|
|
Kabinet wil geen algeheel verbod op doorlating drugs
Door een onzer redacteuren
De enquêtecommissie-Van Traa oordeelde begin februari dat de doorlating van verdovende middelen in beginsel moet worden verboden, met uitzondering van kleine hoeveelheden softdrugs. Het kabinet is het daar niet mee eens, zo blijkt uit de brief die gistermiddag naar de Kamer werd gestuurd. ,,In zeer uitzonderlijke gevallen en onder zeer strikte waarborgen'' moet doorlating van zowel soft- als harddrugs, maar ook van wapens, mogelijk blijven, schrijven de ministers van politie. Indien de politie de methode wil toepassen moet niet alleen de officier van justitie toestemming geven, ook het college van procureurs-generaal, de Centrale Toetsingscommissie van het OM en ,,uitdrukkelijk en vooraf de minister van Justitie''. Het kabinet vindt dat deze 'strategie' niet moet worden afgewezen ,,enkel en alleen omdat de toepassing ervan in het kader van het Delta-onderzoek uit de hand is gelopen''. Eerder bleek al dat een meerderheid van de Tweede Kamer naar hetzelfde standpunt neigt, haaks op de conclusies van Van Traa. De Delta-methode stond centraal tijdens het onderzoek van de enquêtecommissie naar de opheffing van het Interregionaal Rechercheteam Noord-Holland/Utrecht (IRT). De Haarlemse politie liet grote hoeveelheden softdrugs op de markt verdwijnen om een criminele informant geloofwaardiger te maken en op die manier te laten 'groeien' in de organisatie. Die groei-strategie als reden voor de doorlating van verdovende middelen wijst het kabinet af. De ministers verwijzen naar de successen die met het doorlaten van drugs zijn geboekt. ,,Het afzien van inbeslagneming heeft in andere onderzoeken geleid tot arrestatie van prominente leden van criminele organisaties en inbeslagneming van grote hoeveelheden harddrugs.'' Bij die doorleveringen ging het om kleinere proefzendingen, die werden uitgevoerd ,,onder strenge condities''. Doorlating van illegale goederen is daarom soms noodzakelijk voor de opsporing, meent het kabinet. ,,Bij het onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit is het vaak noodzakelijk eerst een beeld te vormen van de netwerken en de personen die daarin een rol spelen, alvorens op te treden.'' Sorgdrager wil de opsporingsmethoden in wetgeving vastleggen, maar niet zo gedetailleerd als de commissie-Van Traa voorstelt. Eén van de redenen daarvoor is dat het politiewerk te veel kan worden belemmerd. De regering meent dat bepaalde opsporingsmethoden zich permanent vernieuwen en daardoor niet altijd bij wet te regelen zijn. Zo wil minister Sorgdrager ook infiltratie in criminele organisaties door burgers niet bij voorbaat uitsluiten. ,,Evenals op het punt van de 'doorlating' vraagt het kabinet zich ook hier af of een absoluut verbod verstandig is.'' Er kunnen zich volgens Sorgdrager situaties voordoen waarin infiltratie door een politieman onmogelijk is, bijvoorbeeld in ,,een hecht gesloten, op basis van familiebanden of etniciteit samengestelde criminele organisatie'' die onaantastbaar dreigt te worden. Het kabinet wil verder regelingen voor het werken met informanten, deals met criminelen, direct afluisteren, telefoontaps en observatie. De figuur van de kroongetuige - een crimineel die informatie over zijn groepering levert in ruil voor strafvermindering - wijst het kabinet af. Zeer ingrijpende opsporingsmethoden, of strategieën die grote risico's met zich meebrengen voor de beheersbaarheid van de opsporing, zoals riskante of langdurige infiltratie, moeten altijd vooraf aan het college van procureurs-generaal worden voorgelegd, aldus het kabinet. Minister Sorgdrager kondigt in de antwoorden aan de Kamer aan dat de politie zich in de toekomst meer gaat richten op beginnende criminele handelaren en op het 'middenkader' van misdaadorganisaties. Het is volgens haar een illusie te veronderstellen dat arrestatie van topfiguren automatisch tot uitschakeling van complete bendes leidt. Over de mogelijke vervolging van de voormalige Surinaamse legerleider Bouterse op verdenking van handel in verdovende middelen schrijft het kabinet alleen dat het onderzoek nog niet is afgerond.
|
NRC Webpagina's 26 maart 1996
|
Bovenkant pagina |
|