Enschede laconiek met opslag vuurwerk
Het controleren van vuurwerk had
een erg lage prioriteit bij de gemeente Enschede, zo bleek gisteren
tijdens de verhoren over de vuurwerkramp. Ambtenaar: "Zeecontainers
mochten."
Door onze redacteur BAS BLOKKER
DEN HAAG, 5 DEC. "Nagenoeg elke vergunning die je uit de kast trok,
klopte niet met de werkelijkheid." G. Meijerink, hoofd van de afdeling
Milieu van de gemeente Enschede, probeerde de rechter-commissaris in
Den Haag gisteren uit te leggen waarom hij en zijn ondergeschikten
jarenlang door de vingers zagen dat vuurwerkhandelaar Smallenbroek de
milieuvergunning overtrad. Er was gewoon geen beginnen aan. Net als zijn
ondergeschikte N. ten Bosch vorige week, werd Meijerink gisteren in Den
Haag onder ede verhoord. Dit ter voorbereiding op een civiele zaak die
slachtoffers van de vuurwerkramp willen aanspannen. De advocaten
proberen via deze verhoren vast te stellen of de aansprakelijkheid bij
de gemeente ligt of bij de overheid.
Waarom, wilde de rechter-commissaris weten, liet Meijerink de politie
nooit proces-verbaal opmaken tegen Smallenbroek, eigenaar van het
latere S.E. Fireworks? "Omdat we dat dan bij 70 of 90 procent van de
bedrijven wel hadden kunnen doen", luidde het antwoord. Meijerink was
er zeker van dat de rechter-commissaris in heel Nederland hetzelfde
beeld zou hebben gezien. "Ons beleid was dat we bedrijven eerst kans
wilden geven de situatie te legaliseren." In dat opzicht was
Smallenbroek altijd bereidwillig geweest.Wat betekende die brief dan,
uit 1991, waarin de gemeente Smallenbroek stellig voorhield dat er in
geval van overtreding van de Hinderwet proces-verbaal tegen hem zal
worden opgemaakt? Een standaardbrief die naar alle bedrijven ging, zei
Meijerink. Van die passage moest een "preventieve werking uitgaan". En
de notitie dan, in de vergunning van 1997, dat de gemeente maatregelen
zal nemen als het bedrijf de voorwaarden zou overtreden? Och, dat zijn
de gebruikelijke passages, zei Meijerink.
Vuurwerk had in de jaren tachtig en negentig geen hoge prioriteit in
Enschede, aldus Meijerink. Hij bekende de rechter-commissaris dat hij
in de jaren tachtig vier keer van Smallenbroek een doos met vuurwerk
had aangenomen, "om uit te delen onder de collega's". In die tijd ging
de aandacht vooral uit naar bedrijven die bodemverontreiniging
veroorzaakten. Voorbeeld: op elke aanvraag voor een milieuvergunning
stond een stippellijntje waar de aanvrager moest invullen wat de
afstand van zijn bedrijf tot de naaste bebouwing was. Bij een
vuurwerkbedrijf deed de Milieudienst daar niets mee, had Ten Bosch twee
weken geleden al verklaard. Meijerink voegde daar gisteren aan toe dat
het regeltje wel betekenis had bij agrarische bedrijven (voor de
zogenoemde stankcirkel) en bij LPG-installaties.
Zo gedoogde de Enschedese milieudienst ruim drie jaar dat Smallenbroek,
met zijn vergunning voor voornamelijk klein vuurwerk, vrijwel alleen
groot, gevaarlijker vuurwerk opsloeg, en dat in steeds grotere
hoeveelheden. Tot verbazing van het bureau adviseur milieuvergunningen
(BAM) van het ministerie van Defensie. Daarvan werd de adviseur H.
Bouma gistermiddag gehoord. Bouma, die van 1987 tot en met 1997 bij BAM
werkte, bezocht het bedrijf van Smallenbroek in 1993 en 1994 en hij
vond het er, in tegenstelling tot Meijerink, een rotzooi. Deuren die
niet goed sloten en, wat erger was, de gevarenklasse van het vuurwerk
deugde niet. De etiketten op de dozen kwamen niet altijd overeen met de
inhoud.
Bouma's beeld van het bedrijf was ernstig genoeg om de gemeente er op
aan te spreken. Voorzover ik het me goed herinner, zei Bouma gisteren,
want al zijn correspondentie en aantekeningen van voor 1994 zijn
verdwenen uit het Defensie-archief. Hij wist nog wel dat hij het gek
vond dat de nieuwe vergunning zo lang op zich liet wachten. Bouma had
in 1993 aan de gemeente geschreven dat Smallenbroeks bedrijf op geen
stukken na voldeed aan de toenmalige vergunning. Daarna duurde het tot
1996 voor er een nieuwe ontwerp-vergunning lag. Al die tijd kon Bouma
geen toezicht meer houden op het bedrijf. "Af en toe had ik hierover
contact met Ten Bosch en die zei dan dat ze ermee bezig waren", zei
hij. Gisteren bleek waarom de gemeente meer dan drie jaar nodig had om
een nieuwe vergunning te maken. Eigenaar Smallenbroek was in die tijd
langdurig ziek. Bovendien wilde de gemeente S.E. Fireworks verplaatsen,
om het bedrijventerrein geschikt te maken voor woningbouw. De gemeente
had problemen om het geld te vinden voor de uitkoop van bestaande
bedrijven en voor de ontwikkeling van de nieuwe wijk Groot-Roombeek.
Meijerink had de projectleider van Groot-Roombeek gezegd dat er een
uitbreiding bij Smallenbroek zat aan te komen - waarmee de uitkoopsom
nog zou stijgen - maar dat die uitbreiding niet kon worden
tegengehouden.
De rechter-commissaris spitste zijn verhoor toe op de vraag in hoeverre
de onderhandelingen over de uitkoopsom het laconieke gedoogbeleid van
de gemeente hadden bepaald, én de uiteindelijke beslissing om
het vuurwerk dan maar te laten opslaan in zeecontainers. Hij hield de
getuigen een brief voor van 12 augustus 1994, van de Enschedese
Milieudienst aan BAM, met de passage dat het , ,gezien de verwachte
ontwikkelingen ten aanzien van woningbouw op de bedrijfsterreinen aan
de Tollensstraat en het naastgelegen industrieterrein niet zinvol is
Smallenbroek investeringen te laten doen".
Die passage had Meijerink geschreven, zei hij gisteren. De hoogte van de
uitkoopsom was volgens hem "niet direct de reden dat ik die passage in
de brief heb gezet, maar het was wel mede de reden."
De veiligheid kwam daarbij niet in het geding", zei hij. De
zeecontainers en de MAVO-boxen die de uitbreiding tijdelijk moesten
opvangen, "die móchten immers van BAM".