Meer deemoed was passend geweest in debat over
Enschede
Politici en burgers lijken
elkaar in de kwestie van politieke verantwoordelijkheid vaak slecht te
verstaan. Dat komt onder meer omdat politieke verantwoordelijkheid eng
en breed kan worden opgevat. De betrokken ministers hebben voor de
beperkte opvatting gekozen, constateert Wim Derksen.
Ook het laatste politieke debat over de vuurwerkramp stond in het teken
van de politieke verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend ging het debat
in de Kamer deze week over veel meer. Maar het is terecht dat het
aanblijven van de ministers in de media de meeste aandacht kreeg.
Politieke verantwoordelijkheid behoort een centraal thema te zijn als
de overheid medeverantwoordelijk is voor een afschuwelijke ramp.
Overigens lijken politici en burgers elkaar bij politieke
verantwoordelijkheid vaak slecht te verstaan. Dat komt mede omdat
politieke verantwoordelijkheid eng en breed kan worden opgevat.
Formeel gezien houdt de politieke verantwoordelijkheid van ministers (en
van burgemeesters en wethouders) 'slechts' in dat zij verantwoording
moeten afleggen aan de volksvertegenwoordiging over hetgeen onder hun
verantwoordelijkheid is geschied. Ministers moeten de Kamer adequaat
informeren, en motiveren waarom gehandeld is zoals er is gehandeld. Over
opstappen handelt de regel van de ministeriële verantwoordelijkheid
niet. In dat kader is de vertrouwensregel van belang: de minister
behoort het vertrouwen van de Kamer te genieten. En de Kamer kan dat
vertrouwen op elk moment opzeggen, bijvoorbeeld als de minister de
Kamer niet adequaat informeert of wanneer de Kamer meent dat de
minister niet de juiste persoon is om een gewenste reorganisatie binnen
zijn departement door te voeren. Daarnaast is er een veel ruimere
definitie van politieke verantwoordelijkheid. Het is met name de
opvatting die veel journalisten en ook veel burgers huldigen.
In deze opvatting zijn politieke verantwoordelijkheid en politieke
consequenties nauw met elkaar verbonden. Wie verantwoordelijk is voor
fouten, moet daarvan de consequenties dragen. Het is analoog aan het
begrip 'verantwoordelijkheid' zoals dat in de samenleving gangbaar is.
Een verantwoordelijk arts komt niet weg met een motivatie voor zijn
eigen handelen, als dat handelen de dood van de patiënt tot gevolg
heeft gehad. Het is de reden waarom veel burgers momenteel constateren
'dat er weer niets is gebeurd'. Vanuit hun optiek hebben ze daarin niet
geheel ongelijk.
Er valt ook veel te zeggen voor deze bredere definitie van
verantwoordelijkheid.
Er zijn drie redenen waarom het goed zou zijn wanneer politiek
verantwoordelijken na grove fouten binnen de overheid (en daarvan was in
Enschede op verscheidene plaatsen sprake) hun politieke consequenties
trekken.
Ten eerste is de legitimiteit van de overheid als geheel in het
geding. De overheid kan gezag terugwinnen door overtuigend aan te geven
dat de fouten worden erkend en betreurd. Zoiets kan men doen door af te
treden.
Ten tweede is aftreden een onmiskenbaar signaal in de richting van
de eigen ambtenaren. Het geeft een zekere helderheid in een organisatie
als 'ondergeschikten' weten dat de baas op hun handelen wordt
afgerekend. Zo verliest de politieke top geleidelijk zijn interne gezag
door geen politieke consequenties te verbinden aan fouten van
ambtenaren.
Ten derde biedt de komst van een nieuwe minister kansen om het
probleem eens op een andere manier te bezien. Zo is na afgelopen week
wel duidelijk geworden dat alle ministers hun uiterste best zullen doen
om een nieuwe ramp te voorkomen, maar zijn tegelijkertijd weinig nieuwe
oplossingen gehoord. De ministers blijven steken in betere regels,
beter toezicht, betere handhaving en vooral: meer optreden. Je vraagt
je af waarom die ramp moest plaatsvinden als de oplossing zo simpel
lijkt.
Tegen deze achtergrond verdient met name wethouder Buursink van Enschede
een woord van lof. Hij maakte zijn eigen afweging en besloot dat
politieke verantwoordelijkheid door burgers alleen kan worden begrepen
indien politieke consequenties worden getrokken. Daarmee doe ik geen
uitspraak over de vraag of anderen deze integere wethouder hadden
moeten volgen. Ik constateer slechts dat de anderen meenden dat
politieke verantwoordelijkheid hier vooral in enge zin moest worden
opgevat. Zij hebben hun lot in de handen gelegd van de
volksvertegenwoordiging en geen consequenties verbonden aan het feit dat
de overheid het vertrouwen van de burgers had beschaamd. (Ter zijde, in
andere gevallen weten de ministers de burgers wel heel goed
rechtstreeks, zij het via de media, te vinden.)En zo kon een
vuurwerkramp als een nachtkaars uitgaan. Voor de rest zat de
verdediging namelijk goed in elkaar.
Ten eerste werd de retoriek van 'niet aftreden, maar optreden'
gebezigd. Natuurlijk is het van groot belang om nu te leren van de
gemaakte fouten en binnen de overheid nieuwe wegen in te slaan. Maar
het is te simpel om te veronderstellen dat aftreden en (de
mogelijkheden tot) optreden geheel los van elkaar staan.
Ten tweede werd ruim misbruik gemaakt van de door Oosting genoemde
'keten van verantwoordelijkheden'. Al spoedig heette het dat we allemaal
'een beetje' verantwoordelijk zijn geweest. Oosting bedoelde iets heel
anders: meerdere personen droegen de volle verantwoordelijkheid voor de
ramp en de ramp had door meerdere personen kunnen worden voorkomen.
Ten derde was 'Den Haag' zo slim om het publieke debat zoveel
mogelijk naar Enschede te verschuiven. Den Haag had ook het geluk dat
eerst in Enschede conclusies moesten worden getrokken. Toen de
politieke schade daar beperkt bleef, kon het politieke debat in Den
Haag met meer vertrouwen tegemoet worden gezien. Daar komt bij dat een
minister die noodgedwongen ver afstaat van bepaalde
departementsonderdelen zich gemakkelijker kan verdedigen dan een
burgemeester die van het bestaan van een vuurwerkfabriek op de hoogte
had moeten zijn.
Ten slotte was het kabinet zo slim met acht bewindslieden het debat
in te gaan. In die setting valt gemakkelijk aan te geven dat iedereen
een beetje verantwoordelijk is en kan simpel worden voorkomen dat
één van de ministers grote politieke schade oploopt. En
wie bovendien kan vertrouwen op twee vakkundige uitsmijters als Pronk
en De Vries, weet dat zijn politieke leven veilig is.Toch was, op zijn
minst, iets meer deemoed passend geweest.
Wim Derksen is hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam.