|
AJAX FNUIKENDE VLUCHT NAAR VOREN 1900-2000 RECORD-AJACIED TOPSCORERS BENNIE MULLER TRANSFER OUD-VOORZITTER TOP TIEN MUSEUM ALLESWETER SURVIVOR JONG TALENT BESTUUR ACTIVITEITEN INTERNET Overzicht eerdere afleveringen Profiel
|
1900-2000
Honderd jaar Ajax
Klik hier voor de prijzenkast van Ajax. In het pand Kalverstraat 2 in Amsterdam, waar het café Oost-Indië was gevestigd, werd op zondag 18 maart 1900 de Football Club Ajax opgericht. Later werd voor deze naam nog Amsterdamsche gezet, om verwarring met het Leidse Ajax te voorkomen. In 1894 was er al eens een 'Footh Ball Club Ajax' gesticht en daarvoor Union, maar zij waren geen lang leven beschoren. Wel waren Han Dade en Floris Stempel daar in beide gevallen bij betrokken; samen met Karel Reeser waren zij ook de initiatiefnemers van het nieuwe Ajax. Zij huurden een veldje in Amsterdam-Noord en op 29 september volgde de eerste officiële competitiewedstrijd, uit tegen DOSB. In 1908 verhuisde Ajax naar Watergraafsmeer en in 1911 drong de club voor het eerst tot de hoogste klasse van het Nederlandse voetbal door. Een consequentie daarvan was wel dat Ajax zijn oorspronkelijke tenue, een shirt met roodwitte, verticale strepen en zwarte broeken, moest inleveren, want dat was al de outfit van het twaalf jaar oudere Sparta uit Rotterdam. Zo ontstond het huidige Ajax-tenue. In 1918 werd Ajax voor het eerst landskampioen. Dat gebeurde op uitzonderlijke wijze: het elftal verloor geen enkele wedstrijd. Toch waren de jaren die erop volgden betrekkelijk kleurloos. Maar ze vormden wel de opmaat voor wat later de 'gouden eeuw' van Ajax zou worden genoemd: de jaren dertig. Met de jaren zeventig vormen zij de meest succesvolle periode uit de geschiedenis van de club. Ajax werd landskampioen in 1931, 1932, 1934, 1937 en 1939. De vermaarde spil Wim Anderiesen sr. maakte deze gloriejaren mee. Al moest Anderiesen, die in het dagelijkse leven politieagent was, vaak wedstrijden laten schieten als hij zondagsdienst had. In de Tweede Wereldoorlog werd er in Nederland gewoon doorgevoetbald tot aan de hongerwinter van 1944. Met, om voor de hand liggende redenen, soms gehavende elftallen. Zo zag Ajax de spelers Hordijk en Stroker naar Duitsland verdwijnen waar zij te werk werden gesteld, terwijl de Britse trainer Jack Reynolds in een Duits kamp werd geïnterneerd; hij keerde in 1945 in Amsterdam terug. Ajax werd niet bovenmatig door de oorlog getroffen; in tegenstelling tot het imago is het geen joodse club. Bij Ajax speelden relatief niet meer joodse voetballers dan bij andere Amsterdamse clubs.
Na de oorlog verdwenen veel Nederlandse voetballers naar het buitenland om hun talenten te gelde te maken; het gevolg was dat ook in Nederland, in 1954, het betaald voetbal werd ingevoerd. Ajax werd in 1957 voor de negende maal landskampioen; voor het eerst als (semi-)profclub. Het seizoen daarop speelden de Amsterdammers voor het eerst in de Europa Cup 1; ze sneuvelden in de tweede ronde tegen Vasas Boedapest. Op 21 mei 1956 maakte 'mister Ajax', Sjaak Swart, op 18-jarige leeftijd zijn debuut. Een jaar later werd een tienjarig jochie uit Betondorp lid, van wie nog veel zou worden vernomen: Johan Cruijff. Maar daar ging eerst het voor Ajax sportieve dieptepunt uit de naoorlogse periode aan vooraf. In 1965 eindigde de club in de eredivisie op de dertiende plaats en ontsnapte maar ternauwernood aan degradatie. De trainer die tussentijds in dat voetbalseizoen werd binnengehaald, bleek een reddende engel. Zijn naam was Rinus Michels. Na het dieptepunt van 1965, toen Ajax bijna degradeerde, volgde de meest succesvolle periode uit de geschiedenis van de club, eerst nationaal, later ook internationaal. Van 1966 tot en met 1973 werd Ajax zesmaal landskampioen en tweemaal tweede. In het seizoen 1966-1967 vestigde het elftal een record door in de competitie 122 doelpunten te maken. Op Europees niveau speelde Ajax legendarische wedstrijden. Internationaal aanzien verwierf de club eigenlijk voor het eerst eind 1966, toen het veel sterker geachte Liverpool FC in de achtste finale van de Europa Cup 1 met 5-1 werd verslagen. Een wedstrijd die ook in het geheugen staat gegrift, omdat hij zich in dichte mist afspeelde. In 1969 haalde de Amsterdamse club voor het eerst de finale van de Europa Cup 1 (en verloor met 4-1 van AC Milan). Nadat het Rotterdamse Feyenoord Ajax in 1970 was voorgegaan, won Ajax daarna driemaal op rij de meest begeerde voetbalbokaal van Europa.
Het waren de gloriejaren van trainer Rinus Michels en diens opvolger, de Roemeen Stefán Kovács. Zij profiteerden van een unieke samenbundeling van grote talenten: Cruijff, Keizer, Neeskens en de anderen. In 1973 won Ajax de Wereldbeker door het Argentijnse Independiente te verslaan.
Onvermijdelijk kwam de terugval. De beste spelers vertrokken naar het buitenland of stopten. Aan het einde van de jaren zeventig volgde een opleving op nationaal niveau. Ajax zocht het talent behalve in de eigen opleiding toen ook in met name Denemarken, hetgeen tot de doorbraak leidde van spelers als Arnesen, Lerby en Olsen. Dat leverde wel landstitels op, maar op internationaal niveau bleven successen uit. De verlosser keerde in 1981 uit Spanje terug. Cruijff maakte als speler zijn rentree bij Ajax en dat was goed voor veel opwinding en twee landskampioenschappen. Internationaal stelde Ajax in die jaren weinig voor. Trainers kwamen, maar gingen over het algemeen ook weer snel (Knobel, Kraay, Ivic, Brom). Cruijff keerde in 1985 voor de tweede keer terug; nu als 'technisch directeur' (bij gebrek aan diploma's kon hij zich geen trainer noemen). Hij bezorgde de club in drie seizoenen geen landskampioenschappen, maar wel internationaal succes: De Europa Cup 2 in 1987 en nogmaals de finale in dit toernooi een jaar later. En Cruijff deed geslaagde aankopen: Blind en Wouters. De meest succesvolle trainer van de laatste twintig jaar was echter Louis van Gaal. Als voetballer kwam hij tekort voor de top (hij haalde bij Ajax zelden het eerste en beleefde zijn beste jaren bij Sparta). Als trainer - of technisch directeur - bezorgde hij de club een uitzonderlijke hoeveelheid nationale en internationale prijzen. Ajax won de Uefa Cup, de Europa Cup 1 en - voor de tweede maal in de geschiedenis - de Wereldbeker.
De successen werden opnieuw gevolgd door een uittocht van de beste spelers (Bergkamp, Jonk, Wouters) naar het buitenland. In eerste instantie bleek de eigen opleiding van Ajax meer dan voldoende talent te hebben voortgebracht om dit verlies op te vangen (Kluivert, Davids, Van der Sar, Frank en Ronald de Boer, de al op jonge leeftijd uit Finland weggehaalde Litmanen), in combinatie met aankopen als Overmars en Finidi. Toen ook deze lichting in het buitenland haar geld ging verdienen, kwam Ajax opnieuw in een periode die onvermijdelijk op succes volgt: het verval. Verhuizing in 1996 van de club naar het nieuwe stadion ArenA heeft dat niet weten te voorkomen.
|
NRC Webpagina's |
Bovenkant pagina |