|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Financiën
|
Via participaties stromen vele miljoenen
binnen
Speelfilm doelwit belegger
AMSTERDAM, 24 DEC. Als er straks grote rijen bij de bioscoop staan voor de Engelstalige remake van De Lift (The Elevator), maakt dat niet alleen de makers Maas en Geels blij maar ook vele tandartsen en andere vermogenden, die zich de afgelopen tijd in filmscripts hebben verdiept. Enkele honderden particulieren hebben ieder namelijk minimaal een halve ton belegd in The Elevator, en bovendien in Ik ook van jou - een verfilming van het gelijknamige boek van Giphart - en Claim, een thriller van Dick Maas. De belangstelling voor de financiering van de films was afgelopen weken zo groot dat Van Lanschot Bankiers de inschrijving voor 829 participaties 50. 000 gulden vervroegd heeft gesloten. Kort na de introductie van Cine CV, het vehikel voor de filmfinanciering, werd op het sjieke hoofdkantoor van de bank in Den Bosch al gesproken van een "storm" aan belangstelling. Uiteindelijk werd in vijf dagen ruim 40 miljoen gulden opgehaald - uitzonderlijk snel. Nederlandse speelfilms, die zelden beelden van een melkkoe oproepen, zijn het afgelopen jaar uitgegroeid tot een hobby van vermogende particulieren in Nederland - vergelijkbaar met het investeren in zeeschepen en vastgoedprojecten. Tegelijkertijd weten meer filmers dan ooit tevoren de weg te vinden naar de kantoren van de banken, die zich na het miljardendebacle van de bank Crédit Lyonnais in de filmindustrie begin jaren negentig lang afzijdig hebben gehouden. "Het financieringsklimaat voor Nederlandse films verbetert duidelijk", zegt Laurens Geels van First Floor Features, producent van succesvolle films als Flodder en De Lift. "Juist voor ons soort publieksfilms is het geld van de beleggers een belangrijke impuls. Het gaat ook niet om een verkapte subsidie, maar om echte investeringen." Frank Thies van de zakenbank InnoCap schat de omvang van de markt, waarop InnoCap leider is, op 150 tot 200 miljoen gulden per jaar: "En die markt blijft nog groeien." De populariteit van de Nederlandse film als belegging is volledig te danken aan de fiscale regeling, die staatssecretaris Vermeend (Financiën) heeft ingevoerd om de wat kwakkelende Nederlandse filmindustrie op te peppen. In de commanditaire vennootschappen (cv's) kunnen beleggers als mede-ondernemer de hele investering plus nog eens 25 procent van hun belastbaar inkomen aftrekken. Dat tikt aan bij mensen die 60 procent inkomstenbelasting betalen. Vandaar dat aanbieders van de film-cv's een minimaal rendement van 3,2 procent kunnen garanderen en nog eens een rendement van boven de 30 procent als het project naar wens verloopt. "Het mooiste product dat ik ooit hebben mogen ontwikkelen in de 34 jaar dat ik bij de bank werk", zegt Willem Wiegel van Van Lanschot. "Het enige risico dat beleggers lopen is dat nooit wordt begonnen met de productie en dat de cv moet worden ontbonden", zegt Wiegel. 'Onbegrijpelijk' vindt hij het dat MeesPierson, dé concurrent bij de vermogende particulieren, nog geen film-cv heeft aangeboden. Banken die dat wel al hebben gedaan zijn naast Van Lanschot ook Labouchere (onder meer De Vriendschap), Fortis-dochter Bakkenist & Emmens (Dial 9 for love) en Van Boom & Slettenhaar (The King of LA), voor wie InnoCap de film-cv's heeft vormgegeven, en bovendien ABN Amro (The little vampire) en Rabo (Nachtvlinder). De filmindustrie geldt als een uitzonderlijk riskante sector, waarin zeperds en blockbusters dicht bij elkaar liggen. In de Verenigde Staten is de markt voor de financiering van indy's (films die niet door de grote studio's worden gemaakt) zo'n 2,5 miljard dollar groot, in Europa gaat om zo'n 1 miljard euro. Budgetoverschrijdingen en grillige steracteurs horen zo tot de heroïek van film dat het maken van Coppola's Vietman-film Apocalypse Now zelfs een nieuwe film baarde: Heart of darkness. Toch is de Nationale Investeringsbank (NIB) sinds 1994 nauw betrokken bij de financiering van films (Evita, The Blair Witch Project), in samenwerking met de Amerikaanse banken Chemical Chase Bank en Imperial Bank. "Wij zijn er ingestapt toen veel banken eruit stapten na het debacle van CL", vertelt Eric Snaterse van de filmdesk van NIB: "Wij hebben onze bazen kunnen uitleggen dat risico's zijn te beperken." De bank financiert alleen de productiekosten en dekt risico's als overschrijding van budgetten en leveringstermijnen of het wegvallen van een acteur af met een zogeheten completion bond, die bij een verzekeraar wordt afgesloten. Bovendien wordt de afzet bij de filmdistributeurs gegarandeerd door de film voor te verkopen. "Film is waarschijnlijk het best gedocumenteerde product dat er bestaat. Je kunt precies zien hoeveel een film heeft opgebracht in het ene land en in het andere", zegt Snaterse. Inmiddels is de concurrentie tusen banken zo groot dat de marges zijn afgenomen. "Om wat hogere marges te behalen zijn banken bereid een wat hoger risico te lopen en te accepteren dat er geen gegarandeerde afname is voor een bepaald land. Als je acht films financiert binnen dezelfde structuur, kun je dat bij één film wel doen." De Nederlandse film heeft door zijn kleine thuismarkt als nadeel dat zelfs kaskrakers geen astronomische bezoekersaantallen trekken. "In Frankrijk betekent een film die enig succes heeft 3 tot 4 miljoen bezoekers. Dat is is 50, 60 miljoen gulden aan de kassa. In Nederland geldt een bezoekersaantal van enkele honderdduizenden al als een succes, maar de opbrengst is natuurlijk veel lager", rekent Geels voor. De kleine hoeveelheid bioscoopschermen in Nederland, ook verhoudingsgewijs het laagst in Europa, helpt ook niet echt. De beleggers in de Nederlandse film hebben desondanks weinig te vrezen, omdat zij nog een extra veiligheidsklep hebben. Dat is de put-optie, die de producenten verplicht de film tegen een vastgestelde prijs af te nemen van de film- cv. Naar verluidt vinden de oorspronkelijke bedenkers van de regeling deze put-optie een wel erg grote verwennerij van de beleggers, die nu helemaal meespelen in een loterij zonder nieten. Gamila Ylstra, een van de bedenkers en nu met Fine betrokken bij de investeringen in film, weigert echter commentaar te geven op de uiteindelijke vorm van de regeling. "De maatstaf voor succes is of inderdaad die films zullen worden gemaakt die men voor ogen had bij de invoering van de regeling", zegt Thies van InnoCap, dat voor 49 procent eigendom is van de NIB. "Het gaat veelal om Engelstalige films, bestemd voor het grote Europese publiek, die puur en alleen door Nederlandse producenten worden gemaakt", zegt Thies. Want het moet wel om 'Nederlandse' films gaan, vinden het ministerie van Economische Zaken en de Belastingdienst, al is onduidelijk welke eisen precies worden gesteld. De regeling dreigt straks met het nieuwe belastingplan zijn aantrekkelijkheid te verliezen. Vermeend heeft toegezegd met een aanpassing te komen, tot vreugde van de bankiers en de filmers die erg gehecht zijn geraakt aan de regeling. "Er is veel perspectief. De zeeschepenregeling, die goed is te vergelijken met de film-cv's, heeft ervoor gezorgd dat Nederland bij de bouw van zeeschepen van de 200ste naar 20ste plaats is gestegen", zegt Wiegel van Van Lanschot. Producent Geels ziet ook veel 'upside' zoals hij dat noemt: "In een ideale situatie hoeven wij voor commerciële films geen beroep meer te doen op subsidies, zodat er meer geld overblijft voor belangrijke, culturele films. De cv's zijn een interessante manier om een nationale filmindustrie van de grond te krijgen." Zie ook:
Fiscaal voordeel voor investeringen in film (10 december 1999)
|
NRC Webpagina's
24 DECEMBER 1999
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |