NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 


Biologie in Ness-Ziona

Israel werkt aan biologische wapens

Methode

Referenties

Links

Extra uitleg

Zie ook:
Artikelen over de lading
van de 'Bijlmer El Al'

Enkele aantekeningen bij het onderzoek naar de activiteiten van het Israel Institute for Biological Research

Extra uitleg

Het onderzoek naar de kweekmogelijkheden en milieu-eisen van muggen, teken en rattenvlooien was in handen van de onderzoekers S. Akov, J. Margalit en R. Galun. Er werd over gepubliceerd in de jaren 1960 - 1975. Margalit is daarna naar de Ben-Gurion University gegaan, Galun naar de Hebrew University, maar beiden zijn nog op het oude terrein actief. Later vond J. Peleg een mogelijkheid om muggencellen in cultures, dus ‘in vitro', te kweken (Nature, 24 april 1965). De weefselkweken bleken bruikbaar voor de vermenigvuldiging van diverse virussen en worden waarschijnlijk nog steeds gebruikt.

Veel van de virussen die door IIBR-medewerkers werden en worden bestudeerd zijn zogenoemde arbo-virussen (arbo = arthropode born), dat zijn virussen die door allerhande geleedpotigen worden overgebracht. Daaronder vallen bij voorbeeld het West Nile virus, het Sindbis virus, het Rift Valley virus, het Semliki Forest virus en de verwekker van Western Equine Encephalomyelitis. Het Lassa virus, een arenavirus, heeft de rat als reservoir. Stuk voor stuk prijken deze virussen al jaren op de lijsten van buitenlandse programma's voor biologische oorlogsvoering. Israelisch onderzoek naar de afweer tegen Sindbis en West Nile virus werd in 1966 mede door het ‘U.S. Department of the Army' gefinancierd. (Israel journal of medical science, juli-augustus 1966). Over de verwekker van de pest, Yersinia pestis (lange tijd Pasteurella pestis genoemd), is vanaf 1958 gepubliceerd door de IIBR-onderzoekers R. Ben-Gurion, I. Hertman, M. Elgat en D. Zitman. De laatste publicatie (R. Ben-Gurion met A. Shafferman, de huidige directeur) is van 1981.

Over anthrax (miltvuur), verwekt door de bacterie Bacillus anthracis, werd geen artikel van het IIBR gevonden. Sinds 1992 publiceert de Tel Aviv University over de vroege herkenning van, en de bescherming tegen, anthrax. Het onderzoek (van E. Rubinstein en I. Novikov) lijkt een impuls te hebben gekregen van de emigratie naar Israel van de Moldavische onderzoeker E.N. Shlyakhov (of Shliakhov) die al sinds 1965 in het Russisch over anthrax publiceert. (De Sovjet-Unie heeft een zeer langlopend en zeer omvangrijk anthrax-onderzoek). In het tijdschrift Vaccine (april-mei 1997) wordt melding gemaakt van de vaccinatie van maar liefst 2596 proefpersonen met levend anthrax-vaccin. Mogelijk is dit het vaccin dat in een Israelische televisie-uitzending van februari 1998 (transcriptie via BBC) aan ‘Ness Ziona' is toegeschreven.

Het IIBR heeft ook een aantal dierziekten in het programma: African swine fever en de pluimveeziekten Newcastle disease, Marek's disease en ‘fowl cholera'. De eerste twee staan bekend als BW-agentia. (In de Internet-studie is niet gezocht naar plantenziekten.)

Ook de toxinen die Israel al sinds 1960 onderzoekt zijn bekend van de lijsten van BW-wapens zoals die onder andere in diverse SIPRI-studies zijn gepubliceerd. Het onderzoek ontwikkelt zich steeds op dezelfde wijze. Eerst worden de giffen (uit slangen, schelpen, algen, koraal, schorpioenen, etc.) geïsoleerd, gezuiverd, geanalyseerd en in heel algemene zin op hun werking getoetst. Daarna worden pogingen ondernomen de stoffen chemisch zo te wijzigen dat verbindingen ontstaan met geheel nieuwe eigenschapen. Het IIBR publiceerde niet over botuline, maar wel over het bacteriële shigatoxine dat van een gelijke giftigheid is. Vermeldenswaard is dat IIBR-onderzoeker Moshe Leitner als auteur is opgenomen in een artikel van het Weizmann Instituut (Immunol Lett., mei 1989) waarin beschreven wordt hoe men erin slaagt delen van het shigatoxine door de bacterie Escherichia coli te laten produceren. In de VS wekte een verzoek van het Amerikaanse ministerie van defensie om iets soortgelijks te mogen doen in 1983 veel commotie. (Zie: Gene Wars.) IIBR-onderzoeker Raphael Fass beschrijft in ‘Applied Microbiology and Biotechnology' van april 1995 een succesvolle poging om de difterie-bacterie Corynebacterium diphteria tot extra productie van (overigens verminkt) difterie-toxine aan te zetten. Een aantal van de krachtigste ‘incapacitantia' waaraan het IIBR onderzoek deed en doet grijpt aan op de prikkeloverdracht tussen zenuwen en spieren. Op datzelfde mechanisme grijpen ook zenuwgassen aan en daarom zijn sommige van de incapacitantia (zoals de gevaarlijke hallucinogeen fencyclidine) ook van waarde in de bescherming tegen zenuwgas. Toen het IIBR er voor het eerst over publiceerde (J.Med.Chem, mei 1969) was dat effect nog nauwelijks of niet bekend.

Het IIBR behoort tot de allereerste instituten die onderzoek deden naar de techniek van het vriesdrogen (freezedrying, lyophilization) als middel om bacteriën in droge toestand voor lange tijd kiemkrachtig te houden. Voor het opbouwen van een BW-arsenaal aan bacterie-preparaten is dat van grote waarde, anders moet het programma beperkt blijven tot de inzet van sporenvormers (zoals anthrax) of van verse cultures. De eerste IIBR-publicatie over vriesdrogen is van de hand van M.B. Lion en E.D. Bergmann (J.gen.Microbiol.(1961),24,191). Later wordt het onderzoek overgenomen door O. Novick, A. Kohn en E. Israeli. Weer later sluit J. Gitelman zich aan. In de in 1994 uitgebrachte bundel ‘Chemical warfare medicine' (geredigeerd door Y.L. Danon en J.Shemer, beide van het Medical Corps van de Israelische strijdkrachten) brengen Israeli en Gitelman een beschouwing over de overleving van gevriesdroogde bacteriën in aerosols. (Toe te passen in de industrie en de land- en bosbouw, schrijven zij.) Israeli publiceert de laatste jaren ook over het gunstig effect dat de suikers trehalose en sucrose kunnen hebben op de overleving van gevriesdroogde bacteriën.

Ook aan de techniek van het ‘micro-encapsuleren' is het IIBR vroeg begonnen. Microcapsules beschermen hun inhoud, ziektekiemen of toxinen, tegen de inwerking van warmte, licht, zuurstof en uitdroging. Ze worden voor de ‘weaponization' van toxinen onontbeerlijk genoemd. Al in 1981 publiceren E. Mathiowitz en A. Raziel over microcapsules die zich, dankzij gasontwikkeling, in zonlicht openen (Journal of applied polymer science, 1981, 26, 809). Kort daarna publiceert Mathiowitz vanuit het Weizmann Instituut en omstreeks 1986 vanuit het MIT in Boston (waar zij nu hoogleraar is). Rond die tijd vervolmaakt de (dan) ex-IIBR-medewerker Zvi Pelah (voorheen Pelchowicz) de techniek op de Ben-Gurion University of the Negev. Hij en compagnon Arie Marcus hebben diverse Amerikaanse patenten op hun naam, evenals Mathiowitz.

Er waren maar weinig IIBR-artikelen te vinden over de bereiding en de eigenschappen van aerosolen, dat zijn de fijne nevels van stof of druppeltjes waarin zenuwgassen en bacteriepreparaten worden gebracht om er een tegenstander mee te bestoken. Op 15 november 1964 publiceerden de IIBR-onderzoekers O. Novick (die later ook aan het vriesdrogen zou werken) en E. Shalem in het tijdschrift ‘Experientia' over een methode om het volume van aerosol-druppeltjes te bepalen, een elementair gegeven. In september 1989 publiceren R. Reicham, E. Eyal en N. Dayan in ‘Soil Science' de resultaten van een laboratoriumonderzoek naar het effect van de grootte van aerosoldruppeltjes op hun persistentie in de bodem. Het betreft landbouwkundig onderzoek, noteren zij, maar het is interessant dat zij voor hun experiment gebruik maken van methylsalicylaat, een stof die veel wordt gebruikt voor het nabootsen van zenuwgas.

Voor dat laatste werd in de VS ook vaak de verbinding DMMP (dimethyl methylfosfonaat) gebruikt, dat is de stof die in de verongelukte El Al Boeing aanwezig was. Internet biedt veel literatuur over DMMP, niet in de laatste plaats dankzij Leonard A. Cole die de stof een prominente rol geeft in zijn boek ‘The eleventh plague'. DMMP is veel als ‘simulant', dus als surrogaat, voor Sarin in veldproeven gebruikt in het Amerikaanse CBW-centrum Dugway Proving Ground. Werknemers die er, onbedoeld, mee werden besproeid ontwikkelden later tal van lichamelijke klachten. Het IIBR houdt uitdrukkelijk staande dat de partij uit de Boeing niet bedoeld was als grondstof voor zenuwgas maar als middel om er grote filterinstallaties mee te testen. Een andere mogelijkheid is dus dat het, zoals in de VS, voor veldproeven werd gebruikt.

Dat ‘Ness-Ziona' wel degelijk veldproeven doet valt af te leiden uit de lezing die de IIBR-medewerkers S. Egert, D. Peri en Y. Baumgarten eind oktober vorig jaar hielden in het Amerikaanse CBW-centrum Edgewood over ‘Standoff detection of SF6 dispersion over a complex land pattern'. (SF6 is een onschuldig gas.) Dezelfde ploeg publiceert soms ook over lidar-metingen aan de ozonlaag. De lidar-techniek blijkt een veelbelovende techniek voor het op tijd signaleren van laag bij de grondse nevels die uit aerosolen zenuwgas of bacteriën bestaan. Zowel de Ben-Gurion University (Shlomo Efrima) als de Hebrew University (Ariel Cohen) werkt in de ontwikkeling van de techniek samen met het Amerikaanse Edgewood. Bij die van de Hebrew University valt dat nauwelijks op want het gaat om lidar-onderzoek aan gewone regenwolken (Applied Optics, 20 maart 1995). Maar de partners zijn Rafael (van het Israelische ministerie van defensie) en de Science and Technology Corporation. Dat laatste is een dochterbedrijf van Edgewood.

Opmerkelijk is het stuk dat de onderzoekers I. Gallily, M. Pekarevitch en E. Gavze in de ‘Journal of aerosol science' (1989, vol.20, nr.8, 1003) publiceerden onder de vlag van de Hebrew University. Het betreft een theoretisch onderzoek aan niet-sferische aerosoldeeltjes van 0,8 bij 4 micron en een dichtheid van 1 gram per kubieke centimeter. Dit komt ruwweg overeen met de eigenschappen van Bacillus-sporen. In de VS zijn veel veldproeven genomen met onschuldige Bacillus-soorten (zoals B. subtilis) om het gedrag van anthrax-sporen te kunnen voorspellen. Ook van de enigszins verontrustende aandacht die E.Israeli heeft voor de overleving van genetisch gemodificeerde bacteriën in de natuur gaat de suggestie uit dat wel veldproeven met levende bacteriën worden genomen.

De grote verrasing was dat Israel al vóór 1950 onderzoek deed aanacetylcholinesterase, het enzym dat door zenuwgas wordt geblokkeerd. In 1950 publiceerde Felix Bergmann van de Hebrew University al over een speurtocht naar stoffen die het enzym remmen (J.Biol.Chem.), vooral om inzicht in de structuur ervan te krijgen. Van het IIBR-onderzoek naar organische fluor- en fosforverbindingen (stoffen verwant aan zenuwgassen) wordt vanaf ongeveer 1955 verslag gedaan in lange reeksen genummerde artikelen in de ‘Journal of the chemical society'. Het kan vakgenoten onmogelijk zijn ontgaan wat het doel was van dit onderzoek. In 1961 beschrijft Zvi Pelchowicz (later: Zvi Pelah) de reactie tussen DMMP en verwante verbindingen met thionylchloride: een essentiële stap in de synthese van Sarin. In veel van de artikelen staat Ernst David Bergmann, ‘de vader van de Israelische kernbom', als co-auteur of zelfs als eerste auteur genoemd. Door de jaren heen ziet men zijn positie veranderen. Eerst publiceert hij nog onder de naam van het Daniel Sieff Research Institute in Rehovot (de voorloper van het Weizmann Instituut), in 1955 staat hij bij het ‘Scientific department' van het ministerie van defensie en een jaar later bij de ‘Department of organic chemistry'van de Hebrew University. Bergmann stierf in 1975. Er is een prijs naar hem genoemd waarin de door hem op gang gebracht goede samenwerking met de Verenigde Staten wordt levend gehouden.


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) 27 FEBRUARI 1999