NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE




Bijlmer-enquête

Actueel

Rapport enquete-commissie

Lading

Ondervraging politici

Gezondheid bewoners en bergers

Getuigen

Relatie Israel

El Al

Betekenis parlementaire enquête

Artikelen op datum

Profiel over de Bijlmerramp
(21 jan. 1999)

Getuige Wolleswinkel hekelt `telefonisch ramptoerisme'

Door onze redacteuren HARM VAN DEN BERG en FLORIS VAN STRAATEN
Bij een groot ongeval moet iedereen doen wat hij moet doen, en vooral niets meer dan dat. Dat hield H. Wolleswinkel zijn ondervragers gisteren in de Bijlmerenquete voor.

,,Dat hadden ze dus niet moeten doen.'' H. Wolleswinkel, voormalig vooronderzoeker en ex-directeur van de Luchtvaartinspectie, was er gauw mee klaar toen de enquetecommissie Bijlmerramp hem gisteren naar zijn opvatting vroeg over de actie van de verkeersleiding nadat het El Al-vrachtvliegtuig was neergestort. Nog geen half uur na de crash belden de verkeersleiders naar het kantoor van de El AL met de vraag naar de aard van de lading. ,,Telefonisch ramptoerisme'', vond Wolleswinkel. Vragen stellen over de lading ,,was helemaal niet hun taak''. En op strenge toon: ,,Als er een groot ongeval is gebeurd, moet iedereen doen wat hij moet doen en vooral niet meer.''

Wolleswinkel en zijn team van de Rijksluchtvaartdienst, aangevuld met buitenlandse deskundigen, hebben binnen een jaar de oorzaak van de ramp kunnen vaststellen. Het betrof een fout in de ophanging van de motoren aan de vleugels van de 747's. Vliegtuigfabrikant Boeing gaf het geconstateerde gebrek direct toe en wijzigde het ontwerp. Over de hele wereld wordt sinds enige jaren gewerkt aan de aanpassing van deze oudere Jumbo`s. Desondanks bleek de enquetecommissie nogal wat kritiek te hebben op het officiele onderzoek dat zonder belangrijke wijziging is overgenomen door de Raad voor de Luchtvaart.

Een andere vraag aan Wolleswinkel luidde bijvoorbeeld waarom hij de samenstelling van de lading niet had onderzocht. Dat lag even anders, reageerde de onderzoeker die in het geheel niet geschokt bleek over de afspraak die de verkeersleiders op de avond van 4 oktober 1992 hadden gemaakt. Aan het verzoek van El Al om niets te melden over het gif, de gassen en de explosieven aan boord, wilden de verkeersleiders graag gehoor geven. ,,De informatie die zes jaar onder de pet is gehouden, was dus verkeerde informatie'', aldus Wolleswinkel. Zelf had hij een medewerker van zijn dienst aan de politie laten vragen om het vrachtdocument met de opsomming van gevaarlijke stoffen (de notification to captain-notoc) in beslag te nemen bij El Al. Dat is diezelfde avond gebeurd en vervolgens zijn de verschillende stoffen voorgelegd aan een medewerker van Dangerous Goods Management (DGM) op de luchthaven. De voorlopige conclusie van deze medewerker luidde dat die als `gevaarlijke stoffen' aangemerkte materialen geen direct gevaar voor de omgeving vormden. En dat is volgens Wolleswinkel weer gemeld aan de hulpverleners. Hij onderstreepte dat ,,van meet af aan'' bekend was geweest welke gevaarlijke stoffen die avond door El Al naar Tel Aviv zouden worden gevlogen. En hij was er ook zeker van dat de destijds verantwoordelijke minister van Verkeer en Waterstaat, H.Maij-Weggen, netjes werd ingelicht over wat er op die notoc stond.

,,Er is alles op alles gezet om er achter te komen of er fundamenteel iets mis was met dit type vliegtuig'', aldus Wolleswinkel. Hij bestreed niet dat de berging in de eerste dagen na de ramp anders had moeten verlopen. ,,Eerst dacht ik dat het allemaal goed ging, maar na tien dagen werd duidelijk dat het anders moest''.

Daarop stuurde Wolleswinkel enkele medewerkers naar de vuilstort om daar nog eens goed te kijken naar de wrakstukken van de Israelische Boeing. Hij ondernam geen actie om het puinruimen op de plek van de ramp te vertragen en zo preciezer te doen verlopen. Over de verdwenen cockpit voice recorder (CVR) maakte hij zich aanvankelijk geen zorgen. ,,Ook de flight data recorder hadden we immers pas na een paar dagen gevonden, maar geleidelijk aan werden we toch wel zenuwachtiger''. De CVR bleef echter onvindbaar, ook na een oproep op de televisie en het uitloven van een beloning.

De commissie vroeg aan Wolleswinkel wat hij eigenlijk vond van 25 velletjes vol uitgesteld onderhoud, zoals dat gold voor het ramptoestel. ,,Ik denk dat het zo niet hoort'', zei hij, om er direct aan toe te voegen dat hij ,,ook niet wist waar het over ging''. Onderzoek naar het onderhoud aan de 4X-AXG had Wolleswinkel overgelaten aan zijn medewerker H. van Klaveren. Diens conclusies had hij overgenomen in zijn rapport en niet nog eens apart gecontroleerd. Eerder deze week stelde de enquetecommissie vast dat Van Klaveren de omvang van het uitgestelde onderhoud niet kende en ook een aantal andere zaken over het hoofd had gezien, zoals niet ondertekende onderhoudsstaten.

J. Diepenbrok, duty manager op Schiphol ten tijde van de ramp, en J. de Waard, destijds directeur voorlichting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, ontkenden gisteravond dat zij al op de avond van de ramp zouden hebben geweten van de explosieve lading van het El Al-toestel. Eerder waren hun namen in dit verband gevallen tijdens de verhoren voor de enquetecommissie.

NRC Webpagina's
6 FEBRUARI 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad