Vuurwerkvergunningen behoren niet bij
gemeentes
De regelgeving op het gebied van
milieu en veiligheid moge streng zijn, de controle op die regels schiet
tekort, meent Fanta Voogd. Er is sprake van een zekere
systematiek die in Nederland vaker heeft geleid tot milieuschandalen en
(bijna-)rampen.
De tragedie in Enschede roept de rechtszaak in herinnering tegen de
grootste vuurwerkimporteur van Nederland, Broekhoff BV in Dronten.
Directeur Wilhelmus Broekhoff en zijn echtgenote stonden op 7 juli 1997
in Zwolle terecht als hoofdverdachten in wat tot dan toe onbetwist de
grootste vuurwerkstrafzaak was die ooit in Nederland werd behandeld. De
zaak bracht nog eens aan het licht hoe wankel de handhaving van
milieuwetten op haar benen staat.
"Al met al is het echtpaar niet het prototype van de klassieke
georganiseerde misdaad", merkte een van de drie officieren van justitie,
mr. D. Greive, op in zijn requisitoir. Vanaf de perstribune was
gedurende het verloop van de zitting telkens te zien dat een van beide
echtelieden naar de zakdoek greep of met de schouders schokte. Een wat
ouder echtpaar, een beetje sneu, en inderdaad niet wat iemand zich
voorstelt bij georganiseerde misdaad. Toch zou de rechtbank twee weken
later het tweetal schuldig bevinden aan deelneming aan een criminele
organisatie, valsheid in geschrifte en belastingontduiking. Het
rechtscollege achtte bewezen dat systematisch valsheid in geschrifte was
gepleegd om te verhullen dat het bedrijf voor miljoenen guldens aan
groot vuurwerk, oftewel evenementenvuurwerk, op de markt bracht. Zo werd
groot vuurwerk zogenaamd naar Polen uitgevoerd - compleet met valse
douanestempels en de namen van fictieve afnemers - terwijl het
gevaarlijke knalgoed in werkelijkheid bij een vuurwerkhandelaar in
Ermelo belandde. Wilhelmus Broekhoff werd veroordeeld tot een boete van
vijf ton en kreeg, in verband met zijn slechte gezondheid, een
voorwaardelijke gevangenisstraf van een half jaar opgelegd.
Op één punt ontsprongen Broekhoff en de zijnen echter de
dans. De vuurwerkimporteur zou zich ook schuldig hebben gemaakt aan de
opslag van vuurwerk in een bedrijfsruimte aan de Pioniersweg, terwijl de
gemeente Dronten daarvoor geen vergunning had verleend. De rechtbank
honoreerde het verweer van Broekhoff dat de opslag aan de Pioniersweg al
sinds 1988 door de gemeente mondeling werd gedoogd. Bedrijven die met
milieuregelgeving hebben te maken, worden van twee kanten - het bestuur
en justitie - op de vingers gekeken. Dat leidt veelvuldig tot
verwarring. Bij milieu-strafzaken is het vaste prik dat een verdachte
ondernemer zich verschuilt achter toezeggingen van een bestuurlijk
ambtenaar.
Er is een aantal redenen waarom de bestuurlijke handhaving van de
milieuwetgeving niet erg doeltreffend is. Vooral de kleine gemeentes
beschikken vaak niet over de expertise die nodig is om tegenwicht te
kunnen bieden aan het optreden van de specialisten in het bedrijfsleven.
Anders dan justitie heeft het lokale bestuur niet alleen baat bij
naleving van de regels, maar ook bij bedrijvigheid en werkgelegenheid
binnen de gemeentegrenzen. Een gemeente denkt zogezegd mee. Het komt
bijvoorbeeld vaak voor dat een gemeente toestaat dat een bedrijf niet
aan de vergunningsvoorschriften voldoet, omdat een verhuizing op stapel
staat. Gevaren voor milieu en veiligheid worden dan tijdelijk voor lief
genomen. De plaatselijke politiek op haar beurt beschikt weer over
onvoldoende kennis, tijd of moed om het werk van de milieu-ambtenaren te
corrigeren.
De zaak-Broekhoff illustreert niet alleen dat de bestuurlijke handhaving
vaak op z'n boerenfluitjes gaat, hij hoort ook thuis in een eindeloze
lijst milieuzaken, waarin het strafrecht een einde maakte aan een te
lankmoedig optreden van de bestuurlijke overheid. Als voorlopig
dieptepunt geldt de TCR-affaire, waarbij een afvalverwerker met een
miljoenensubsidie zijn vuiligheid in de Rotterdamse haven loosde. De
politiek is zich bewust van dit mechanisme. Maar waar men zich niet van
bewust lijkt, is dat zich in Nederland met verontrustende regelmaat
milieurampen of bijna-rampen voordoen, die voor een deel het gevolg zijn
van falende controle.
Een korte, niet volledige, opsomming: Op 8 juli 1992 kostte een enorme
brand bij het chemische bedrijf Cindu het leven aan drie
brandweerlieden. Op 25 juni 1993 werd in Scheveningen de omgeving van de
visgroothandel Eurovisvries ontruimd. Er dreigde explosie- en vooral
vergiftigingsgevaar als gevolg van een slecht onderhouden
diepvriesinstallatie waaruit honderden kilo's ammoniak ontsnapten. Op 27
februari 1996 brak brand uit bij het opslagbedrijf CMI in de
Rotterdamse haven. Hoewel het gevaar uiteindelijk meeviel, werd het
leven van 115.000 omwonenden in het rampgebied volledig ontregeld en
werden zeventien mensen met ademhalingsproblemen en geïrriteerde
ogen naar het ziekenhuis afgevoerd. De milieudienst Rijnmond had
voorafgaand aan de brand herhaaldelijk gedreigd met de oplegging van een
dwangsom wegens het niet naleven van de brandvoorschriften, echter
zonder de daad bij het woord te voegen. Nog geen maand later (24 maart
1996) was de Amsterdamse haven aan de beurt met een brand bij
afvalmakelaar Branex. Het bedrijf had illegaal geïmporteerd Duits
afval illegaal opgeslagen. Op 2 april 1997 had bij Holland Fumigation
BV in Spijkenisse een explosie plaats en zagen omwonenden een
paddestoelvormige wolk fosfine uit het bedrijf opstijgen. Vorig jaar
oordeelde de politierechter dat het bedrijf in strijd met
vergunningsvoorschriften heeft gehandeld. Een dag voor de ramp in
Enschede woedde een brand bij afvalbedrijf ATF in Drachten, waarbij
480.000 kilo chemisch afval in rook opging.
Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp in Enschede zal onvermijdelijk
leiden tot de conclusie dat de gemeente Enschede te lankmoedig of te
laks is geweest tegenover S.E. Fireworks. Maar waar het om gaat is dat
de gemeentelijke milieudiensten zich in de loop der jaren tegenover de
bedrijven steeds meer zijn gaan opstellen als adviseur in plaats van als
autoriteit. Dat is niet alleen slecht voor het milieu, daar komen ook
ongelukken van. Een deel van de gemeentelijke bevoegdheden moet worden
overgeheveld naar hogere bestuurslagen zoals de provincies, de vijf
Regionale Inspecties Milieuhygiëne, of het ministerie van VROM.
Daar beschikt men over de benodigde specialisten. En aldus wordt meer
afstand geschapen tot de bedrijven die in het gareel gehouden moeten
worden. Maar ook voor die hogere bestuurslagen geldt dat zij er niet
voor moeten terugdeinzen om - in nauw overleg met het OM - de knoet te
hanteren. Desnoods tot een faillissement aan toe.
Fanta Voogd is verslaggever bij het blad HandHaving van het
ministerie van VROM.