BOEKEN
IN DUIZEND WOORDEN
DISCUSSIE
BIBLIOTHEEK
|
De nominaties van de Libris Literatuurprijs
De andere klok van de literatuur
Wie voorbeelden zoekt, kan terecht bij de
nominaties van de Libris Literatuurprijs van dit jaar. Niet
zozeer bij Baby
Storm van Wanda Reisel en Bruiloft aan
zee van Abdelkader
Benali - wat mij betreft ook de
twee minst geslaagde romans van het zestal, al hebben de
montere grimmigheid van Reisel en de lyrische uitbundigheid
van Benali beslist hun verdiensten - maar wel bij
Hugo
Claus, A.F.Th. van der
Heijden, Margriet de
Moor en J.J.
Voskuil. Zij getuigen in hun
romans van een onmiskenbare maatschappelijke betrokkenheid,
zonder op de directe actualiteit gericht te zijn. Opvallend
is juist hun keuze voor het - recente - verleden.
Claus situeert De geruchten in de
jaren zestig. Van der Heijdens beide romans Het hof der barmhartigheid en Onder het plaveisel
het moeras (tezamen het derde
deel van zijn cyclus De tandeloze
tijd) spelen zich af in de jaren
zeventig. Margriet de Moor gaat in Hertog van Egypte zelfs
terug tot de achttiende eeuw en ruimt ook voor de Tweede
Wereldoorlog een belangrijke plaats in. Vuile handen, het
tweede deel van Voskuils kroniek Het Bureau, beperkt
zich tot de jaren tussen 1965 en 1973.
Toch heeft geen van hen een klassieke
historische roman geschreven, met het formele realisme dat
daarbij hoort. Het is hun niet in de eerste plaats te doen
om het verleden, om het invullen van een open plek op de
historische kaart. De geschiedenis is voor hen een omweg om
iets te laten zien dat in het actuele nieuws onzichtbaar
pleegt te blijven, iets wat je zou kunnen aanduiden als de
weerbarstigheid van de tijd en haar onuitwisbare sporen. Zij
opent het zicht op een tragische dimensie, waartegen het
pragmatisme van probleem en oplossing machteloos staat. De
literatuur is niet machteloos, om de simpele reden dat het
in romans niet om macht gaat. Pas wanneer een schrijver met
zijn roman macht zou willen uitoefenen, bijvoorbeeld om een
probleem op te lossen, heeft het zin van machteloosheid te
spreken. Onder de genomineerden wekt alleen Margriet de Moor
een beetje de indruk zoiets te willen, getuige het morele
mes dat zij de lezer op de keel zet met haar herinnering aan
de tragische lotgevallen van de zigeuners in het moderne
Europa. Van haar lezers lijkt zij net zo'n onvoorwaardelijke
solidariteit te verlangen als zij zelf in Hertog van Egypte aan
de dag legt.
In de kritiek is De Moor verweten dat zij
van de zigeuners een karikatuur heeft gemaakt, maar naar
mijn idee zit de karikatuur eerder aan de andere kant: bij
hun belagers, die uit weinig meer dan laarzen en petten
blijken te bestaan. Ook Christina Cruyse, de vrouw die de
uitzonderlijke relatie tussen boerendochter Lucie en
zigeuner Joseph verstoort, blijft een te
ééndimensionale incarnatie van blond sadisme.
"Resoluut, vitaal kwaad zit gewoon in het systeem van de
wereld', lezen we ergens, maar het blijkt in de roman wel
steevast aan één en dezelfde kant te liggen -
ten nadele van de morele ambiguïteit die elke ware
tragedie kenmerkt..
Wat veel goedmaakt is de manier waarop
Margriet de Moor haar boodschap in de roman heeft
geïntegreerd: door middel van het verhaal. Verhalen
vormen de verbindende schakels in de zigeunercultuur, ze
bezegelen de liefde tussen Lucie en haar periodiek
verdwijnende Joseph en ze houden de roman, met zijn talrijke
verschillen in tijd en plaats, bijeen. Vooral dat laatste is
knap gedaan, via een raadselachtige, ongrijpbare verteller,
die zich afwisselend met alle personages identificeert en op
den duur zoiets wordt als de stem van de literatuur, niet
voor één gat te vangen en in staat om zo nodig
elke grens te overschrijden..
Bij Hugo Claus gaat het niet zozeer om
verhalen als wel om geruchten. Het verschil is cruciaal
vanwege de ondoorzichtigheid die geruchten met zich
meebrengen. Het verhaal schept eenheid, het gerucht leidt
tot ontbinding, zoals blijkt uit de sterfgevallen die worden
toegeschreven aan de ziek uit Afrika in zijn geboortedorp
teruggekeerde deserteur René Catrijsse. Een
samenleving geteisterd door een sluipend gif - zo ziet
België eruit in deze roman, de eerste na
Het verdriet van
België die een waardige
opvolger van Claus' magnum opus mag heten.
Wie De
geruchten leest, moet
onwillekeurig denken aan het België van nu, dat sinds
de affaire-Dutroux oogt als een walmende beerput waarvan het
deksel is zoekgeraakt. Maar Claus gaat verder dan het
actuele schandaal. In de lotgevallen van zijn personages
vlecht hij het verleden moeiteloos door het heden en
verbindt hij het gekonkel en de corruptie met de
onverkwikkelijke erfenis van het kolonialisme en met de
collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Anders dan bij
De Moor is bij hem van openlijk moralisme niets te
bespeuren. Claus' eigen stem is ondergedoken in de polyfonie
van de karakters, op wie hij in vele korte hoofdstukken
beurtelings de aandacht richt. Een caleidoscoop met
allegorische trekken is het resultaat, een dieptepeiling op
micro-niveau, geschreven in het smakelijke kunst-Vlaams
waarop Claus sinds jaar en dag het patent heeft..
Margriet de Moor en Hugo Claus hebben hun
romans voornamelijk op het platteland gesitueerd, in een
rurale omgeving met een bij beiden niet al te idyllisch
karakter. In de romans van A.F.Th. van der Heijden en J.J.
Voskuil komen we de grote stad binnen, maar het Amsterdam
|
Abdelkader Benali Foto Erik Spaans
Hugo Claus Foto Vincent Mentzel
A.F.Th. van der Heijden Foto Vincent Mentzel
Margriet de Moor Foto Vincent Mentzel
Wanda Reisel Foto Gerrit Serné
J.J. Voskuil Foto Bert Nienhuis
|
van de een verschilt hemelsbreed van dat van de ander. De
wereld die Voskuils alter ego Maarten Koning vreest en
zoveel mogelijk tracht te mijden, is precies de wereld
waarin Van der Heijdens Albert Egberts na zijn verhuizing
uit Nijmegen terechtkomt. Een wereld van straatgeweld,
heroïneverslaving, kinderporno en adoptiefraude - het
lijkt de krant wel. Voor enig spektakel schrikt Van der
Heijden inderdaad niet terug. Maar de inzet van
Het hof van
barmhartigheid en Onder het plaveisel het moeras (net als die van De
tandeloze tijd in zijn geheel)
beperkt zich niet tot het geven van een sensationeel
tijdsbeeld. .
Het sleutelwoord bij Van der Heijden is
esthetisering, zij het niet bij wijze van "l'art pour
l'art". Door van het moeras onder het plaveisel een
kunstwerk te maken slaagt hij erin afstand te bewaren tot de
verschrikkingen van de realiteit. Tegelijkertijd maakt hij
duidelijk aan welke noodzaak deze literaire alchimie
beantwoordt. Albert Egberts heeft zich voorgenomen "het
geheim' terug te vinden, hij wil de dingen "hun eigenlijke
geur en smaak en kleur en vorm' hergeven, die ze in een
onttoverde wereld zijn kwijtgeraakt. Een hoogst romantisch
streven, dat alleen maar op een echec kan uitlopen. Alberts
"leven in de breedte' verzandt in de steriele cirkelgang van
de drugsverslaving, het verlangen naar de eeuwigheid
bezwijkt onder het onontkoombare besef van de eigen
sterfelijkheid..
Grote woorden zijn dit, en Van der
Heijden mijdt ze niet in zijn romans, die bijna uit hun
voegen barsten door alle zijpaden en uitweidingen; het maakt
die grote woorden vanzelf een beetje kleiner. Net als Albert
Egberts doet Van der Heijden niet aan "economisch
schrijven'. Zijn taal is even rusteloos als exuberant. Maar
waar Albert mislukt, slaagt hij wèl, door in weerwil
van de almaar uitdijende omvang het overzicht niet te
verliezen en door het echec van zijn held en diens tandeloze
tijd alsnog in "poëzie' te veranderen. Poëzie als
"verweer tegen de angst"..
Het is vermoedelijk de enige frase van
J.J. Voskuil die ook bij Van der Heijden had kunnen staan.
Als stilist is Voskuil ongetwijfeld een adept van het
"economisch schrijven', niet wat betreft de omvang van zijn
roman die uit zeven lijvige delen zal bestaan.
Ogenschijnlijk schrijft Voskuil met zijn rug naar de wereld,
uitsluitend geïnteresseerd in de kleine gebeurtenissen
op het Bureau en in Maarten Konings reacties daarop. Geen
van die gebeurtenissen zou ooit de krant halen en voor de
zaken die dat in de beschreven periode wel hebben gedaan,
zoals de Bouwvakkersopstand en de Maagdenhuisbezetting, is
in de roman slechts een minieme plaats ingeruimd..
Toch zou ik Voskuils roman niet
wereldvreemd willen noemen, omdat het Bureau gaandeweg de
trekken krijgt van een complete wereld die de buitenwereld
niet alleen vervangt, maar ook op een symbolische manier
samenvat. Zoals Claus door zich op een West-Vlaams dorp te
concentreren België beschrijft, zo beschrijft Voskuil
aan de hand van het Bureau de bureaucratisering die de
moderne samenleving in haar verlammende greep heeft
gekregen. De bureaucratie die haar eigen doel is geworden,
die moet uitbreiden om haar budget te rechtvaardigen - dit
hele systeem met zijn codes en rituelen wordt op
exemplarische wijze van binnenuit in kaart gebracht, via de
kritische blik van een zelfverklaarde buitenstaander die
overtuigd is van de "zinloosheid' van het geheel, maar die
zich niet kan onttrekken aan de sociale druk van zijn
omgeving en onvermijdelijk "vuile handen' maakt.
Ik heb lange tijd geaarzeld om aan
Het Bureau te beginnen, uit ontzag voor de omvang, maar ook
uit wantrouwen jegens het minutieuze realisme dat ik
verwachtte. Realistisch schrijft Voskuil zeker, op een kale,
formele manier, bijna als een echte bureaucraat, zonder ook
maar een spoor van het excessieve vertellen dat in de
overige nominaties de toon zet. Maar een bezwaar bleek dat
allerminst. Dankzij de beheerste precisie, de laconieke
humor (waarvan je nooit helemaal zeker weet of hij
opzettelijk is of niet), de kale maar messcherpe
portrettering en de zich traag en onafwendbaar ontvouwende
thematiek kreeg de lectuur zelfs iets hypnotiserends, dat ik
bij de andere nominaties niet in gelijke mate heb
ervaren.
Van mijn verbazing daarover ben ik nog
steeds niet bekomen. Hoewel ook Margriet de Moor, Hugo Claus
en A.F.Th. van der Heijden in hun romans overtuigend
bewijzen dat de literatuur de actualiteit niet nodig heeft
om van maatschappelijke betrokkenheid te getuigen, zou ik
daarom niet protesteren als de jury op 12 mei mocht
besluiten de Libris Literatuurprijs 1997 aan J.J. Voskuil te
geven.
|
NRC Webpagina's
9 mei 1997
|