R A D I O & T E L E V I S I E
|
NIEUWSSELECTIE Televisie
|
O O G I N O O G :
Liefdadigheid op een koopje
Door FRITS ABRAHAMS
,,Iedereen verwachtte dat wij huilende mensen op de bank zouden zetten, en dat wij hen dan van schulden gingen verlossen. Dat hebben we niet gedaan. Wij willen niet weer een nieuwe vorm van emotietelevisie uitmelken.'' Ik zet gisteren de derde aflevering van Make my day aan en wat zie ik? Huilende mensen op de bank. Die van hun schulden worden verlost. Een nieuwe vorm van emotietelevisie dus, die uitgemelkt zal worden tot de memmen van producent John de Mol er vaal en slap bijhangen. Bij De Mol moeten ze het wat magertjes hebben gevonden: mensen die we, zoals in de openingsuitzending, alleen aan de telefoon konden horen snikken. De emotie bleef zodoende teveel op afstand, terwijl de huiskamer juist zo'n ideale afvalemmer is voor de rauwe gevoelens van beknelde medeburgers. Tranen moet je kunnen zien, aan de telefoon blijft het onsmakelijk gesnotter. Make my day dient ogenschijnlijk een sympathiek doel. John de Mol is slim. Hij weet hoe je een groot publiek moet paaien. Maak de luitjes week en sentimenteel met andermans ellende, houd ze tegelijk een grote worst voor waar ze met enig geluk in mogen happen, en sus de gewetens, inclusief die van jezelf, met 'het goede doel'. Robert ten Brink zamelt tijdens de uitzending geld in voor drie mensen die 'buiten hun schuld in de schulden zijn geraakt'. Doodzielige gevallen, uiteraard. Mensen die je je laatste cent zoudt willen geven, al was het maar om van je schuldgevoelens af te komen. Mensen met zieke kindjes, met reuma, met een mishandelende echtgenoot. Ze weten niet wat vakantie is, hoe ze het einde van de maand halen is al een raadsel, want ze moeten rondkomen van een paar tientjes per maand. Wie is er tegen dat zulke mensen geholpen worden? Niemand natuurlijk. De vraag is alleen of er andere manieren zijn te bedenken - ook door Veronica - waarop dat zou kunnen. Minder gênante manieren, als het even kan. Die manieren zijn er wel, maar het nadeel ervan is - althans, voor John de Mol - dat ze in minder kleffe programma's resulteren. De jeu raakt er een beetje af als je bijvoorbeeld geld zou inzamelen voor een fonds van waaruit je anonieme mensen steunt. Het moet tenslotte wél amusement blijven. Het is bovendien de bedoeling dat ook anderen er wijzer van worden: niet alleen John de Mol en zijn stal, maar ook de kijkers thuis en de sponsorende bedrijven. Dat is het opvallende van dit programma: iedereen helpt alleen op voorwaarde dat hij er zélf beter van kan worden. De mensen thuis wordt geld afgetroggeld met het vooruitzicht van een vette prijs of de mogelijkheid van (tot 10 mille) gratis winkelen. Terwijl de drie armlastigen in de studio met angst en beven afwachten of ze van hun schulden worden verlost, horen we een kijker telefonisch tegen een cameraploeg in een grote winkel roepen: ,,Hebbe! Hebbe!'' Deze kijker krijgt een paar minuten de tijd om alles wat zijn hebzucht opwekt, naar zijn hol te laten verslepen. Met de sponsors is het niet anders gesteld. Zij steunen alleen als hun naam met hoofdletters gespeld wordt. In de uitzending van gisteren kreeg een reumalijdster een nieuwe auto aangeboden. ,,Deze auto is ons gratis ter beschikking gesteld, en voor wat hoort wat'', zei Ten Brink. Waarna een reclamespot volgde van de Mazda-dealer, waarin deze in eigen woorden mocht uitleggen waarom hij zo genereus was geweest. Wat mij bij dit alles nog het meest verbaast, is de krenterigheid van Veronica en De Mol zélf. Het schijnt niet bij ze op te komen dat ze zo'n autootje ook uit eigen zak zouden kunnen betalen, waarmee ze zich een beschamende bedelpartij bij een autodealer zouden besparen. Alles moet op een koopje - ook liefdadigheid. Aan het slot van alle heisa blijkt er dan een ton te zijn ingezameld. Iedereen is tevreden, want het heeft niemand wat gekost.
T V V O O R A F : Wezenloze cavalcade uit modern Berlijn
RAYMOND VAN DEN BOOGAARD
Het is een interessante conclusie, maar het valt te betwijfelen of veel kijkers naar Berlijn: tempo! tempo! tempo! hem zullen halen. Want zelden heb ik een documentaire gezien waarvan de makers erin geslaagd zijn hun materiaal (goed onderwerp, uitstekende presentator, boeiende geïnterviewden, adembenemende archiefbeelden) zo drastisch om zeep te helpen. Voor een belangrijk deel moet dat het camerawerk en de montage worden verweten. In de documentaire worden flinke delen getoond uit Walter Ruttmanns 'Berlin, die Sinfonie einer Grosstadt' uit 1927, een buitengewoon spannende en ritmische film, waarover de Utrechtse hoogleraar William Uricchio bovendien uiterst boeiend kan vertellen. Ik wil graag aannemen dat tegen het meesterwerk van Ruttmann niet valt te concurreren. Maar zo zielloos, willekeurig en uitgesproken saai als de nieuw-gedraaide beelden van deze film zijn, hoeft nu ook weer niet. Waarom al die trage camerabewegingen, gedraaid door iemand die niet alleen geen vaste hand heeft, maar kennelijk ook niet de flauwste notie waarop hij de camera moet richten? En waarom moeten zelfs geheel levenloze beelden - een watertoren bijvoorbeeld - vier seconden of langer op het scherm blijven staan? Zo saai is het hedendaagse Berlijn nu ook weer niet. Over de regie van het programma valt niet veel beters te zeggen. Uricchio bijvoorbeeld is geïnterviewd staande in een bos waar op de bomen slordig foto's zijn geprikt. Nog erger wordt het als presentatrice Cox Habbema de Duitse zangeres Gisela May interviewt in een of ander gebouw en er ongedwongen gewandeld moet worden. Van de gespreksgenoten maakt zich zichtbare paniek meester, maar dat is nog niets in vergelijking met de ontreddering van de cameraman, die er niet langer meer in slaagt ook maar iets aanvaardbaar in beeld te brengen. Over het ontstaan van het moderne Berlijn aan het eind van de vorige eeuw wordt in de film nauwelijks iets gezegd, van het hedendaagse Berlijn nauwelijks enige indruk gegeven. Wat daartussen ligt blijft onduidelijk. De programmamakers zijn er kennelijk vanuit gegaan, dat als je maar voldoende interessante onderwerpen en personen door elkaar klutst en vermengt met wat willekeurige plaatjes uit Berlijn, er vanzelf een hoogstaande, culturele uitzending ontstaat. Het resultaat is wezenloze cavalcade van beelden en uitspraken.
Kosmopolis. Berlijn: tempo! tempo! tempo! Ned.3, RVU, 21.02-21.52u.
F I L M V O O R A F : Trading Places
In Trading Places komt geen enkel personage voor dat niet uitsluitend door geldelijke motieven wordt voortgedreven, al is het maar om het symbolische bedrag van een weddenschap. Het is kerstmis in Philadelphia , de statige zetel van de gebroeders Duke (Ameche en Bellamy) twee schatrijke makelaars in landbouwprodukten. In de herensociëteit raken ze met elkaar in discussie over de vraag of hun jonge zaakwaarnemer Louis Winthorpe III (gespeeld door Dan Akroyd) zijn carrière nu aan een goede afkomst heeft te danken, of aan zijn eigen capaciteiten. De broers besluiten tot een proef op de som. Met alle machtsmiddelen die hun ten dienste staan wordt Winthorpe de goot in gewerkt en een louche armoedzaaier (Eddie Murphy) in zijn plaats geïnstalleerd. Zal de door het ingrijpen van zijn voormalige bazen aan lager wal geraakte Harvard-student Winthorpe het pad van de misdaad inslaan? En zal de straatwijsheid van de bedelaar voldoende zijn om hem tot een geslaagd en eerzaam zakenman te maken? Murphy en Akroyd maken beide verrukkelijke creaties van hun karikaturale personages; dat geldt ook voor hun gemeenschappelijke bondgenote, een-hoertje-met-een-hartje-van-goud, gespeeld door Jamie Lee Curtis. Al is met name de ontknoping nu niet bepaald een wonder van scenariokunst en leunt de butler van Denholm Elliot wel wat zwaar op het succes van Arthur, toch is Trading Places een aardige filmkomedie. (Deze Film vooraf is gebaseerd op een bespreking van Hans Beerekamp ten tijde van het uitkomen van de film). Trading Places (VS, 1983, John Landis), BBC, 23.30-1.20u.
|
NRC Webpagina's
7 MEI 1997
|
Bovenkant pagina |