|
KANTOREN
|
Het flexibele kantoor brengt een nieuw type personeel voort. De
veelprater scoort hoog in de pikorde op de zaak.
Onnavolgbaar maar nooit alleenMaarten HuygenDE VROEGERE KANTOORFUNCTIONARIS was een vertrouwde specialist, die onder het genot van een pijpje in zijn eigen kamer nadacht, telefoneerde, stukken afdeed, af en toe vergaderde of bezoek ontving. Om elf uur een appel, om half één drie voorgesmeerde boterhammen. De tegenwoordige flex-klerk is als de middelbare scholier die in de volle zitkamer voor de televisie met een videospelletje bij de hand zijn huiswerk maakt. Hij/ zij moet alles tegelijk kunnen - en snel graag. Want er moet worden ingespeeld op de wensen van de klant en die veranderen elke dag. Een ambtelijk rapport, een beleidsadvies, een schijfje software, een koopsompolis: het produkt moet elke dag beter, meer en sneller. Er is geen tijd voor een spelletje patience, een privé-telefoongesprekje of een dutje op het bureau, want anderen kunnen hem voortdurend bespieden in de kantoortuin. Een rokertje kan op protesterend gekuch stuiten. Wil hij zich afzonderen, dan moet de flex-klerk naar een stiltekamer. Heeft hij iets met een ander te bespreken, dan gebeurt dat in een vergaderzaaltje en de achtergebleven zeven denken dan: goh, wat gaat daar gebeuren? De ouderwetse indeling in kamers en hokken is nog wel te zien bij universiteiten en ambtelijke instellingen, maar zelfs daar dwarrelt het stof van gesloopte gips wandjes. Sociale vaardigheid en flexibiliteit zijn dan ook primaire vereisten bij personeelsadvertenties. De noeste vak man moet plaatsmaken voor de sociaal gevoelige generalist. Door de werkbesparing van de automatisering kan de werk gever kiezen uit een ruime arbeidsreserve. De flex-klerk moet volgens advertenties in het blad Intermediair ,,flexibel om gaan met de wijziging van uit te voeren taken'' en in het bezit zijn van ,,flexibiliteit en het vermogen prioriteiten te stellen bij een groot en gevarieerd werkaanbod''. Een ,,pro-actieve houding'', ,,uitstekende sociale en communicatieve vaardighe den'', ,,goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid'', ,,uitstekend gevoel voor interne verhoudingen'', ,,de vaardigheid op diplomatieke wijze en op basis van de juiste argumenten mensen voor zich winnen'' ,,stimulerend en actief'', ,,zelfstandig en in teamverband kunnen werken'', ,,motiverende en initië rende instelling'': het moet allemaal aan de dag worden gelegd, evenals permanen te ,,voeling met wat er speelt''. Bij dergelijke functie-eisen is de populariteit van alfa- en gammastudies niet verbazing wekkend. De nieuwe eisen tot flexibiliteit passen bij de verhevigde strijd om de aandacht van de klant. Die is niet meer vanzelfsprekend. Dat was vroeger anders. In de op bouwtijd vlak na de Tweede Wereldoorlog werd alles verslonden door de markt. Radio's en televisies waren niet aan te slepen. Bijna niemand had nog een auto dus alles wat reed, werd gekocht. Sociale voorzieningen werden als manna over de dankbare bevolking uitgestrooid. De taakverdeling was helder. Elke innovatie, zoals de cassetterecorder van Philips, schiep automatisch haar eigen vraag. In kantoren werden de orders bij gehouden en nieuwe markten geopend. Inmiddels is de klant verwend geraakt. Hij laat de DAT-recorder liggen en spaart liever voor een safari in Kenia. Of hij wil zich lekker holistisch laten masseren. Nieuwe vindingen tuimelen over elkaar maar de klant blijft koket aan de kant. Om hem te lokken, moeten teamleden gezamenlijk op zijn Japans aan hun produkt blijven keizen. Was de oude organisatie een staand le ger met landendivisies en gespecialiseerde troepen, het moderne bedrijf of departement moet werken met kleine lichtb wapende eenheden, die meteen kunnen uitrukken om hun slag te slaan. Rang na rang wordt weggesneden. En met de reorganisaties verschuiven de wanden, stoelen en bureaus. Vandaar de voorkeur voor jonge sprinters (met vijf jaar werkervaring) boven de oude loyale houwdegens. Want morgen kan alles weer anders zijn. Als een organisatie just in time de klant wil bedienen, moeten de mensen altijd bereid zijn zich te laten storen. Er zijn steeds meer middelen om het werk te onderbreken. Op de postbak volgde de telefoon, de fax, de pieper, de mobiele telefoon en de E-mail. Er is altijd iets belangrijkers dan de huidige bezigheid van de werknemer. Als sluitstuk van de permanente werk onderbreking voor nog hogere produktiviteit dient de val van de binnenmuren. Eerst ontstond de kantoortuin, later wer den daar kleine kamertjes en vergader ruimten aan toegevoegd. Het flexibele kantoor paart de voordelen van de kantoortuin aan die van het kamertjesbol werk. Met dit argument worden de laatste stijfkoppen uit hun privébolwerk verdreven. De werknemers hebben geen eigen bureau meer, maar trekken als nomaden door het gebouw. Hun hele hebben en houden dragen ze in een koffertje en al naar gelang de activiteit wisselen ze van voertuig, stiltehok, vergadertafel of werk lokaal. Thuis op de notebook mag ook. ,,Er is geen controle op de aanwezigheid maar op de output'', zegt ing. P.J. Roomer van het Amersfoortse organisatie-advies bureau Twijnstra en Gudde, dat als een flexibel kantoor is ingericht. ,,Er komt meer teamgeest, mensen ontmoeten el kaar en zitten aan een tafel'', zegt P.R. Schoonhoven, huisvestingsadviseur van Osborn, een Berenschot-dochter. Het nadeel van het zwerven is dat de kantoornomade ondanks alle technische voorzieningen weer vaak kan zoekraken. Toch wordt iemand die lang wegblijft wel gemist in de kantoorzaal. ,,Het voordeel van de kantoortuin is dat de zichtbaar heid toeneemt. Mensen zijn zich daarvan bewust en de produktiviteit neemt toe'', zegt de Leidse organisatiepsycholoog H. Steensma. Kantoornomaden kennen nauwelijks hiërarchie. De chef is meer coach dan baas. Wie de markt heeft veroverd, kan zonder gevaar een grote mond opzetten, want iedereen weet dat de rollen in een wip kunnen worden omgedraaid. Of hij kan in zijn oneindige flexibiliteit vertrek ken naar de concurrent. Steensma: ,,Er zijn niet alleen formele leidinggevenden, maar ook informele. Het zijn de mensen met een bepaald charisma waar iedereen naartoe gaat met een probleem. Zij moeten hun territorium afbakenen. Ze zorgen voor een eigen hoekje, of gaan zonodig pikordegevechten aan. Treiteren en pesten kan toenemen.'' Vooral veelpraters hebben baat bij de flexibele werkomgeving. Zij voelen zich er het meeste thuis. ,,Niet de kwaliteit van wat iemand zegt is bepalend, maar de kwantiteit'', zegt hij. ,,Veelpraters stijgen snel in status. Een onderzoek heeft eens de spreektijd gemeten van mensen met een hoge en die met een lage status. De hogeren bleken veel te praten. De domi nante leden van een groep hebben baat bij een praatcultuur. Kantoren waar veel overlegd wordt, zijn voor hen ideaal. Het is belangrijk veel gezien en gehoord te worden.'' Met zoveel mensen die elkaar ontmoeten en passeren, is het kantoorjargon op consensus gericht, op het vermijden van rechtstreekse conflicten. Kwesties wor den "in de week gelegd', "ingemasseerd', "ingestoken' en "uitonderhandeld'. Omdat het moderne kantoor meer ruimte aan collectiviteit wil bieden, blijft er minder ruimte over voor eenlingen. De zwijgende, zonderlinge uitvinder zou we gens gebrek aan communicatieve vaar digheden zelden worden aangenomen. Collectief werk is goed voor routine klussen. Creativiteit komt juist beter in eenzaamheid tot ontplooiing volgens sociaal-psycholoog Wit. Toch worden nieuwe produkten tegenwoordig ontwikkeld in een team, liefst met de klanten er bij. Met een eenzame Willy Wortel zou de kantoortuin korte metten maken bij gebrek aan sociale antennes. Na een duchtig functioneringsgesprek zou hij als WAO'er zijn uitvindershobby kunnen botvieren, gevreesd bij het bureau voor patenten. De inflexibele werknemer is het kind van de rekening in het moderne kantoor. Hij gaat gebukt onder spanningen. Gees telijke klachten zijn beroepsziekte nummer één voor kantoorfunctionarissen. Bijna 260.000 van de 860.000 WAO'ers heeft psychische stoornissen en onder hen zijn veel mensen uit administratieve beroepen. Bouwvakkers gaan door hun rug, werknomaden verliezen hun verstand. Arbeidstijdverkorting zou de taak kunnen verlichten. Maar dan moeten mensen elkaars diensten overnemen en dat vergt meer communicatie en flexibili teit en zo begint de cyclus opnieuw. De weinige sociale slimmerds zijn de uitverkorenen. Met medewerking van Aranka Klomp.
|
NRC Webpagina's
24 april 1997
|
Bovenkant pagina |