|
NAVO
|
Een verdrag is van papier
Peter Michielsen Diverse landen in Oost-Europa hebben hun onderlinge geschillen bijgelegd. Op papier althans. Hoe sterk zijn verdragsteksten? OOST-EUROPA WIL naar het Westen. De animo mag wat bekoelen, maar nog steeds laten opiniepeilingen een ruime meerderheid zien van Oost-Europeanen die aansluiting willen bij de Europese Unie en de NAVO. En Europa wil dat oosten ook wel - maar op voorwaarden, want niet het oosten zoals het er nu bijligt, is welkom: het Westen wil geen half continent met crises en conflicten, het wil een half continent dat zijn eigen zaken op orde heeft. ,,De NAVO wil geen nieuwe leden die veiligheid nodig hebben, maar leden die veiligheid genereren'', zei onlangs de Roemeense president, Emil Constantinescu, in een gesprek met deze krant. De grote vraag is of dat wel kan. De Oost-Europese landen hebben de afgelopen jaren getracht aan een belangrijke voorwaarde voor toetreding tot Europa te voldoen door hun bilaterale geschillen bij te leggen. Vooral in het zuidelijk deel van dat halve continent hebben die geschillen soms decennia lang als een splijtzwam gefungeerd in de bilaterale betrekkingen. Met Rusland en de Oekraïne sloot Hongarije al in 1992 een bilateraal verdrag waarin alle uitstaande geschillen werden geregeld. Een Hongaars-Slowaaks basisverdag werd op 26 maart vorig jaar ondertekend. Hongarije en Roemenië tekenden zo'n verdrag op 16 september vorig jaar. En Roemenië en de Oekraïne ten slotte werden het op 2 juni van dit jaar eens over zo'n basisverdrag - op de valreep, een maand voordat de NAVO in Madrid gaat besluiten of Roemenië wel of niet lid mag worden. De presidenten van Polen en de Oekraïne, Kwaśniewski en Koetsjma, ondertekenden in mei een historisch akkoord dat bedoelt een streep te zetten onder een relatie vol conflicten. Aan sommige van deze basisverdragen zijn jaren van moeizame onderhandelingen vooraf gegaan. De belangrijkste onderwerpen in die akkoorden zijn de positie van de wederzijdse etnische minderheden en de daarmee samenhangende vraag van de onaantastbaarheid van de huidige grenzen. De verdragen staan tot aan de rand toe vol met mooie woorden en goede voornemens, met op het oog sluitende afspraken. Maar het is vooralsnog de vraag of de conflicten die in zo'n basisverdrag heten te zijn bijgelegd ook daadwerkelijk verdwijnen. Het Hongaars-Oekraïense basisverdrag bestaat al vijf jaar, maar de Hongaarse minderheid in de Oekraïne is verre van tevreden. Sinds maart vorig jaar is de positie van de Hongaarse minderheid in Slowakije niet daadwerkelijk verbeterd. In sommige opzichten is ze zelfs verslechterd: er is in Slowakije een taalwet van kracht geworden die de facto het gebruik van het Hongaars in de relatie met de overheid beperkt, beloofde aanpassingen van die wet zijn uitgebleven en een eveneens beloofde parallelwet voor de regeling van het gebruik van het Hongaars in het algemeen is er nooit gekomen. Een nieuwe Slowaakse wet op de staatssymbolen verbiedt het uitsteken van de Hongaarse vlag in het woongebied van de minderheid, het Hongaarse volkslied mag er niet meer worden gezongen en van bestuurlijke autonomie is geen sprake, want een nieuwe regionale indeling berooft de Hongaren van hun getalsmatige meerderheid in elke nieuw regio. De Hongaren gaan er inmiddels vanuit dat de Slowaken het verdrag alleen maar hebben ondertekend om internationale erkenning te krijgen, niet om het ook daadwerkelijk uit te voeren. De positie van de Hongaarse minderheid in Roemenië is wèl verbeterd, spectaculair verbeterd zelfs, maar het is de vraag of dat een resultaat is van het basisverdrag. In de maanden na de ondertekening van het verdrag veranderde er aan die positie niet veel. De veranderingen begonnen pas na het aantreden van president Emil Constantinescu en de nieuwe regering van premier Victor Ciorbea. De verbetering is dan ook eerder het resultaat van hun bereidheid tot verzoening dan van het basisverdrag als zodanig. Het is verre van uitgesloten dat de verzoening verdwijnt als Constantinescu en Ciorbea van het politieke toneel verdwijnen. In Boekarest zou dan jegens de Hongaarse minderheid een heel andere wind kunnen gaan waaien - basisverdrag of geen basisverdrag. Het jongste basisverdrag, dat van Roemenië met de Oekraïne, en de betere behandeling van de Hongaren hebben het duo Constantinescu-Ciorbea in eigen land van de kant van de oppositie het verwijt van 'nationaal verraad' opgeleverd. Met andere woorden: de basisverdragen op zich zijn voor de EU en de NAVO geen garantie voor het uitblijven van conflicten in het oosten. Verdragen zijn maar van papier, ze kunnen halfslachtig of helemaal niet worden uitgevoerd, ze kunnen worden ondergraven, ontdoken en geschonden. Dat wil niet zeggen dat ze niet belangrijk zijn: dat zijn ze wel - voor de bilaterale betrekkingen, als stelsel van afspraken, als handvat voor overleg in het geval van een crisis, als psychologische streep onder een rekening vol conflicten, als intentieverklaring en demonstratie van goed nabuurschap in een regio die synoniem is voor verdeeldheid en ruzie. Ze zijn zelfs zeer belangrijk. Maar garanderen doen ze niets. Er zijn ook nog veel gevaarlijker problemen in het oosten die de vrede bedreigen en die niet met enige bilaterale welwillendheid uit de weg kunnen worden geruimd: Bosnië, Kosovo en Macedonië. In Bosnië is van verzoening geen sprake en hapert het vredesproces. In Kosovo is al acht jaar sprake van een langzamerhand on-Europese onderdrukking van negentig procent van de bevolking en die negentig procent begint zijn geduld te verliezen. Als het in Kosovo tot een opstand komt, komt het niet alleen tot een ongekend bloedbad, maar komt het ook tot een internationaal conflict, omdat hoe dan ook Albanië erbij betrokken is. Potentieel nog gevaarlijker is Macedonië, dat deze eeuw al twee keer inzet van bloedige oorlogen tussen àlle landen op de zuidelijke Balkan is geweest. De buurlanden Joegoslavië, Albanië, Griekenland en Bulgarije hebben stuk voor stuk en om uiteenlopende redenen moeite met het bestaan van Macedonië. Als de al jaren gespannen relaties tussen de Macedonische meerderheid en de Albanese minderheid uit de hand lopen en het tot geweld komt - en de kans daarop is in het geheel niet denkbeeldig - raken die vier buurlanden plus Turkije bij het conflict betrokken. Als er aan de grenzen van de NAVO kruitvaten liggen, dan Macedonië op de eerste en Kosovo op de tweede plaats.
|
NRC Webpagina's
3 juli 1997
|
Bovenkant pagina |