|
GOUDEN EEUW ERFWET SUCCESSIEWET TESTAMENT FISCUS FAMILIESTICHTING ONDERNEMER PORTRETTEN NIEUWE WETTEN IN HET NIEUWS IMMIGRANTEN ERFTERMEN CIJFERS INFORMATIE |
Ook een ondernemer gaat dood
Niemand denkt graag na over zijn eigen dood. Zelfstandige onder- nemers moeten dat toch doen. Anders overleeft ook de zaak het niet.
HET OVERDRAGEN van een familiebedrijf is een hachelijke onderneming. Een directeur geeft niet zomaar zijn levenswerk uit handen. Daar moeten zowel de eigenaar als de opvolger de tijd voor nemen. Die tijd is er niet altijd. Als de ondernemer vroegtijdig komt te overlijden, moet de erfgenaam plotseling de zorg voor het familiebedrijf op zich nemen. Dat is niet altijd even makkelijk. Vooral niet als ondernemer en erfgenaam nooit om de tafel zijn gaan zitten om de problemen die zich bij een eventueel overlijden voordoen, te bespreken. Hierover kan Michel Redemaker van Kennis en Kunde Groeimanagers meepraten. Hij had een cliënt die noodgedwongen op zijn negentiende een aannemersbedrijf in handen kreeg. "Die jongen was er helemaal nog niet klaar voor. Maar op zo'n moment moet je kiezen: of je gaat ervoor, of je gaat een faillissement aan. Hij is ervoor gegaan, en met succes. Maar het is geen makkelijke weg geweest. Hij wist weinig van het vak en daar blijft hij tegenaan lopen. Nu wil hij het bedrijf graag uitbreiden. Maar daar heeft hij de kennis niet voor. Dat is logisch, hij was negentien. De bedrijfsopvolger heeft eigenlijk een aanlooptijd nodig om zijn nieuwe functie goed te kunnen uitoefenen.'' De hierboven geschetste situatie is geen uitzondering. Uit onderzoek van accountantskantoor KPMG blijkt dat bij een op de tien opvolgingen geen sprake is geweest van een opleidings- of voorbereidingstraject. Ziekte of overlijden van de directeur zijn daar meestal de oorzaak van. Het is dus belangrijk dat een ondernemer goed over zijn opvolging nadenkt. De eerste stap daarbij is van psychologische aard. Hij moet zich afvragen aan wie hij zijn bedrijf wil overdragen. Als de opvolging mislukt, is dat vaak doordat familieleden onderling onenigheid krijgen. Het meest voorkomende ruzie-onderwerp is volgens KPMG: wie gaat het bedrijf overnemen? Op tijd hierover een beslissing nemen, heeft veel voordelen. Hoewel gezinnen met familiebedrijven vaak wel stilstaan bij het overlijden van de directeur, lijkt er toch een taboe op het onderwerp te liggen. Eventuele erfopvolgers beginnen er niet snel over, ze willen hun ouders niet het gevoel geven een slaatje uit hun overlijden te willen slaan. En ook de bedrijfseigenaren beginnen er vaak niet al te vroeg over, zij gaan nog lang niet dood. Vaak is het de belastingadviseur of accountant die bij zijn cliënt het onderwerp erfopvolging aansnijdt. De eerste reactie van de directeur is veelal ontwijkend. Toch blijft het onderwerp volgens Frans Sonneveldt, hoogleraar estate planning en vennoot bij Mazars Paardekooper Hoffman Belastingadviseurs, wel hangen. "Als de ondernemer eenmaal heeft geaccepteerd dat hij niet onsterfelijk is, komt hij vaak op het onderwerp terug.'' De ondernemer moet bedenken wie zijn familiebedrijf kan overnemen. Als er verscheidene kinderen zijn, kan dit een probleem vormen. Stel: een uitgever van natuurboeken heeft een klein bedrijf. De ondernemer is niet rijk en heeft naast zijn uitgeverij niet veel uit te delen. Hij wil zijn bedrijf nalaten aan zijn tweede zoon, die nu ook in de uitgeverij werkt. Zijn eerste zoon is psycholoog en heeft geen interesse in het bedrijf, maar wil natuurlijk wel aanspraak maken op zijn erfdeel. Daarnaast heeft de uitgever nog een dochter van vijftien, die nu geen interesse in de uitgeverij heeft, maar over een aantal jaren misschien wel. Er zijn voor deze uitgever grofweg twee mogelijkheden om de erfopvolging zo te regelen dat ieder kind krijgt waar hij of zij recht op heeft. De eerste mogelijkheid is dat de tweede zoon het bedrijf overneemt en dat de broer en zus een vordering op de tweede zoon hebben. Dit houdt in dat de erfopvolger na verloop van tijd zijn broer en zus aflost. Het voordeel van deze aanpak is dat de erfdelen van de andere broer en zus bevriezen. Na het overlijden van de vader wordt de waarde van de onderneming vastgesteld en wordt dit bedrag over de kinderen verdeeld. De broer en zus delen in deze constructie niet mee in de winst die de erfopvolger na het overlijden van de vader maakt. Dit is anders bij de tweede mogelijkheid. Hierbij neemt ook weer de tweede zoon de dagelijkse leiding van het familiebedrijf op zich. Het bedrijf wordt echter verdeeld onder alle kinderen. Iedereen krijgt een gelijk deel van de aandelen. Hierdoor krijgen alle kinderen hun deel van de winst of het eventuele verlies van het bedrijf in handen. Deze aanpak gaat vaak maar enkele jaren goed. "Op een gegeven moment krijgt de nieuwe directeur het gevoel dat hij het werk voor het hele gezin verricht. Dat leidt tot spanningen'', vertelt Sonneveldt. Toch zou de laatste aanpak in het geval van de uitgever misschien niet zo gek zijn. Zo krijgt de jongste dochter de gelegenheid om, als zij ouder wordt, samen met de tweede broer het familiebedrijf te runnen. Maar dit kan ook tot spanning leiden, misschien zit de tweede broer wel helemaal niet te wachten op de inbreng van zijn zusje. Als de ondernemer alles voor zichzelf op een rijtje heeft, moet hij bij de notaris de zaak vastleggen. Ook is het verstandig om, het liefst met de erfopvolger, over de financiering na gaan denken. Want erven is duur. Het kind van de ondernemer moet 5 tot 27 procent belasting betalen over het verkregen bedrijf. De wet biedt wel faciliteiten die de opvolging goedkoper maken. Maar deze stellen in vergelijking met onze buurlanden weinig voor. In Groot-Brittannië en Frankrijk betalen de erfopvolgers veel minder belasting over het verkregen bedrijf. In België kan een opvolger het bedrijf zelfs bijna gratis erven.
|
NRC Webpagina's 19 april 2001
|
Bovenkant pagina |
|