Biologie in Ness-Ziona |
Intentie Al met al lijkt er voldoende reden om het onderzoek in Israel met grote oplettendheid te volgen en stil te staan bij de vraag: moet al dit werk als louter defensief, hoogstens ‘verkennend', beschouwd worden of zijn er ook offensieve kanten aan te ontdekken? Veel deskundigen, met Erhard Geissler in Berlijn als exponent, beschouwen dit als een zinledige vraag. Het zal je pas lukken om een offensief programma aan te wijzen als je de feitelijke ‘weaponization' vindt, zegt Geissler. Het voornaamste onderscheid tussen defensief en offensief onderzoek zit hem in de intentie van de onderzoeker. Wie een waterdichte verdediging wenst tegen een aanval met CBW-wapens zal alle aspecten van het militaire gebruik van die wapens moeten leren kennen. Wie anderzijds besluit tot een offensief programma zal in de eerste plaats de eigen troepen tegen de eigen wapens moeten beschermen. Bijna alles wat offensief ìs kan defensief geduid worden. De laatste jaren lijkt deze opvatting terrein te verliezen. Zelfs het Amerikaanse ‘Armed Forces Medical Intelligence Center' werkt aan criteria waaraan laboratoria in verdachte staten getoetst kunnen worden. Voor een oordeel over de bedoelingen van het IIBR is een soortgelijke inspanning van de Amerikaanse hoogleraren Keith Yamamoto (University of California) en Jonathan King (MIT) bruikbaarder. Zij hebben er in hun publicaties onder meer op gewezen dat er nauwelijks defensief belang is te vinden in voortdurende pogingen om toxinen en micro-organismen langs chemische of genetische weg te veranderen (zoals het IIBR doet). En dat de bereiding van vaccins niet als onderdeel van een defensief programma is te ‘verkopen' (zoals het gebruik is) als toch niet overwogen wordt die vaccins te gaan produceren. Yamamoto die in 1988 samen met de journalist Charles Piller het beweerd defensieve karakter van het Amerikaanse BW-onderzoek analyseerde (en grote twijfels hield) noemt het zogeheten ‘micro-encapsuleren' als een techniek die vooral voor offensief onderzoek interessant is. De techniek wordt gebruikt om toxinen of bacteriën, die vaak erg gevoelig zijn voor licht, zuurstof of uitdroging, in te kapselen in een beschermend materiaal dat pas later in het terrein of in de longen openbreekt en zijn inhoud vrij geeft. Het is veelzeggend dat het IIBR al voor 1980 onderzoek deed aan microcapsules die zich onder invloed van zonlicht openden. Vanaf dit onderzoek lopen ononderbroken lijnen naar het micro-encapsuleren van bacteriën die insectenplagen moeten onderdrukken (in de landbouw) en het incapsuleren van cobra-gif (voor therapeutische toepassing). Even nuttig voor het gebruik van bacteriën als strijdmiddel is de techniek van het vriesdrogen die als conserveringstechniek voor bacteriën in de jaren vijftig ingang vond en direct een opvallende belangstelling kreeg van de defensie-laboratoria. Ook het IIBR nam de techniek al eind jaren vijftig in onderzoek. Dat het toen al ging om een studie naar de mogelijkheid om gevriesdroogde bacteriën, die bij het vriesdrogen hun kiemkracht behouden, uiteindelijk als aerosol (een nevel van deeltjes) te verspreiden, is pas expliciet duidelijk geworden uit een IIBR-publicatie van 1994. Het is niet voor niets dat de Verenigde Naties Irak het gebruik van micro-encapsulerings- en droogvriestechnieken verboden hebben.
|