Overheid negeerde opslag vuurwerk
Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 20 FEBR. De
rijksoverheid heeft in de jaren na de ontploffing in de vuurwerkfabriek
van Culemborg op geen enkele manier extra aandacht besteed aan de opslag
van dit explosief materiaal. Bij het ongeluk in februari 1991 kwamen
twee mensen om en werd grote schade aangericht in de wijde omgeving.
De nalatigheid blijkt uit een rapport dat minister De Vries
(Binnenlandse Zaken) mede namens de ministers van VROM, Verkeer en
Waterstaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid gisteren naar de Tweede
Kamer heeft gestuurd. Het kabinet zal later een officieel standpunt
bepalen over de conclusies van het onderzoek. De kritiek op het handelen
van de rijksoverheid komt een week voordat de commissie-Oosting haar
conclusies bekend maakt over de vuurwerkramp in Enschede, mei vorig
jaar. Hierbij kwamen 21 mensen om. Oosting en zijn commissie kregen de
opdracht de toedracht te onderzoeken en daarbij ook de rol van de
overheden te betrekken.
Het ongeluk in Culemborg leverde diverse (wetenschappelijke) studies op,
onder meer door het Prins Mauritslaboratorium van TNO, gevolgd door een
lange lijst van aanbevelingen. Die hadden onder meer betrekking op de in
acht te nemen onderlinge afstanden, de wijze van opslaan van vuurwerk,
de indeling in gevarenklassen, de manier van werken en de te gebruiken
kleding. Op de diverse departementen werd daar niet of nauwelijks
aandacht aan besteed. Een van de conclusies over de gang van zaken na de
ontploffing in Culemborg luidt: "de aanbevelingen uit de vervaardigde
onderzoeksrapporten zijn vervolgens binnen de rijksoverheid onvoldoende
gecommuniceerd en hebben niet geleid tot substantiële wijziging van
het beleid". De 'deskundige' commissie Preventie van Rampen door
gevaarlijke stoffen (CPR) wijdde er nog wel enkele vergaderingen aan,
maar, zoals in het rapport wordt vastgesteld, "niemand van de CPR-leden
heeft vanuit zijn eigen betrokkenheid met vuurwerk, explosieven of iets
dergelijks begin negentiger jaren enige activiteit ontplooid om het
onderwerp meer aandacht te geven". En bij de diverse inspecties zag men
geen aanleiding voor "een structurele intensivering van het toezicht".
De studie naar het effect van de aanbevelingen over 'Culemborg' is
uitgevoerd door vier inspecties: Brandweerzorg en Rampenbestrijding van
Binnenlandse Zaken, Milieuhygiene van VROM, Arbeidsinspectie van Sociale
Zaken en de Rijksverkeersinspectie van Verkeer en Waterstaat. "Ingevolge
de procedure van hoor en wederhoor is het concept-rapport voorgelegd aan
de betrokken departementen", aldus minister De Vries.