabo kreeg er een
veelvoud van. In zijn nooit beantwoorde brief aan premier Lubbers in de
zomer van 1994 bepleitte De Vries overigens precies voor een dergelijk
extern advies. In een notitie (nr. 341) van voorjaar 1994 schreef de
afdeling Financiële Bedrijven van het ministerie van Financiën
aan de thesaurier-generaal van het departement dat als alternatief voor
de technolease Fokker ook een vorm van rechtstreekse steun kon worden
gegeven. Deze zou volgens de afdeling komen op zo'n 300 miljoen gulden
directe overheidskosten. Het sommetje laat zich, net als bij Philips
trouwens, achteraf gemakkelijk berekenen: voor minder dan de helft van
de kosten zou de staat hetzelfde hebben bereikt. Maar zo'n
miljoenenuitgave zou haaks hebben gestaan op het bezuinigingsimago van
'Lubbers/Kok'. Het risico van een Brusselse afwijzing van deze
rechtstreekse staatssteun was weliswaar aanwezig, maar dat blijkt inzake
technolease ook het geval. De Britse Leigh Hancher, hoogleraar Europees
recht aan de Erasmus-universiteit en co-auteur van het handboek over
staatssteun in het verenigd Europa (EC State Aide), bestudeerde op
verzoek van deze krant de gang van zaken rond Daf, Philips, Nedlloyd en
Fokker. ,,Cruciaal is'', zegt ze, ,,dat een uitzondering is gemaakt
voor Philips en Fokker. Dit betekent dat de Nederlandse overheid de
fiscale truc had moeten aanmelden bij de Europese Commissie. Nu dat
niet is gebeurd, heeft de overheid zich illegaal gedragen.'' De
consequenties kunnen groot zijn, legt ze uit. Ze wijst op een uitspraak
van het Europees Hof van vorig jaar over enkele gevallen van Franse
staatssteun. ,,Het Hof oordeelde dat de bedrijven de staatssteun
moesten terugbetalen. Daarnaast stelde het Hof dat concurrenten van de
gesteunde bedrijven die menen benadeeld te zijn hun schade kunnen
verhalen op de overheid. Dit kan voor de staat der Nederlanden een
héél dure affaire worden.'' Chronologisch overzict
Technolease affaire: 1992 zomer Rabo en Daf leggen een
technolease-constructie aan de belastingdienst Eindhoven voor. Het
verzoek wordt in bespreking genomen. december Philips zegt in grote
financiële problemen te zitten. Op het ministerie van
Financiën spreken ambtenaren, Philips-managers en een fiscaal
specialist van Rabo over een technolease-constructie. Verzoek wordt in
overweging genomen en op 29 december officieel afgewezen. 1993 januari
Na overleg met de belastingdienst Amsterdam wijst de dienst in Eindhoven
de toepassing van technolease bij Daf af. april Rabo dient opnieuw een
verzoek in voor een technolease bij Philips. mei De belastingdienst
Amsterdam wijst het verzoek opnieuw af. juli Op 8 juli schrijft
directeur-generaal der belastingen Van Lunteren dat het departement van
Financiën geen reden ziet van de beslissing van de belastingdienst
af te wijken. Op 14 juli besluit staatssecretaris Van Amelsvoort alsnog
de technolease bij Philips goed te keuren. oktober Minister Andriessen
maakt via de VPRO-radio bekend dat hij Philips via de
technolease-constructie uit de brand heeft geholpen. De Tweede Kamer
wordt vertrouwelijk ingelicht. 1994 voorjaar De belastingdienst krijgt
het voorstel van Nedlloyd en Rabo voor toepassing van een
technolease-constructie. Het wordt later dat jaar afgewezen. De
technolease-constructie speelde opnieuw, nu tussen Rabo en Fokker. mei
De belastingdienst krijgt het voorstel van Fokker en Rabo voor
toepassing van een technolease-constructie. juni De inspecteur der
belastingen wil de aanvraag van Fokker afkeuren maar vraagt dekking van
het ministerie van Financiën. De staatssececretaris steunt zijn
ambtenaren, zo blijkt uit een brief van 15 juni. De inspecteur wordt
op 16 juni schriftelijk medegedeeld dat de Fokker-Rabobank-constructie
in strijd is met de wet en jurisprudentie en dat hij Fokker en Rabo te
kennen dient te geven dat de voorgelegde constructie is afgewezen. Op
20 juni verstuurt Rabo een aantal leden van de vaste Kamercommissies
voor Financiën en Economische Zaken een vertrouwelijk pleidooi voor
de constructie. Op 23 juni komen de Kamercommissies in spoedvergadering
bijeen en eisen de Kamerleden unaniem goedkeuring van de constructie.
Fokker moet hoe dan ook worden gered, aldus de Kamer. juli Het kabinet
vergadert tweemaal over de technolease bij Fokker. Verzet komt van
minister van Sociale Zaken De Vries. Op 22 juli besluit de ministerraad
zonder stemming met de constructie in te stemmen. Op 29 juli schrijft
De Vries een 'amice-brief' aan Lubbers waarin hij stelt dat de Kamer
essentiële informatie is onthouden; de brief wordt niet beantwoord.
augustus Op 18 augustus heeft de laatste ministerraad van het
kabinet-Lubbers III plaats en wordt besloten de technolease-constructie
te verbieden. Premier Lubbers laat het definitieve besluit over aan het
nieuwe kabinet. Op 26 augustus maakt de kersverse staatssecretaris
Vermeend (Financiën) nieuwe, strenge criteria bekend voor de
technolease. 1996 oktober De Algemene Rekenkamer publiceert op 30
oktober het onderzoek 'Financiële relaties met grote
ondernemingen'. Conclusie: ,,De medio juli 1994 door de belastingdienst
geaccepteerde technolease voor Fokker, die het vermogen van Fokker met
412 miljoen gulden versterkte, zal de Staat een bedrag gaan kosten
wegens derving van door de Rabobank te betalen vennootschapsbelasting,
dat de vermogensversterking aan Fokker in zeer ruime mate
overschrijdt.''
DATUM: 01 Febuari 1997
PAGINA: eco 17
OPMERKINGEN: Tabel: Sale and leaseback-constructie Fokker
KOP: Technolease: de constructie
TEKST: Sale-and-lease-back-constructies zijn in de jaren tachtig
een populair middel geworden om de balans van een bedrijf te verbeteren.
Materiële activa (zoals gebouwen) worden aan een financiële
instelling verkocht en op hetzelfde moment in exclusieve huur van de
bank of verzekeringsmaatschappij teruggenomen.
Het verkopende bedrijf heeft als voordeel dat het kapitaalbeslag op het
gebouw wegvalt; de koper betaalt het bedrijf er een bedrag voor. Dit
resulteert in een verbetering van de balans: het bedrag waarvoor het
gebouw in de boeken staat valt weg aan de actiefzijde, en het bedrag
waarmee het is gefinancierd valt weg aan de passiefzijde. Met de
boekwinst op het gebouw kan het vermogen worden gespekt en/of de
schuldpositie worden verminderd. Het terugleasen van het gebouw zorgt
wel voor hogere lopende uitgaven van het bedrijf en drukt zo op de
lange termijn de winst. Technolease is een variant op de
sale-and-lease-back-constructie, waarbij kennis zoals octrooien
(immateriële activa) het object van de transactie zijn. De
koop/huurconstructie tussen Rabobank en Fokker werd in de zomer van 1994
als volgt opgetuigd. Fokker richtte een aparte besloten vennootschap
op: Brainspin Lease & Finance BV. In deze BV werd de kennis
ondergebracht van de Fokker 50, Fokker 70 en de Fokker 100. Een markt
voor know how bestaat niet, dus werd de waarde bepaald door een
adviesbureau. Booz-Allen & Hamilton waardeerde het pakket op
2.137.117.000 gulden. De BV kreeg een eigen vermogen van 413.600.000
gulden. Dat bedrag werd ingebracht in de vorm van overgedragen
technologische kennis. Verder verstrekte Fokker een lening van
1.720.460.000 gulden - ook in de vorm van kennis, want geld had het
bedrijf niet. Dat was immers het probleem. Over deze lening moest 6,9
procent rente per jaar worden betaald: 118 miljoen gulden. Fokker
verkocht de BV aan Rabo-merchant-bank NV, onderdeel van de Rabobank,
voor 411 miljoen gulden, de waarde van het eigen vermogen. Dat is een
gebruikelijke maatstaf voor de waardebepaling. Fokker inde dus 411
miljoen gulden door kennis die niet op de balans stond om te zetten in
guldens. Op het eerste gezicht loopt de Rabo een financieel risico van
411 miljoen gulden, maar dit risico is teruggebracht naar nul gulden.
Het contract tussen Rabo en Fokker bevat namelijk een afspraak dat de
Rabo de aandelen weer aan Fokker kan verkopen tegen een vooraf
overeengekomen prijs. Deze zogeheten put-optie kost de Rabo 50 miljoen
gulden. ,,Wij hebben het financiële risico bijna volledig
afgedekt'', zegt Hans-Ludo van Mierlo, woordvoerder van de bank. Het
enige risico dat Rabo loopt, zegt hij, is een verlaging van de
winstbelasting van 35 procent, want op basis van dit percentage zijn de
berekeningen gemaakt. Na deze transactie blijven nog twee geldstromen
over. De hoogte van deze bedragen is zo vastgesteld dat ze bijna tegen
elkaar wegvallen. Enerzijds moet Fokker aan de Rabo een vergoeding,
lease-penningen, betalen voor het gebruik van de technologische kennis
(115 miljoen gulden exclusief BTW). Anderzijds moet de Rabo aan Fokker
rente betalen over de lening van 1,7 miljard gulden (118 miljoen
gulden). De Rabo-BV heeft op haar balans 2,1 miljard gulden aan
vliegtuig-technologie staan en schrijft dit bedrag binnen tien jaar af.
De eerste zes jaar gaat het jaarlijks om een kwart van de boekwaarde, de
laatste vier jaar wordt het resterende bedrag in vier gelijke bedragen
verdeeld. Na zes jaar is al 1,7 miljard gulden - ruim tachtig procent -
afgeschreven. Know how mag binnen vijf jaar volledig worden
afgeschreven. Dat de Rabo genoegen neemt met een termijn van tien jaar
is onderdeel geweest van het 'geven en nemen' tijdens de
onderhandelingen met de Belastingdienst.
|
NRC Webpagina's
februari 1997
|