NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Bijlmer-enquête

Actueel

Rapport enquete-commissie

Lading

Ondervraging politici

Gezondheid bewoners en bergers

Getuigen

Relatie Israel

El Al

Betekenis parlementaire enquête

Artikelen op datum

Profiel over de Bijlmerramp
(21 jan. 1999)

Bijlmerdossier nog steeds niet dicht


Na ruim zes maanden onderzoek is vandaag het eindrapport van de Bijlmercommissie openbaar geworden. Sommige prangende vragen weet de commissie te beantwoorden maar veel ook blijft ongewis.

Door onze redacteuren
HARM VAN DEN BERG en FLORIS VAN STRAATEN

DEN HAAG, 22 APRIL. Sinds oktober vorig jaar heeft de parlementaire enquêtecommissie naar de Bijlmerramp van 1992 zich een weg moeten banen door een woud van feiten, meningen en theorieën. Aan het einde van haar vandaag vrijgegeven rapport somt de commissie een lijst met maar liefst 89 theorieën op, waarmee ze werd geconfronteerd. De een is vaak nog buitenissiger dan de ander. Zo waren er mensen die betoogden dat de mannen in de veel besproken witte pakken niemand minder waren dan de Here Jezus en zijn discipelen. En de commissie koos als uitgangspunt om elke theorie serieus te benaderen.De commissie begon in het najaar 1998 aan de zware taak om duidelijke antwoorden te verschaffen op tal van klemmende vragen, die door de jaren heen voor steeds meer onrust waren gaan zorgen. In haar lang verwachte eindrapport, dat 414 pagina's beslaat, slaagt ze daarin maar ten dele.

Een cruciale vraag was die over het verband tussen de ramp en de vele gezondheidsklachten van mensen die zich langere of kortere tijd in de buurt van de plek des onheils hadden opgehouden.

Op dit punt heeft de commissie, spijtig genoeg voor zichzelf en de slachtoffers, weinig vooruitgang geboekt. Nog altijd staat immers volstrekt niet vast dat er zo'n verband bestaat, afgezien dan van een groep van zo'n honderd mensen die kampen met psychische klachten door hun traumatische ervaringen tijdens en meteen na de ramp.

Tegelijkertijd schrijft de commissie in haar eindrapport echter dat evenmin valt uit te sluiten dat zo'n verband bestaat. In de eindconclusies staat zelfs dat er een ,,directe relatie'' bestaat tussen gezondheidsklachten en de ramp. Maar elders staat alleen dat er een verband is tussen psychische klachten en de ramp. De commissie acht het wel degelijk mogelijk dat er een bepaald patroon schuilt in de vele honderden gezondheidsklachten. Ook in het geval van de relatief talrijke meldingen van auto-immuunziekten zou er zo'n verband kunnen zijn. Maar in het rapport staat ook dat de commissie geen eigen medisch- wetenschappelijk onderzoek heeft verricht, de onderbouwing van de stellig ontbreekt. Nader onderzoek is nodig, meent de commissie.

Het is pijnlijk voor de commissie dat ze de betrokkenen niet meer houvast kan bieden nadat die al jaren zijn geplaagd door onzekerheid. De commissie stelt de overheid overigens gedeeltelijk verantwoordelijk voor deze aanhoudende ongewisheid. Als die alerter had gereageerd op de klachten en betere voorlichting had gegeven omtrent de (afwezigheid van) risico's, zou er nooit zoveel maatschappelijke onrust zijn ontstaan over de zaak.

Een van de opmerkelijkste prestaties van de commissie is dat ze kans heeft gezien eindelijk de resterende vrachtdocumenten boven water te krijgen. De commissie heeft daarmee iets voor elkaar gekregen, wat opeenvolgende kabinetten nimmer is gelukt. Uit de gedetailleerde vrachtdocumenten van de noodlottige vlucht, die nog bij een expediteur in New York bleken te liggen, viel op te maken dat de gecrashte El Al-Boeing vanuit New York via Amsterdam geen speciaal gevaarlijke stoffen had vervoerd richting Tel Aviv.

Hiermee ontzenuwt de commissie de theorieën van mensen, die volhielden dat juist in het nog onbekende deel van de lading (20.000 kilo) van het vliegtuig stoffen hadden gezeten die de oorzaak vormden van de latere gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners en hulpverleners.

Overigens tekent de commissie hierbij aan dat zij geen uitspraken kan of wil doen over de feitelijke lading van het toestel. Doordat die op de avond van 4 oktober 1992 vrijwel volledig is verbrand, valt daar weinig meer met zekerheid over te zeggen. Het is theoretisch mogelijk dat de werkelijke lading afweek van de lading van de vrachtpapieren, maar hiervoor bestaan geen aanwijzingen.

Omtrent de eerdere pogingen de vrachtdocumentatie van de noodlottige El Al-vlucht te achterhalen stelt de enquêtecommissie dat ,,de inspanningen van de regering alle vrachtdocumentatie te krijgen tot onvoldoende resultaten heeft geleid''. Opvallend is dat ze in haar eindrapport nauwelijks terugkomt op haar opzienbarende beschuldiging van half maart dat El Al reeds jaren lang beschikte over een complete set van alle vrachtpapieren, zonder deze aan Nederland door te geven. Deze onthulling zette de betrekkingen tussen Nederland en Israel direct onder druk. El Al had eerder al rectificatie geëist van uitlatingen hierover van commissievoorzitter Th. Meijer. Meijer neemt vooralsnog echter geen woord terug van wat hij hierover heeft gezegd. De tekst die zijn commissie hanteert, wijst zelfs in een andere richting, door de vermelding dat de Israelische autoriteiten en El Al pas na de druk vanuit de commissie en de daarmee samenhangende publiciteit, bereid waren ,,inzage te geven in de resterende detailinformatie.''

Wat de berging betreft, concludeert de commissie dat deze in de beginfase naar omstandigheden goed is verlopen. Oud- burgemeester van Amsterdam E. van Thijn en zijn adviseurs hebben zich bij de rampenbestrijding echter ,,onvoldoende afgevraagd of er, naast de gemelde gevaarlijke stoffen in het vliegtuig, zich andere gevaren voor de betrokkenen konden voordoen''. Bovendien is de berging van elementen van het vliegtuigwrak ,,onzorgvuldig verlopen''.

De commissie vindt ook dat de ,,maatschappelijke reactie op de aanwezigheid van het verarmd uranium is onderschat''. Daarnaast zijn de risico's van verspreiding van verarmd uranium ,,onvoldoende herkend''.

Hoe hard de commissie de afgelopen maanden ook gewerkt heeft om de gewenste duidelijkheid te verschaffen, ook zij stuitte onvermijdelijk steeds op de omstandigheid dat er ruim zes jaar na de ramp veel feiten niet meer vielen te achterhalen. Er is dus bijvoorbeeld geen duidelijkheid gekomen over de mannen in witte pakken en ook de cockpit-voicerecorder kwam niet boven water.

Opvallend is de afwezigheid van de uitgewerkte transcripten van de geluidsbanden die bij de verkeersleiding op Schiphol werden gevonden. Het aanhalen van een klein gedeelte van deze band door commissielid Augusteijn (waar verkeersleiders beloofden informatie over giftige gassen en explosieven 'onder de pet te houden', red.) zorgde voor veel opschudding, maar later bleek dat de goede informatie tijdig op de juiste plek beschikbaar was. Destijds kondigde de commissie aan dat nog meer onthullingen van dit kaliber zouden volgen, maar die bleven uit.

NRC Webpagina's
22 APRIL 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad