|
VERGADEREN
|
Gedoe in wandelgangen
Kees van der Malen Het was een prachtig staaltje ijsberen. Met grote stappen beende Wim Kok ongedurig rond in de ministerskamer van het parlement. Je zag zijn irritatie er bij iedere pas vanaf spatten.
De klok gaf even na middernacht aan en de premier was naar de Tweede Kamer geroepen om een akkefietje op te lossen. Een geschil met VVD-leider Frits Bolkestein over uitbreiding van de NAVO dreigde uit de hand te lopen. Hans van Mierlo, de minister van Buitenlandse Zaken, had het alleen niet afgekund en het Kamerdebat was geschorst. Wij, een handjevol parlementaire journalisten, zagen Kok en Van Mierlo die nacht in de ministerskamer in conclaaf. Vanuit de hal hadden we een mooi inkijkje: we zagen Kok stug rondbenen en Van Mierlo braaf luisteren. We konden niet verstaan wat ze zeiden, maar de politieke spanning was zichtbaar. De schorsing - ze is in Den Haag het meest gevoelige moment. Politiek krijgt pas zijn momentum als er niet wordt vergaderd. Gedoe in de wandelgangen, beraad in fractiekamers, verhitte gesprekken en koortsachtig telefonisch overleg. Oplossingen worden geboren. Carrières ook gebroken, zoals vorig jaar die van Robin Linschoten, de staatssecretaris van Sociale Zaken. Hij concludeerde in een schorsing van het zoveelste debat over zijn bemoeienis in de CTSV-kwestie dat hij niet meer het vertrouwen van de Kamer had en trad af. Ooit, begin jaren tachtig, zag ik in de oude Kamer ver na middernacht toenmalig Kamerlid Ed van Thijn met een bal gehakt op een theeschoteltje naar een vergadering van de PvdA-fractie benen. Het gedoe over de vorming van het rampkabinet-Van Agt/Den Uyl had al een grote vlucht genomen, maar het was adembenemend te zien hoe Van Thijn die bal in de nauwe gewelven van het oude Kamergebouw opat. Voor normaal eten was geen tijd, crisis verdraagt nu eenmaal geen regelmaat. Ik was nog maar een jonkie en kon aan die gehaktbal niet afleiden of het nu goed of fout zat met de vorming van het kabinet. Ervaren collega's wisten beter: het zat muurvast. Het volgen van de politiek leert je letten op details. In de Lubbers-jaren kon men in de Tweede Kamer Jan Schinkelshoek, de woordvoerder en adviseur van CDA-fractieleider Bert de Vries, regelmatig met twee kelkjes jenever de trap zien opbenen: op weg naar zijn voorzitter en het schaakbord. In de Trêveszaal aan de overzijde van het Binnenhof zat Lubbers dan met zijn ministersploeg aan weer een bezuinigingsronde en wij journalisten wisten zeker dat een oplossing nog ver weg was. 'Bert en Jan schaken' stond ongeveer synoniem aan een doorwaakte nacht. 'Vergadering. Niet storen'. Aan de monumentale deur van de Trêveszaal hangt aan twee slordige haken een simpel bordje als waarschuwing voor de buitenwacht. Hier, in de zeventiende-eeuwse kamer in Louis XIV-stijl, vergadert de ministerraad iedere vrijdag en zo vaak als verder nodig is. Iedere minister weet zich verzekerd van een vaste plaats, een rolletje King-pepermunt en enkele flessen Spa-water binnen handbereik. Koffie en thee worden geschonken in Wedgewood-servies. Hoe anders is de situatie als ze er weer niet uitkomen, als de raad al snel na tien uur 's ochtends wordt geschorst voor bilateraaltjes; als ambtenaren vanuit de ministeries steeds nieuwe gegevens aandragen en als ministers zich steeds vaker afzonderen in de telefooncellen buiten de zaal. Kranten slingeren over de vloer, de zaal ziet blauw van de sigarettenwalm en in een hoekje speelt een groepje ministers bridge. De schorsing is ook in de ministerraad het moment om zaken te doen. Ruud Lubbers was er een kei in. Hij nam individuele ministers regelmatig in de aangrenzende ruimte apart voor een biechtstoel-gesprek. Meestal moest er door de betrokkene geleverd worden in de vorm van extra bezuinigingen op het eigen departement. Daar, in de Blauwe Zaal, keken vroegere minister-presidenten vanaf de wanden streng op de gekwelde bezoeker neer. Deze kon geen kant op: nee zeggen was uitstel van executie - het leidde enkel tot vertraging van de vergadering, en irritatie bij de collega's. Als het echt menens was, nam Lubbers ook zijn minister van Financiën mee. Want, zoals de zittende minister van Financiën, Zalm, onlangs zei: de minister van Financiën kent maar één antwoord op verzoeken om extra geld of de weigering te bezuinigen. ,,Alles wat hij moet doen is 'nee' zeggen. De enige vraag die hij met 'ja' mag beantwoorden is: 'zei u nee'?'' Soms is er geen schorsing nodig voor tumult. De CDA-fractie viel begin jaren tachtig bij de vorming van een kabinet met de PvdA uiteen in ja- en nee-zeggers. Haar leider Van Agt wilde op enig moment niet dat het CDA deelnam aan zo'n coalitie; zijn tegenpool Lubbers wilde juist wel. Al uren was de fractie die middag in conclaaf over het definitieve voorstel van de formateurs, de verdeeldheid droop zo ongeveer onder de deur door. De boodschap van een fractielid dat ze klaar waren, leidde tot een ware overval. De pers drong de zaal binnen en in nog geen twee minuten was de precieze stemverhouding bekend. Vanuit een hoek van de vergaderzaal zag Lubbers de ,,inbraak'' gepijnigd aan. Alle informatie lag op straat, inclusief zijn eigen opstelling. Als laatste was ik nog in gesprek met fractielid Piet van Zeil, de vroegere KVP-voorzitter, en met een lichte vermoeidheid in zijn stem vroeg Lubbers ons het gesprek te staken. ,,Heren, zo is het wel genoeg.'' De vergadering was allang klaar, maar het ging mij om de laatste ins en outs. Zelden was zo duidelijk aangetoond dat het in Den Haag pas echt interessant wordt als er niet meer wordt vergaderd.
|
NRC Webpagina's
30 oktober 1997
|
Bovenkant pagina |