BOEKEN
IN DUIZEND WOORDEN
DISCUSSIE
BIBLIOTHEEK
|
Een borrelende smeltkroes van stijlen
HANS GOEDKOOP
Terwijl de meeste Nederlandse schrijvers pas debuteren rond hun
dertigste, of zelfs ver daarna, duikt onder de tweede generatie
allochtonen sinds een jaar of wat de ene schrijver na de andere op die
nog maar net, of nog niet eens, meerderjarig is. Hans Sahar was
eenentwintig toen zijn eerste boek (de roman Hoezo bloedmooi) verscheen.
Naima El Bezaz (De weg naar het noorden, roman) was twintig en Mustafa
Stitou (Mijn vormen, poëzie) pas negentien. Het is geen reden om
het stel meteen tot stroming uit te roepen - sowieso altijd een
hachelijke onderneming, want een goede schrijver staat voor niemand
anders dan zichzelf (en mogelijk zelfs dat niet). Maar ik maak me sterk
dat hun vroegrijpheid, of in elk geval hun haast, iets te maken heeft
met hun achtergrond. Met een gemeenplaats van jewelste: ze zijn
opgegroeid in twee culturen, westers en Arabisch, christelijk en
islamitisch, en ze moeten die tot één zien te versmelten.
Wie geen ondubbelzinnig thuis heeft, moet er zelf een maken, met andere
woorden, en hoe sneller hoe liever. Dat ze daar de taal voor gebruiken,
en daar begint de literatuur, ligt misschien wel voor de hand. De
normen en de waarden van hun beide werelden, de do's en don'ts, liggen
allemaal opgeslagen in woorden en in stiltes tussen woorden, in
verzwijgingen en dubbelzinnigheden. Taal is moraal. Wie macht over de
taal heeft, heeft macht over zijn wereld, en wie meer dan
één wereld heeft, die kon wel eens meer dan anderen
behoefte hebben aan die macht. Als allochtoon heb je er alle belang bij
je taalgevoel te scherpen tot een zesde zintuig, stel ik me voor, en de
taal naar je hand te leren zetten. Eigen taal is eigen moraal is eigen
wereld. Om die macht van de taal, vermoed ik, gaat het ook Abdelkader
Benali, de jongste telg van deze schrijvende familie, wederom pas
eenentwintig jaar. Hij schrijft zoals een mixer mixt. Tradities,
genres, oosters, westers, hij gooit alles door elkaar en roert het tot
een borrelende melting pot van stijlen. Flarden Berbers of Arabisch of
een gruwzame vertaling uit het Engels ('bij de weg') of jargon van het
Internet, voor hen zijn er klaarblijkelijk geen vloekende taalregisters.
Als een oude Marokkaanse dorpsverteller is hij, op het babbelzieke af,
maar met de tekstverwerker als kampvuur. Het verhaal dat hij in
Bruiloft aan zee vertelt, via een 'ik' die het van horen zeggen heeft,
is dat van Lamarat Minar, een jongeman van twintig jaar die vanuit
Nederland met zijn familie terugkeert naar het dorp van zijn geboorte,
Touarirt, een vlek aan zee. Zijn zusje zal daar trouwen met een oom van
hen, dat ligt althans in de bedoeling, maar wanneer het dorpje
volgelopen is met gasten blijkt de bruidegom er tussenuit gepiept te
zijn. Waarheen? Aan Lamarat de taak hem op te sporen en de eer te
redden, die van zijn zus, zijn vader, zijn familie. De traditie staat
op het spel. Maar die traditie, daar heeft de jongen weinig meer mee op,
na een jeugd in Nederland - en de schrijver boven zijn hoofd
klaarblijkelijk al evenmin, want van het Marokkaanse leven in ons land
laat Bruiloft aan zee niet bar veel heel. Een stinkende wc met stront op
alle muren en een stinkend klaslokaal met dertig tot zestig jochies, dat
is wat Lamarat nog bijstaat van koranles. En het moederland, dat is
voornamelijk de plek waar vader af en toe een koelkast heenstuurt, of
een stapel tuinstoelen met knikkende plastic poten die hij zich heeft
laten aansmeren door lepe deurverkopers. Dat verval van de traditie is
de zware ondertoon van deze overigens sprookjesachtige en licht
getoonzette roman. Ook in Marokko zelf, na aankomst, blijkt het
één en al erosie en onttakeling. Het dorpje Touarirt is
met de jaren nagenoeg ontvolkt geraakt, door alle trekkers naar het
noorden, en de reden dat de achtergebleven oom zo graag wil trouwen
blijkt te zijn dat hij dan eindelijk zal kunnen volgen. Een naburig
dorpje blijkt uitgegroeid tot een mondain oord waar de trekkers naar het
noorden met hun harde guldens en marken huizen laten bouwen voor de
zomer, als vakantiewoning. Landgenoten in het buitenland, daar teert
de streek nu op, en juist de dagen van de bruiloft verbrandt de laatste
bamboe in de zon. Bij die bruiloft komen alle spanningen van het
verwesterste bestaan ten slotte tot ontlading, misschien wel juist omdat
het ceremonieel zo graag de schijn van de traditie op zou houden. Een
ontwortelde bruidegom die weg wil uit Marokko, een vernederlandste bruid
die naar het zich laat aanzien helemaal niet terug wil naar Marokko,
haar familie die dat wel wil maar alleen om haar daar achter te laten -
het kan niet goed gaan en het is een wonder dat het huwelijk
uiteindelijk nog wordt voltrokken. Ik zal niet zeggen hoe, maar oost en
west worden verenigd. Zo ben ik althans geneigd dat slot te lezen. Maar
het moet gezegd, Benali weeft door zijn intrige tal van andere
motieven. Over lust gaat het, die van de oom in het bijzonder en die
van de man in het algemeen, en over schande, schaamte, vrijheid,
weemoed. En dan zijn er nog vertelsels die geheel op zich lijken te
staan, vooral over het leven van Lamarat. Juist bij hem, het hart van
de roman, raakt het verband soms zoek en raak je op den duur je focus
kwijt. Is hier nog wel een kern? Een soortgelijke verwarring wekt
Benali's taal, dat amalgaam van eigen makelij. Hij kauwt op elk woord,
hij proeft en geniet, dat blijkt uit alles, het plezier spat er vanaf.
Hij vertelt verhalen ook gerust een tweede keer, alsof je nog van niets
weet, en verlustigt zich in zijn botsende taalregisters. Hij doet
lekker wat niet hoort, kortom, en dat is leuk. Maar soms is lastig uit
te maken of hij echt heeft bedoeld wat hij doet. Ik twijfel wel eens
of een scène vol gekeuvel schilderachtig Marokkaans is, orale
verteltraditie, of gewoon mislukt. Wat hier nog mist, om kort te gaan,
is dwingende vorm en concentratie. In zijn taalkunst en
verbeeldingskracht doet Bruiloft aan zee wel denken aan verhalen uit De
voeten van Abdullah van Hafid Bouazza, totnogtoe veruit het sterkste
boek uit de oogst aan jonge medelandse schrijvers. Het verschil is
alleen dat Bouazza merkbaar ouder is (een jaar of zes, wat hem in dit
verband een grand old man maakt) en zijn taal en thema's een veel
dwingender kracht weet mee te geven. Maar talent genoeg, bij Benali.
En die jaren? Die komen vanzelf.
Abdelkader Benali: Bruiloft aan zee. Vassallucci, 160 blz.
f 34,90
NRC Handelsblad, 25 okotober 1996
<< Terug naar De andere klok van de
literatuur
|
NRC Webpagina's
10 mei 1997
|