|
BRITSE VERKIEZINGEN
|
Een kwade reuk in het Lagerhuis De eerbiedwaardige leden van het Britse Lagerhuis kampen met een imagoprobleem. Lager dan de autoverkoper en de makelaar, zo scoren ze in de peilingen. Terwijl zij zichzelf uitputten in een loodzware baan.
Dick Wittenberg
In het zicht van de 21ste eeuw staat het monument te wankelen op zijn
sokkel. Misschien had professor Ivor Crewe gelijk toen hij twee jaar
geleden de commissie-Nolan provoceerde, die onderzoek deed naar de
normen en waarden in het politieke leven. ,,De Britse kiezers hebben
altijd al een gezond cynisme ten aanzien van parlementariërs
tentoongespreid'', zei de hoogleraar. ,,Ze gaan ervan uit dat
parlementsleden bedriegers en hypocrieten zijn die het partijbelang
boven het landsbelang stellen en het eigenbelang boven het
partijbelang.''
Maar twintig jaar geleden had in elk geval nog 81 procent van de kiezers
vertrouwen in een instituut dat Britten bij voorkeur als de moeder
aller parlementen omschrijven. Volgens een opiniepeiling van het
bureau Mori vond zelfs zes jaar geleden nog 59 procent van het publiek
dat het parlement goed werkte. Vorig jaar bleek dat aandeel tot 43
procent te zijn gedaald.
Het aanzien van parlementariërs is de laatste tien jaar dramatisch
gekelderd. In een Top-12 van beroepen die respect afdwingen, eindigden
ze als allerlaatste, nog achter sensatiejournalisten, autoverkopers en
handelaars in onroerend goed. Volgens een recent onderzoek van de
gezaghebbende Rowntree Reform Trust denken vier van de vijf
kiezers dat parlementariërs alles beloven om maar stemmen te
krijgen. Drie van de vijf kiezers geloven dat hun
volksvertegenwoordigers zich uitsluitend om opportunistische redenen in
de politiek hebben gestort: om wat het hun oplevert aan status, macht en
geld.
Sommige parlementariërs, zoals de Conservatief Dudley Fishburn,
wijten de teloorgang van hun maatschappelijke positie heel filosofisch
aan ,,eb en vloed der tijden''. Hij constateert een algeheel gevoel van
desillusie in de politiek en de democratie. Onvermijdelijk dat ook de
meest eerbare parlementariër daarvoor de rekening betaalt.
Andere leden van het Lagerhuis, zoals de Conservatieve vice-premier
Michael Heseltine, wijzen naar de nietsontziende, nihilistische Britse
media die politici behandelen als ongedierte dat met alle mogelijke
middelen uitgeroeid moet worden. Voor een smakelijk verhaal, hoe oud
ook, hoe verwrongen, gooien ze met graagte reputaties te grabbel. Een
parlementariër die het bed deelt met zijn secretaresse, of die in
een homoclub is gesignaleerd, of die na afloop van het partijcongres te
diep in het glaasje heeft gekeken? U vindt het allemaal, met foto, in uw
ochtendblad.
En dan zijn er nog enkelingen, zoals de onorthodoxe Conservatief Julian
Critchley, zoals de tegendraadse Labour-parlementariër Kate Hoey,
die zeggen dat het Lagerhuis het er ook zelf naar heeft gemaakt. Ruim
zeventien jaar macht heeft bij de regerende Conservatieven geleid tot
arrogantie en verstopte oren. Debatten zijn ontaard in verbale
straatgevechten, gericht op snel verveelde televisiekijkers. Het cynisme
van kiezers wordt nog overtroffen door het cynisme van
parlementariërs.
Daarbij komt, zegt Kate Hoey, dat een kleine groep Lagerhuisleden het
hele parlementaire systeem in diskrediet heeft gebracht. Door zich voor
het stellen van Kamervragen te laten betalen. Door zich op de loonlijst
van lobbyfirma's te laten plaatsen. ,,Hun gedrag wekte bij het grote
publiek de indruk dat we allemaal onze snuiten in de trog hebben
hangen.''
Critchley maant de kiezers zich niet door berichten over rijden onder
invloed, overspel en geldzucht van parlementariërs te laten
misleiden. Het Lagerhuis is bar noch bordeel, en de meeste
parlementariërs zijn heiligen noch duivels. ,,Wij vormen een
natuurgetrouwe weergave van de kiezers die ons in het parlement hebben
gebracht.''
De kwade reuk waarmee het House of Commons zich omringd weet,
belemmert belangstellenden niet zich in hordes kandidaat te stellen. Dit
jaar dingen naar verwachting meer dan 3.000
aspirant-parlementariërs naar 659 zetels, daarmee het recordaantal
van 2.949 uit 1992 verpulverend. En zij vormen niet meer dan het front
van de kudde. Het werkelijk aantal gegadigden is volgens Britse
politicologen misschien wel honderd keer zo groot.
Leden van het Lagerhuis maken graag het grapje dat het geen kunst is om -
als je eenmaal kandidaat bent - in het parlement te worden gekozen. Veel
lastiger is het de moeizame en zenuwslopende procedure te overleven die
daaraan voorafgaat: een plaats veroveren op de centrale partijlijst.
Solliciteren bij kiesdistricten die een kandidaat-parlementariër
zoeken. Als eerste uit de bus komen na een strenge selectie.
Voordat premier Major in 1979 door het Conservatieve partijbestuur in het
kiesdistrict Huntingdon naar voren werd geschoven als
aspirant-parlementslid, was hij al door meer dan twintig kiesdistricten
afgewezen. En bij de sollicitatie voor de post-Huntingdon liet hij ruim
driehonderd andere kandidaten achter zich.
Ook de Labour-parlementariër Kate Hoey, honorable member voor
het Londense kiesdistrict Vauxhall zoals dat heet in het jargon van het
House of Commons, heeft zo'n lange weg moeten gaan. Twee keer eerder
deed ze een gooi naar een Lagerhuiszetel: in 1983 en 1987. De laatste
keer werd ze verslagen met een meerderheid van 189 stemmen. ,,Wat voelde
ik me beroerd'', zegt ze hevig zuchtend en ze schudt haar krullen
los.
Ze weet nog goed wanneer ze voor het eerst eraan dacht parlementslid te
worden. Ze zat nog op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, was
achttien en zag op televisie hoe Harold Wilson in 1964 de verkiezingen
won. Aanvankelijk zette ze haar fantasieën over het Lagerhuis opzij
als niet realistisch. ,,Ik dacht dat je als parlementariër heel erg
slim moest zijn, een intellectueel, een evenwichtige
persoonlijkheid.''
Maar toen ze politiek actief werd, eerst in de studentenbeweging, later
binnen de lokale overheid, kwam ze er achter dat leden van het Lagerhuis
,,toch niet zo bijzonder waren''. Ze dacht: dat kan ik ook. Sinds ze in
1989 de tussentijdse parlementsverkiezing in Vauxhall won, heeft ze haar
gelijk gehaald.
Haar fractiegenote Diane Abott heeft het lidmaatschap van het Lagerhuis
ooit het type baan genoemd dat alle arbeidersouders voor hun kinderen
wensen: ,, Schoon, binnenskamers en zonder zwaar tilwerk.'' Maar die
omschrijving doet niet helemaal recht aan de zaak. Britse
parlementariërs maken gemiddeld een werkweek van 75 à 80
uur. Daar komt voor de meesten, wier kiesdistricten ver van Londen
verwijderd liggen, nog eens 20 à 30 uur reizen bij. Charles
Kennedy, parlementslid voor de Liberaal-Democraten, heeft de baan ooit
als ,, een hartaanval op een presenteerblad'' gekwalificeerd. Ashley
Weinberg, psycholoog aan de Universiteit van Manchester, heeft twee jaar
geleden nog onderzoek gedaan naar het welbevinden van
parlementariërs. Eén op de zes Lagerhuisleden bleek in
zorgwekkende psychische conditie te verkeren. Bijna de helft leed aan
oververmoeidheid, mogelijk dezelfde helft at, dronk en rookte te veel.
Eenderde had weinig interesse meer in seks.
In de werkkamer van Kate Hoey hangt een plakkaat waarop wordt uitgelegd
waarom parlementariërs niet in staat zijn een gezonde relatie te
onderhouden. ,, Politici zijn egocentrisch, ze praten onophoudelijk over
politiek, ouwehoeren eindeloos en als ze thuiskomen grommen ze tegen hun
geliefden voordat ze in slaap vallen voor de televisie.'' Hoey zegt dat
het haar een jaar heeft gekost om greep te krijgen op het werk. ,,Deze
baan is grenzeloos. Ze kent geen taakomschrijving. Het gevaar is groot
dat je voortdurend achter jezelf aanholt en nooit meer tijd voor
contemplatie hebt.''
Als ze wil illustreren hoe druk het bestaan is van een parlementslid kan
ze haar agenda niet meer vinden. Op haar overvolle bureau ligt wel een
krantenfoto waarop ze te zien is met twee verschillende schoenen aan haar
voeten: een bruine en een beige. Ze legt uit dat ze gemakkelijke schoenen
heeft voor in de auto en stevige stappers om te lopen. Het was donker
toen ze het ene voor het andere paar verruilde. En natuurlijk had ze
haast.
Als Lagerhuislid heb je niet één maar drie
fulltime
Verder word je verondersteld je specialismen bij te houden: huisvesting,
sociale zekerheid, sportzaken in het geval van Hoey. Je moet contacten
onderhouden met de belangengroepen in die sectoren. Je behoort de
conferenties af te lopen. En dan heb je nog je verplichtingen tegenover
het kiesdistrict dat jou heeft afgevaardigd.
Dat is het grote verschil tussen een parlementariër in Nederland en
Groot-Brittannië. Lagerhuisleden weten wie hen aan de zetel hebben
geholpen. Tijdens een verkiezingscampagne hebben ze bij soms duizenden
van die kiezers persoonlijk op de deur geklopt. Eenmaal gekozen blijven
ze aanspreekbaar voor die kiezers. Die kunnen hen bellen of schrijven.
Een Britse parlementariër ontvangt gemiddeld meer dan driehonderd
brieven per week. Net zoals de meeste van haar collega"s houdt Kate Hoey
ook wekelijks spreekuur in haar kiesdistrict.
Hoey ziet de directe contacten met de kiezers als basis van haar werk.
Zonder, zegt ze, zou ze de voeling met de werkelijkheid verliezen. Haar
begrip van nationale problemen ontleent ze voor een belangrijk deel aan
de individuele problemen waarmee ze in de dagelijkse praktijk te maken
krijgt. Hoewel ze soms graag zou willen dat de kiezers haar minder
makkelijk konden vinden, erkent ze. Ze heeft de pech dat haar
kiesdistrict aan de andere kant van de Theems ligt, tegenover
Westminster. ,,Ze hoeven alleen de brug maar over om hun parlementslid
te kunnen spreken. Als het mooi weer is, doen ze dat massaal.''
Hoey is één van de vele backbenchers die letterlijk
op de achterste banken in het Lagerhuis zitten. In tegenstelling tot de
parlementariërs die op de voorste rijen tronen. Dat zijn de leden
van de regering. Dat zijn ook de leden van de schaduw-regering, de leden
van de grootste oppositiepartij die bij een machtswisseling de regering
zouden vormen. Samen bijna tweehonderd man.
Het Labour-parlementslid Tessa Jowell klaagde ooit dat backbenchers als
,, politieke pygmeeën'' worden behandeld, als ,,stemvee'', niet meer
dan vulling voor het Lagerhuis. Maar Hoey zoekt geen glamour. Ze is
tevreden met de bijrol die ze mag vervullen. En ze is ervan overtuigd
dat ze meer doet dan individuele kiezers helpen als een veredeld
maatschappelijk werker. Tenslotte is ze de politiek ingegaan om
wezenlijke veranderingen tot stand te brengen. Een streven dat ze gemeen
heeft met de meeste andere Lagerhuisleden. Zoals de voorzitter van het
Lagerhuis, Betty Booth |
NRC Webpagina's
20 maart 1997
|
Bovenkant pagina |