|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Buitenlandse Zaken Duitsland
Stern
Nadir
|
Bettina Röhl, dochter van terroriste Ulrike
Meinhof, zoekt de waarheid van '68
'Joschka Fischer vreest dagelijks voor zijn hachje'
HAMBURG, 16 MAART. Plotseling verheft Bettina Röhl haar stem. Natuurlijk reageert ze allergisch op zo'n vraag. Waarom zou haar jacht op Joschka Fischer, de groene minister van Buitenlandse Zaken in Duitsland, iets met wraak te maken hebben? Waarom zou zij van haat zijn vervuld? "Haat hadden Fischer en zijn mensen toen ze in 1976 bij een demonstratie in Frankfurt een agent aanvielen." Ze waren niet beter dan hooligans, heeft een van de daders haar bekend. "Wie zo'n verleden heeft is getraumatiseerd." Bettina Röhl, 38, is de beroemde dochter van een beruchte moeder, Ulrike Meinhof. Net als haar moeder en haar vader is ze journaliste. Toen Bettina en haar tweelingzus Regine klein waren, zei haar moeder de journalistiek vaarwel en sloot zich aan bij een bewapende linkse splintergroep. Nadat ze had geholpen om Andreas Baader, leider van de Rote Armee Fraktion (RAF), uit de gevangenis te bevrijden, heette de links-radicale terreurorganisatie voortaan de Baader-Meinhofgroep. Bettina en haar zus groeiden op in de schaduw van het geweld. Ze was 5 jaar toen haar ouders scheidden, 7 toen haar moeder ondergronds ging en de kinderen bij een vriendin in Sicilië onderbracht, 10 jaar toen haar moeder wegens moord werd aangeklaagd, 11 toen ze haar voor het laatst in de cel zag en 13 jaar toen Meinhof zichzelf in de gevangenis ophing. Een brief voor de tweeling liet ze niet achter. "Had ze nooit van ons gehouden", vroeg Bettina zich in '95 af in Der Spiegel. Later hoorde ze dat haar moeder hen naar een Palestijns kamp voor wezen in Jordanië had willen sturen. Een vroegere huisvriend, Stefan Aust, de huidige hoofdredacteur van Der Spiegel, haastte zich naar Sicilië om de tweeling te redden en bracht ze naar hun vader in Hamburg - na de scheiding door moeder Ulrike alleen nog das Schwein genoemd. Toen Röhl begin dit jaar foto's publiceerde van Fischer, die tijdens zijn rebelse jaren met kameraden een agent in elkaar sloeg, stond ze in de Duitse pers al snel te boek als de 'doorgeslagen terroristendochter'. Waarom heeft deze vrouw de jacht geopend op Joschka Fischer, vroeg het boulevardblad Bild zich af. Uit wraak voor haar gestolen jeugd, beweerden psychologen. "Mijn jeugd heeft toch niets met Fischer te maken", zegt Röhl. Ze zit bij het raam in de lounge van hotel Vier Jahreszeiten in Hamburg - een dikke witte coltrui, strakke zwarte broek. Een behoedzame jonge vrouw, een eenzame strijdster die het heeft opgenomen tegen de populairste minister van Duitsland. "Sinds het verhaal over Fischers gewelddadige verleden boven tafel kwam is een hetze tegen mij begonnen. Uitgever Kiepenheuer wil mijn boek over de jaren zestig niet meer uitbrengen omdat ik Fischer - een collega-auteur - zou hebben beledigd. Wat is dat voor censuur?" Vele 68er, die nu machtige posities bekleden, worden niet graag herinnerd aan hun extreem-linkse verleden, zegt ze. "Ik heb als journalist alleen de waarheid willen zoeken en dat heeft tot een enorm debat gevoerd." Nee, Röhl heeft helemaal niet de indruk dat de kwestie-Fischer dreigt te verzanden. Justitie is een vooronderzoek begonnen tegen Fischer over een mogelijke valse getuigenverklaring in een RAF-proces. Zeven strafklachten, inclusief die van Röhl, zijn ingediend. Eindelijk wordt het gewelddadige verleden van de groene politicus tegen het licht gehouden, zegt Röhl. "Belangrijker is dat het onderzoek naar de omstandigheden van de demonstratie in 1976, naar aanleiding van de dood van mijn moeder, is heropend. Daarbij liep een agent levensgevaarlijke brandwonden op toen hij door 20 demonstranten werd aangevallen met molotovcocktails." Fischer was in de jaren '70 onder de links-radicalen van Frankfurt berucht om zijn Putzgruppe, zijn knokploeg. Hij werd met anderen na de demonstratie gearresteerd wegens poging tot moord, maar wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten. Röhl beweert over aanwijzingen te beschikken waaruit blijkt dat de huidige minister nauw bij de aanslag was betrokken, maar zwijgt voorlopig. "Eerst moet het klimaat veranderen zodat ik mijn kaarten op tafel kan leggen", zegt Röhl. De hysterie van de media vereist tactisch opereren. Het Fischer-virus waart immers rond, merkt ze. "De minister beschikt niet alleen over de macht van zijn functie, maar heeft ook contacten in justitiële kringen en de media. Veel getuigen zijn bang te worden bedreigd of hun baan te verliezen." Uiteraard zet ze haar onderzoek naar Fischers verleden voort. Ze krijgt talloze bemoedigende telefoontjes van politici, Groenen, christen- democraten, wetenschappers en honderden e-mails op haar website (www.bettinaroehl.de). Ook bellen hoofdredacteuren die zeggen: ga door, de feiten moeten boven tafel komen. Zelf schrikken ze voor publicatie terug, zegt Röhl schamper ("Tja, de minister..."). Ze heeft schoon genoeg van al die ooms en tantes uit de jaren zestig, die ze van de feestjes van haar ouders kent en die zelf met stenen of molotovcocktails hebben gegooid of thuis RAF-terroristen opnamen. "Ze generen zich en projecteren hun trauma's op mij." Trouwens, ze had een normalere jeugd dan velen denken, zegt Röhl. Na de reddingsoperatie uit Sicilië groeide ze op in Blankenese, de gegoede wijk van Hamburg waar eens ook haar moeder woonde. Ze ging naar een gymnasium, samen met dochters van reders en zonen van artsen. Er waren volop vrienden, verjaardagen, ze had pianoles en ze ging met vakantie naar Spanje en Sylt. Later studeerde ze geschiedenis en Germanistiek, in Hamburg en Italië. "Met 21 was ik geen drugsverslaafde, geestelijk ziek of radicaal. Ik zie geen ontsporing. Sorry, een beetje saai." Niet dat ze nooit pijn heeft gehad over vroeger, maar "het meeste" heb ik verwerkt, zegt ze. Haar boek Sag mir, wo du stehst, dat inmiddels af is, is vooral een zakelijk verslag over de generatie van '68 in Duitsland. Een tikkeltje autobiografisch ook. Zo schrijft ze onder andere over de zomer van 1968, toen ze met haar zusje en moeder in Berlijn woonde, en de "toenemende verwaarlozing van ons kinderen" begon. "We werden niet meer ordelijk aangekleed, 's morgens was er geen ontbijt, althans niet regelmatig en de woning werd een troep." Wel moest haar zus piano leren spelen en Bettina viool. De laatste resten burgerlijkheid die haar moeder nog bewaard had. Op de zaak-Fischer stuitte ze toevallig. Voor haar boek met Zeitzeugen voerde ze meer dan tweehonderd vraaggesprekken en niet met de minsten zoals de oud-kanseliers Helmut Schmidt (SPD) en Helmut Kohl (CDU), Gregor Gysi (PDS), Wolfgang Schäuble (CDU), de inmiddels overleden Ignaz Bubis van de joodse gemeenschap, president Johannes Rau - een vroegere bekende van haar moeder uit de anti- atoombeweging - en met Fischer. Na het gesprek met Fischer, voorjaar 1998, was ze "geschokt". "Hij voerde een act op. Hij deed of ik de reïncarnatie was van Ulrike Meinhof, probeerde me wijs te maken hoe erg het in Duitsland in de jaren zeventig was. Alsof het allemaal nazi's waren. Hij bekende in het gesprek dat hij gewelddadig was geweest. Dat heeft me geschokt. Mij bleek dat hij nog grote problemen had met zijn verleden." Toen vlak voor de verkiezingen van 1998 de geruchten over Fischers gewelddadige verleden de kop opstaken, dacht Röhl: zou het dan toch kloppen? Ze schreef een politiek artikel waarin ze zich afvroeg of een politicus, die het ministersambt ambieert bij zulke ernstige verwijten ("mogelijke poging tot moord") geen openheid van zaken moest geven. Maar de bladen voor wie zij het verhaal maakte - Stern, Focus, Frankfurter Allgemeine Zeitung - schrokken terug voor publicatie. "We willen toch niet vlak voor de verkiezingen, nu Kohl op het punt staat te worden afgelost, de aanval op een nieuwe minister openen, kreeg ik te horen." Ze werd betaald, maar het artikel werd niet geplaatst. Daarna begon ze een onderzoek. Ze sprak met krakers van toen, demonstranten en leden van Fischers knokploeg. Ze ontdekte foto's, documenten, filmmateriaal en vond een getuige uit een kraakpand, die zei dat Fischer al in 1973 molotovcocktails wilde inzetten tegen de politie. Ze publiceerde in Stern en ook op televisie werden items over de kwestie uitgezonden. Maar overal zijn "krachten" aan het werk om haar bevindingen onder tafel te vegen, meent Röhl. "Overal zitten '68er die geen belang hebben bij de waarheid." Maar Röhl weet: "Fischer vreest dagelijks voor zijn hachje. Ook de media zijn nu volop bezig. Elke dag kan het belastende materiaal boven water komen." Bekruipt Röhl soms niet de angst ook maar een vleugje van het fanatieke pathos van haar moeder te hebben? "Nee, eigenlijk niet", zegt ze peinzend. Dan: "Ik ben niet extreem, ook geen romanticus. Ik houd niet van links-radicalen, niet van rechts-radicalen en ik houd er niet van om voor de lol mensen om te brengen. De mannen op de foto met Fischer vonden het wel leuk om mensen te slaan, geweld te gebruiken, oorlog te spelen."
Zie ook:
Stappen justitie tegen Fischer (16 februari 2001) |
NRC Webpagina's 16 MAART 2001
|
Bovenkant pagina |
|