|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Buitenlandse Zaken Duitsland
Stern
|
Fischer brengt zichzelf in opspraak
BERLIJN, 4 JAN. "Ja, ik was militant. We hebben huizen bezet en toen die moesten worden ontruimd hebben we ons verzet". Joschka Fischer, de Groene minister van Buitenlandse Zaken in Duitsland, bekent ook dat hij " stenen heeft gegooid". "We werden in elkaar geslagen, maar we hebben flink teruggemept." En molotov-cocktails naar de politie? "Beslist niet", zegt Fischer. Voor het eerst sinds hij minister is in het rood-groene kabinet van bondskanselier Gerhard Schröder pakt Fischer (52) in een vraaggesprek, met het weekblad Stern, uitvoerig uit over zijn linkse verleden in de jaren zeventig als 'Sponti' in de krakersbeweging. Ook zijn foto's afgedrukt van demonstraties waarop hij met een zwarte motorhelm staat en uithaalt om een agent een klap te geven. In het interview geeft Fischer toe geweld "verleidelijk" te vinden. Op het moment dat je toeslaat treedt een mechanisme in werking, waarbij je macht voelt. Dat is verleidelijk, vooral bij jonge mannen." Fischer heeft daaruit de les getrokken, dat de uitoefening van geweld "institutionele barrières vereist en democratische controle". De oppositionele CDU/CSU is gechoqueerd en eist het aftreden van de minister. Over Fischers roerige verleden als aanvoerder van krakers zijn talrijke boeken gepubliceerd met sensationele titels als Wir sind die Wahnsinnigen. Daarin komen echter voornamelijk vroegere kameraden en vooral tegenstanders van de Groene politicus aan het woord. Fischer zelf nauwelijks. Ditmaal kon de populaire politicus een publieke confrontatie over zijn opstandige verleden niet langer uit de weg gaan. Over twee weken moet Fischer in Frankfurt immers als getuige voor de rechter verschijnen in het proces tegen de RAF-terrorist (Rote Armee Fraktion) Hans-Joachim Klein. De links-radicale Klein wordt beschuldigd van deelname aan de aanslag onder leiding van de topterrorist 'Carlos' op de conferentie van OPEC- ministers in Wenen (1975) waarbij drie mensen werden gedood. Klein, die Fischer zijn " vriend" en "voorbeeld" noemt, zou destijds met Joschka in de zogenaamde 'Putzgruppe' actief geweest zijn - een knokploeg die bij krakersacties en demonstraties tegen de politie optrad. Ook zou Klein twee jaar eerder, in 1973, in een van Fischer geleende auto wapens hebben vervoerd waarmee de zogenaamde 'Revolutionaire Cellen' later een minister van Economische Zaken van de deelstaat Hessen hebben vermoord. Fischer maakt er tegenover Stern geen geheim van dat hij destijds een vechtjas was. In het blad Befreiung und Militanz (1977) schreef hij aan zijn lust erop los te slaan "een sadistisch genoegen" te beleven. Gewapende strijd en terrorisme heeft hij altijd scherp van de hand gewezen en politiek heftig bestreden, zegt Fischer. "Vechten betekende destijds demonstreren, tegen het geweld van de staat demonstreren, die we omver wilden werpen. Er vlogen stenen rond, men werd in elkaar geslagen." Zelf deelden Fischer en zijn bendeleden ook flinke klappen uit. Dat heeft hij nooit verzwegen, zegt hij. "Tegelijkertijd discussieerden we steeds met degenen, die richting terrorisme dreigden af te glijden. Daartegen hebben we ons in de scene massaal verzet". Fischer vond dergelijk links-radicalisme verkeerd, ja zelfs neigen naar "zelfmoord". Als Stern de minister voorhoudt dat juist zijn vriend Klein, die als meeloper in de terroristische scene te boek stond, vooral in Fischer een voorbeeld zag, reageert de Groene geërgerd. "U zit er helemaal naast. Het was juist andersom. We waren destijds juist geschokt dat Klein na de OPEC- aanval met een buikschot op de voorpagina van Bild opdook. We hadden er toch de hele tijd juist aan gewerkt om in hemelsnaam deze stap richting gewapende strijd, naar terrorisme, niet te zettn". Als Fischer geweten had dat Klein in zijn auto wapens zou vervoeren, had hij hem zijn auto nooit geleend.Overigens wil Fischer niet verhelen geen pacifist te zijn en het ook nooit te zullen worden. Soms zijn er goede redenen zich te verzetten, meent Fischer, hoewel hij geweld slechts "een uiterste middel" vindt. Zijn acties moeten in de context van de situatie in het toenmalige Duitsland worden gezien, meent hij wijzend op Vietnam, beroepsverboden, de moordaanslag op Rudi Dutschke en de verdenking van continuïteit tussen de nazi-periode en de Bondsrepubliek. "Het was een tijd waarin op de studentenleider Rudi Dutschke werd geschoten, een tijd van de hardste confrontaties, waarin openlijke haat tegen studenten werd geuit. Voor ons toonde de Duitse democratie een gezicht waarin de continuïteit met het nationaal- socialisme weer opflakkerde." Daardoor was de vijandigheid tegenover de staat geen kwestie meer van theorie, zegt Fischer. De christen-democratische oppositie heeft de uitlatingen van Fischer aangegrepen om diens ontslag te eisen. "Deze man is als minister van Buitenlandse Zaken onhoudbaar", reageerde Wolfgang Bosbach van de CDU/CSU-fractie in de Bondsdag. Hij eist van kanselier Schröder een verklaring hoe hij de "internationale geloofwaardigheid" van zijn minister nog denkt te kunnen handhaven.
|
NRC Webpagina's 4 JANUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|