U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
  
  NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 




 BOEKEN
 IN DUIZEND WOORDEN
 DISCUSSIE
 BIBLIOTHEEK

Gevoelens bij de vuilnis
Wanda Reisel beklaagt een hedendaagse Emma Bovary

HANS GOEDKOOP
Meteen de eerste zin heet je hardhandig welkom. 'Het is eigenlijk een misselijk makende gedachte dat mensen in boeken altijd over de kleinzielige levens van anderen willen lezen, zodat hun eigen leven er voor even misschien iets minder miezerig uit zal zien.' Daar kun je het mee doen, net als je denkt belangstelling te tonen. Miezerig is je bestaan en misselijkmakend je motief tot lezen - de woorden doen hun boze werk al voor het tot je doordringt dat ze niet voor jou bedoeld zijn. Ze komen opgeborreld uit de warrige gedachten van een jonge vrouw, midden twintig, die onopgemerkt door het lawaaiende leven van haar stad schuift, maskerachtig, nauwelijks te peilen. Vrienden heeft ze niet, familie ziet ze niet, ze slijt de dagen aan de balie van een groot hotel, verveelt zich, drukt zich, klaagt en kwijnt. En leest. Een hedendaagse Emma Bovary is ze, ze vlucht in een wereld van woorden, dromen, fantasieën. Als ze uit een boekhandel komt is ze ineens een fotomodel, beroemd, ze hangt op een tentoonstelling en gaat straks handtekeningen uitdelen. Ze is zich ergens wel bewust van het oneigenlijke van die hersenschimmen, dat is net wat haar zo misselijk maakt, maar dat weerhoudt haar er niet van ze in de werkelijkheid te willen uitleven. Dat wordt de vraag die haar in koortsige vaart door Baby Storm zal jagen: hoe verwissel je de miezerige marge van het leven voor iets beters, en wat zou dat kunnen zijn? Ze blijkt gezegend met een ongerept vertrouwen in de dingen die gaan komen. 'Ik was een totale mislukking,' zegt ze onverdroten. 'Maar ik wist dat ik voor iets groots in de wieg was gelegd.' Al wil het zich nog niet echt openbaren, ze vermoedt dat ze de wereld iets te zeggen heeft. Hoewel het vreemd klinkt, hou ik de oppervlakkigheid voor de meest ideale manier om met de mensen om te gaan. Neem de vrienden die ik allemaal uit het oog verloren heb. Toen we nog oppervlakkig met elkaar omgingen, elkaar niets vroegen, elkaar niets verweten en niet door elkaar verwond werden, hadden we plezier in cafés en op stranden. Maar toen de vriendschap hechter werd en we last van elkaar gingen krijgen omdat onze levens soms toch erg uit elkaar liepen, onze gewoontes anders werden, onze denkbeelden verschillend, toen we elkaar dus met messen begonnen te bewerken, eerst prikjes uit jaloezie, later flinke halen uit nijd en belediging, toen ging alles mis.

Uit: Wanda Reisel, Baby storm

'Ik moet de mensen ervan doordringen wat waarachtigheid is, want zonder waarachtigheid kan men niet leven.' En waarin is de mens waarachtiger dan in zijn neiging tot het kwaad? 'Alleen iets levends doodmaken geeft ultieme macht. (-) Gij zult niet doden, laat me niet lachen, alleen maar omdat gij dat het liefste wilt!' Als een 'Heilige in Slechtheid', onmiskenbaar met een duwtje in de rug van Sade en Genet, gaat ze op pad. Langs wondere wegen landt ze in de Stille Zuidzee, slaat terloops wat hersens in, bedenkt scenario's voor een ontvoering en veronderstelt de komst van 'een of ander nieuw levensgeluk'. Er 'is iets aan de hand', verzekert ze, er komt een einde aan 'bepaalde tijdperken'. Maar op de laatste bladzijden is er nog steeds geen Daad gesteld, zijn er nog steeds alleen maar vage dromen om het leven mee te kleuren en begin je te begrijpen dat die eerste zin van de roman zichzelf zowaar heeft waargemaakt. Kleinzielig en miezerig leven, dat is alles waar je over hebt gelezen. Dat klinkt niet als een geweldig inzicht, zeker niet na honderdzoveel bladzijden, maar zo heeft Wanda Reisel het vast ook niet bedoeld. Het is een knipoog, zo eenvoudig ligt het niet, en inderdaad, het boek zet andere lijnen uit. Je merkt dat eerst niet zo, je zit in het spoor van de vrouw, je hoort haar kijk op de zaak. Maar gaandeweg vind je daar steeds meer eigenaardigheden in. Ze droomt van babynekken die tot stopverfdraden uitrekken en bijna breken, ze verbeeldt zich dat ze stolt onder een hete douche. Ze kruimelt bastognekoeken in haar oor en springt van een pontje, zomaar, ze heeft geen idee waarom, en als ze op den duur zelfs vriendschap weet te sluiten met een leguaan, die weliswaar gekookt en dood was toen ze kennis met hem maakte, in een boekje dat ze las, maar die haar niettemin over de hele wereld volgt, dan weet je genoeg. Als hier iets aan de hand is, dan toch wel met haar. Uit flarden van herinneringen, die als storende radiozenders door haar woorden komen fluiten, blijkt dat ze een onhanteerbare geschiedenis met zich meedraagt. Toen ze tien of elf was kreeg haar moeder een verhouding met een zuigzoenende vioolleraar en joeg haar vader zich een kogel door zijn hoofd. Zijn 'stomme kop', zoals ze zelf zegt, want het is haar al die jaren niet gelukt er echt iets bij te voelen. Ze voelt nergens meer iets bij, de mensen om haar heen ziet ze alleen nog als schimmen. 'Misschien ben ik er daarom zelf ook een.' Haar leven blijkt een bunker. Huilen kan ze niet, verliefdheid kent ze niet en als ze denkt aan liefde krijgt ze 'draaiingen' in het hoofd, daar kan ze niet goed tegen. Invloeden van anderen op haar leven vindt ze onverdraaglijk, als ze merkt dat ze toch iemand mist, het overvalt haar soms, dan wil ze iedereen wel van zich aftrappen. Gevoelens, vindt ze, moeten in een zak en met de vuilnis mee, en dat verklaart misschien iets van de waanzin in haar dromen van een beter leven: ze kan het niet, leven, ze heeft geen idee hoe je dat doet. Dat is opnieuw geen indrukwekkend inzicht, meer een diagnose van een ziekte dan een visie op de menselijke staat, en denkelijk is dat dan ook al evenmin waar Reisel heen wil. De roman krijgt nog een laatste draai. De vrouw mag dan van lotje zijn, het vreemd is dat andere figuren het nog bonter maken. Ze veranderen opeens van sekse of vertrekken naar een onderwaterexpeditie die er nooit zal komen, liggen opgekruld op straat of zoeken bij wijze van levensvervulling vuilniszakken na. Tegen het einde lijkt het wel of heel het universum tollend uit het lood staat, niets en niemand uitgezonderd. Gekte is de norm. Die ingreep zal voor Reisel een manier geweest zijn om haar thema te verbreden en te kunnen zeggen wat haar boeken vaker zeggen: zie ons mensen, niet bewerktuigd voor het leven, dwalend door een wereld die de onze niet wil worden. Maar de uitwerking is meer dat je als lezer zelf aan het dwalen slaat. Je vindt temidden van de gekte geen houvast meer, alles schopt alles onderuit. Probeer je te begrijpen wat bijvoorbeeld de betekenis is van een kind waarmee de vrouw zich vereenzelvigt, de baby die het boek zijn naam geeft en dus kennelijk belangrijk is, dan doemen er zoveel tegenstrijdige betekenissen op dat je de moed uiteindelijk laat zakken. Baby Storm speelt met de lezer, maar verwart zich in zijn eigen spelregels.

Wanda Reisel: Baby Storm. Uitg. Querido, 172 blz. Prijs f 34,90

NRC Handelsblad, 8 maart 1996

<< Terug naar De andere klok van de literatuur

NRC Webpagina's
10 mei 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)