U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Affaire Srebrenica

Nieuws

Chronologische reconstructie

Commissie Bakker

Achtergrond

Opinie

Links

Lessen voor toekomstige vredesmissies

J.H. Sampiemon
Het zoveelste onderzoek naar Nederlandse vredesoperaties, ditmaal door de Kamer, heeft al enig houvast voor de toekomst opgeleverd. Dat houvast wordt niet ontleend aan de kennis die is verworven over het niet versturen van ministeriële brieven, het niet zien van memo's door geadresseerden of de mate waarin de premier niet op de hoogte was van de handelingen van betrokken ministers. Dat behoort allemaal tot het bekende terrein van ambtelijke verkokering en politieke rivaliteit, een terrein dat aandacht verdient, maar niet typisch is voor vredesmissies.

Het houvast zit hem in de heldere vaststelling door de toenmalige minister van Defensie, Voorhoeve, dat men, tegen beter weten in, maar gedwongen door de omstandigheden en toch nog hopend op een diplomatieke uitweg, aan de bij voorbaat verloren stelling Srebrenica vasthield. Alle partijen die Dutchbat en de omsingelde inwoners uit hun nood hadden kunnen verlossen, weigerden een hand uit te steken: de VN, in wier naam men opereerde, de bondgenoten alsook de regering in Sarajevo. Van garanties voor luchtsteun in het geval de enclave zou worden aangevallen, was geen sprake.

Het houvast is dat Nederland en Nederlands militairen niet meer in een dergelijke situatie mogen geraken. Dat is een helder uitgangspunt voor de toekomst. De besluitvorming door de vaderlandse politiek met betrekking tot deelname aan vredesmissies is toe aan achterstallig onderhoud. De controverses tussen de ministers Ter Beek en Kooijmans - die Dutchbat uitzonden - over de taakstelling, en tussen Ter Beek en zijn generaals (door deze bewindsman ontkend) over de militaire opportuniteit vormden een dieptepunt. Maar ook Voorhoeve en Van Mierlo, die hun ambt aanvaardden in de wetenschap van de penibele situatie in Srebrenica, waren beroerd door de gretigheid die hun voorgangers ertoe had verleid de in het oog lopende bezwaren van stationering in Srebrenica terzijde te schuiven.

De gelukkige omstandigheid doet zich voor dat in Nederland het denken over voorwaarden voor deelname aan vredesmissies al is begonnen. In een interventie in de Veiligheidsraad naar aanleiding van het VN-rapport over Rwanda somde de Nederlandse vertegenwoordiger vier lessen op die uit die tragedie - waarin het koninkrijk overigens geen rol had - getrokken konden worden. Het vredesproces zelf mag het belang van de volken niet in de weg staan. Aan een vredesproces dat niet meer relevant is, moet niet worden vastgehouden. Meer aandacht moet worden geschonken aan de ervaring van niet-gouvernementele organisaties in de regio. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen daders en slachtoffers; waar zich genocide voordoet is neutraliteit geen verdienste.

Hadden de VN deze lessen in Bosnië toegepast, dan hadden de tragedies in Srebrenica en de andere 'veilige havens' voorkomen kunnen worden. Althans dan had UNPROFOR met een 'robuuster' mandaat geopereerd dan nu het geval was. En dan hadden de blauwhelmen zich niet laten leiden door de slogan dat er geen bad guys en geen good guys waren, een slogan waarmee Dutchbat bewust werd geïndoctrineerd en die tot de laatste dag van hun aanwezigheid in Srebrenica de Nederlandse militairen parten heeft gespeeld. Het is daarom goed de interventie van de Nederlandse vertegenwoordiger in de Veiligheidsraad bij voorgenomen deelname aan toekomstige missies in gedachten te houden. Want niemand is gebaat bij vergeetachtigheid op dit punt: de vredesoldaten al evenmin als de mensen die van hun bescherming afhankelijk zouden zijn.

Overigens zouden daarmee niet alle problemen zijn opgelost. De Nederlandse vertegenwoordiger wees er bij de behandeling van het Rwanda- rapport op dat er ook bij een toekomstige missie ruimte kan ontstaan tussen de mate van veiligheid die vervolgden verwachten en de veiligheid die ter plaatse geboden kan worden. Een nieuwe humanitaire tragedie is daarom niet bij voorbaat uit te sluiten. Maar, zo kan hieraan worden toegevoegd, het maakt wel verschil of de interveniërende partij zich van haar verantwoordelijkheid bewust is of dat men zich verschuilt achter de eigen neutraliteit in het onderhavige conflict.

Er is nog een andere dimensie aan het thema vredesmissies dan de voorwaarden waaronder deze moeten plaatshebben. Nederland doet mee aan de oprichting van een Europese snelle-interventiemacht, die over een paar jaar zestigduizend man in het veld moet kunnen brengen. De macht moet autonoom zijn, dat wil zeggen zij moet kunnen opereren zonder steun van de NAVO, lees de Amerikanen. Dat laatste zal nog wel een langere adem hebben dan de strijdmacht sec, waarvan de opbouw zelf al de nodige hoofdbrekens oplevert - afgezien van de ambitie eigen waarneming vanuit de ruimte te verrichten en autonoom luchttransport over grotere afstanden te realiseren. Een gevoelig onderwerp is bijvoorbeeld de moeizame omschakeling van de Bundeswehr naar een gedeeltelijk professioneel leger - waarover deze zomer de beslissing moet vallen.

Voorzover de voorbereiding van deze als min of meer permanente vredesmacht bedoelde strijdkrachten tot het publieke domein is doorgedrongen, gaat het om de militaire problemen die zich aandienen. De politieke doelstelling en uitvoering dienen intussen niet te worden veronachtzaamd. In de eerste plaats moeten de grenzen worden aangegeven waarbinnen de macht zal opereren. President Chirac, die zich als aanjager van het project manifesteert, heeft daar onlangs enige duidelijkheid over laten ontstaan. Volgens hem zal de actieradius gericht zijn op Zuidoost-Europa en de noordelijke kusten van de Middellandse Zee. Hoe dan ook, dit past binnen de Atlantisch-Europese zone waartoe de NAVO zich bij de herdenking van haar vijftigjarig bestaan een jaar geleden bepaalde.

Maar daarmee is niet alles gezegd. Strijdkrachten van Europese lidstaten zullen ook ter beschikking blijven van de VN. De actieradius van de VN is wereldwijd. Bovendien hebben enkele Europese landen nog wel eens de neiging eenzijdig te interveniëren in veraf gelegen conflicten, zie nu het Verenigd Koninkrijk in Sierra Leone en Frankrijk tijdens de Rwandese crisis in het gebied van de Grote Meren. 'Mission creep' ligt hier op de loer, zoals in Sierra Leone valt waar te nemen. Wat is bijvoorbeeld de positie van de Europese strijdmacht als daaraan deelnemende maar in VN-verband of op eigen houtje opererende landen elders militair vastlopen?

Tijdens de interventie in Kosovo had Nederland weinig in te brengen. In Bosnië was Nederland helemaal aan zichzelf overgelaten. Binnen de Europese vredesmacht zal dat radicaal anders moeten zijn.

J.H. Sampiemon is commentator voor NRC Handelsblad.

NRC Webpagina's
9 juni 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad